gen, wat in deezen dreigenden en dringenden nood te doen stondt.
Osman, de Veldoverste zyner Legermagt, een trotsch en dapper Man, riep terstond: ‘Oorlog! Oorlog moet 'er verklaard worden! Laat de wreede tamerlane komen, - hier, hier is het, dat hy Mannen zal aantreffen, die in staat zyn om eindelyk zynen hoogmoed te vernederen! Niemand onzer, ô ibrahim! die zal weigeren zyn laatsten druppel bloeds te storten voor U, voor uwe Kinderen, voor ons Land, voor onze Woonsteden. De stoutmoedige vyand zal ondervinden, hoe hard het valle, te vegten tegen een Volk, 't welk beslooten heeft, liever alles te waagen, alles op te offeren, dan zich te onderwerpen aan zyn wreed en afschuwelyk juk.’
Wanneer de moedige en dappere Krygsheld zich nedergezet hadt, rees usbek, 's Konings Schatbewaarder, op, en sprak: ‘ô Ibrahim! ik ben zo gereed als iemand uwer Dienaaren om myn bloed te storten, myn leeven op te offeren, indien gy tot den Oorlog besluit, en denkt door dit middel ons te kunnen redden. Nogthans, hoe kan ons Volk, zo veel minder talryk, door een langen Vrede den Oorlog geheel ontwend, zich verzetten tegen een zo magtig Leger, gewoon te overwinnen, en vuurig door herhaalde zegepraalen? Het komt my raadzaam voor, den Vrede te verzoeken van den wreeden tamerlane, indien deeze verhoopt kon worden, en men ontheeven kon blyven van de ondraaglykste slaaverny. Ik zie geen open dan in de vlugt. Uw Persoon, uwe Schatten moeten ten spoedigsten geborgen, en na elders, in een veilige wyk, gebragt worden. Wy, als getrouwe Onderdaanen, zullen u volgen, werwaards gy ook verkiest heen te trekken. Tamerlane zal zich niet lang onthouden in een van Schatten ontledigd Ryk; zyne Eerzugt zal hem aandryven tot het maaken van verder afgelegene vermeesteringen; en wanneer de Oorlogsstorm voorby is, zal de goede Hemel ons den weg openen om tot ons Land en onze Bezittingen weder te keeren.’
De gevoelens der Ryksgrooten waren verdeeld tusschen deeze twee tegen over elkander staande Partyen. Eenigen lieten zich sterk uit, om moed en onverschrokkenheid tegen de overmagt van tamerlane te stellen; anderen keurden het wyzer en geraadener, het juk deezes Aloverweldigers door eene tydige vlugt te ontgaan.
Ibrahim, deeze strydige meeningen gehoord hebbende, sprak: ‘Ik prys den moed en de dapperheid der zodanigen, die zich bereidvaardig toonen om hun leeven voor hun Vaderland op te offeren; en, door zulk eene proeve, zou myne liefde tot u grootlyks vermeerderen, indien dezelve voor vermeerdering vatbaar was; maar die zelfde liefde,