Chineesche anekdote.
In de Chineesche Jaarboeken wordt verhaald, dat zeker jong Prins, met eenigen van zyne Paadjen speelende, kortswylende tot een van hun zeide: ‘Ik maak u Koning van die Plaatze,’ tevens dezelve noemende.
‘Wat heeft uwe Hoogheid daar gedaan?’ riep zyn Leermeester uit.
‘Het is louter kortswyl,’ hernam de Prins.
‘Mynheer,’ sprak hier op de Leermeester, ‘het woord van eenen Prins moet nooit als kortswyl worden opgevat. Gy hebt deezen Jongeling tot Koning benoemd, en hy moet het zyn: Gy kunt niet herroepen, 't geen uwe lippen hebben voortgebragt.’
De benoeming van den Paadje tot de Koninklyke waardigheid wierdt, in vervolg van tyd, bekragtigd.