het my zien!’ sprak de Gouverneur. De Schilder ging heenen, en keerde terstond met het Schilderstukje weder.
Het Schilderstukje verbeeldde de Heilige Familie. Rook en stof van 't zelve afgedaan zynde, deeden de kleuren zich in de hoogste volkomenheid op. De juistheid der omtrekken, de zagtheid van het vleesch, de bevalligheid der kleeding, de fraaiheid der beelden, de kragt der uitdrukking, duidde alles den grooten raphaël aan, in 't oog eens kunstkenners. Het Schilderstukje in een licht geplaatst zynde, waar het zich op het voordeeligst vertoonde, bekeek de Kerkvoogd het eenigen tyd, en vroeg na den prys. - ‘Een Vriend,’ antwoordde de Kunstkooper, ‘heeft 'er my gisteren tweehonderd Sequinen voor geboden, voor een Engelsch Heer, die 'er zeer op gesteld is. Ik heb het geweigerd, en wilde 'er tweehonderd en vyftig Sequinen voor hebben: een zo uitmuntend stuk is zulk een prys overwaardig. Nogthans, indien de Schildery uwe Excellentie behaagt, zal ik my vergenoegen met een' prys, eenigzins den my aangebodenen te boven gaande.’
De Kerkvoogd was ontroerd over den snooden handel deezes Mans; doch hy wederhieldt zich, en zeide met bedaardheid, dat hy hem de waarde van het Schilderstukje niet wilde betwisten, noch ook dat het veel gelds moest kosten, maar dat hy niet kon nalaaten zyne verwondering te betuigen, dat hy zulk een aanbod hadt afgeslaagen. De Schilder verklaarde op het ernstigst, de waarheid vermeld te hebben, en dat hy, des vereischt wordende, zynen Vriend als getuige zou haalen.
‘U zyn dan,’ - hernam de, Gouverneur, ‘tweehonderd Sequinen geboden?’ - ‘Deeze,’ was het antwoord, ‘zyn my geboden, en ik maak staat om 'er meer voor te krygen.’ - ‘Wel nu, 't is genoeg!’ kreeg hy te verstaan van den Gouverneur, die een' zyner knegts beval, een gordyn weg te schuiven: dit gedaan zynde, vertoonde zich de Grysaart, daar geduurende dit onderhoud verschoolen.
Men kan zich gemaklyk verbeelden, welk een schok dit den Schilder gaf. Doodbleek, geheel verwarring, beefde hy van 't hoofd tot de voeten. De Kerkvoogd het hem eenigen tyd in dien staat van schrik en verwarring. Daarop, een strenge houding aangenomen hebbende, voerde hy hem te gemoet: ‘Snoodaart! gy hebt, op eene allerlaaghartigste wyze, uw voordeel gedaan met de onkunde en armoede van een ongelukkigen Grysaart. Gevoeldet gy niet, terwyl gy hem op die laage wyze bedroogt, de Natuur met ontroering in uw binnenste spreeken? Kwam uw hart niet op tegen het ontneemen van het brood uit den mond eens Grysaarts? - Snoode Schurk! gy weet, welk een straffe uwe boosheid wagt. Het is te zagt, u te veroordeelen vol-