van 18, = 32″, 60; van 24, = 32″, 61; van 30 = 33″, 50, en van 54 = 32″, 14. De afwykingen, welke by deeze opgaaven voorkomen, worden met de menigte der herhaalingen altoos kleinder; en de waarheid is hier gelyk een Asymptote, in welker nabyheid zich de gebrekkige uitkomsten bevinden, en slechts door zeer geringe verschillen van dezelve afzonderen. Wanneer men eindelyk alle de nodige bouwstoffen tot de bepaaling der breedte van Mallörn byeen heeft, zal men zonder uitstel tot de overeenkomende Waarneemingen van het ander grenspunt naar het Noorden overgaan, het welk op Pathavara is, een Gebergte, een halve Myl van de Hamerwerken van Kengis, en byna 17 Mylen Noordwaards van Tornea verwyderd. Men heeft ook hier de afstand van de Poolster tot het Toppunt 170voudig herhaald. De breedte van Pathavara, welke uit 18voudige herhaaling is berekend, is 67o 8′ en 51″, 71; die van 36, = 50″, 93; die van 54, = 51″, 39, en die van 72, = 51″, 53. Om, by de volstrekte bepaaling der breedte des eersten en laatsten standpunts, niet van de onzekerheid af te hangen, welke de afwyking van de Poolster kon veroorzaaken, heeft men ook den afstand van het Toppunt by deszelfs benedensten doorgang door den Meridiaan 88voudig herhaald. Eindelyk heeft men ook deszelfs Azimuth door vermenigvuldiging met Pollux, en door een punt op de linie der Driehoeken, bepaald; zoo dat men de breedte van Mallörn zelfs door vermenigvuldiging aan de Zon, naar eene overeenkomende bedoeling, verbeterd heeft. Dit alles verricht zynde, hield men de Onderneeming voor geëindigd, en het Gezelschap keerde terug en scheidde. Ofverbom en svanberg hebben, om zoo ras mogelyk de nieuwsgierigheid der Sterrekundigen, welke in deeze meeting belang stelden, te bevreedigen, aanstonds naa derzelver aankomst te Stokholm, een voorlopige
calculatie ondernomen, naar welke op de breedte van 66o 20′ 11″, 83 de lengte van een Graad des Meridiaans 57209 Toisen, of 196 Toisen minder dan de meeting van maupertuis, gegeeven heeft. Wanneer men dit met de meeting van bouguer onder den Equator vergelykt, dan verkrygt men 1/313 voor de afplatting van de Aarde onder den Pool; en dus juist zoo veel, als de grootste Wiskonstenaars in de verlopene Eeuw gerekend en gesteld hebben. Ondertusschen beschouwen ofver-