toevallen. De Koetzier had de Kinderziekte nog niet gehad: hierom heb ik hem dezelve, op den tweeden Maart laatstleden, aan beide armen ingeënt, doch zonder eenig gevolg, zo op de plaats der Inentingen, als in zyn gestel. Insgelyks heb ik dezelve, zonder eenig gevolg, ingeënt, aan de Kinderen, by welke de stof van het Overhoef had gewerkt. Zie daar den oorsprong der Koepokken voldoende beweezen. Thans valt 'er niets meer te bepaalen, dan op welken tyd men de stoffe van het Overhoef moet neemen, om wel te slaagen. Dit moet zekerlyk plaats hebben, als die stof wel zuiver en helder is; het is dus de post van den Inenter, om zich hiervan wel te verzekeren.
Het Overhoef is een ontstooken gezwel, tusschen de Hiel en de Hoef van het Paard, 't geen ten hoogsten binnen tien of twaalf dagen zyn vollen loop volbrengt. Als men het gezwel met aandagt beschouwt, ziet men daar in een aantal kleine gaatjes, uit welke een vogt vloeit, met een byzonderen reuk voorzien. Men ziet daar insgelyks op eenige kleine verhevenheden, gelykende naar wratjes, die het brandpunt deezer ziekte schynen te zyn. De opzwelling vermeerdert allengskens en wordt pynelyk; het Paard wordt kreupel en eet weinig. Men verbindt het ongemak, met weekmaakende pappen, die, na verloop van twee of drie dagen, het beursje met zyn wratje doen uitkomen, 't geen zomwylen groot, en in andere gevallen klein is: blyvende 'er een tydlang een gat open in den voet. Zo ras het beursje is uitgezwooren, verminderen de toevallen, en het gat sluit zich, binnen vyf of zes dagen: doch 'er blyft steeds een kennelyk lidteken over.
Geduurende den eersten ontstooken toestand van het gezwel, is het de waare tyd, om de stof te verzamelen; wanneer dezelve helder en kleevende is. Zo men de porien of kleine gaten kan zien, heeft men niets te doen, dan nevens dezelve het lancet te brengen, wanneer men het spoedig zal bevogtigd zien. Ook kan men, en dit is nog zekerder, eene naald in den wortel der wratjes steeken, zo men dezelve kan zien. Zomwylen komt 'er eerst bloed voor den dag; doch zo men een oogenblik wagt, vloeit 'er het helder vogt uit, 't welk de zitplaats van 't vergift schynt te zyn. Doch zo men van de eerste Inenting geene uitwerking ziet, moet men zyn geduld niet verliezen, of aan een