Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1803
(1803)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 516]
| |
Versch voorbeeld der schranderheid en getrouwheid van eenen hond.(Uit het Fransch.)
In de nabuurschap van ChâlonneGa naar voetnoot(*) is een voorval gebeurd, waarvan het verhaal een nieuw bewys levert van de verkleefdheid der Honden aan hunne meesters, en tevens doet zien, welke schranderheid en naauwkeurigheid in het vervullen der plichten, waaraan men ze in hunne opvoeding gewent, zy bewaaren ook in de allerhachelykste omstandigheden. Een Koopman, lambert geheten, oud omtrent zestig jaaren, kwam van een vlek, Gonnard genaamd, drie of vier uuren gaans ten zuidoosten van Châlonne, dryvende voor zich heen twee geladen Paarden, en gezeten op een derde. Hy was verzeld van eenen Hond, die, naar de beschryving, welke 'er my van gedaan is, een gemeene Werfhond moet zyn. Dit Dier bewaarde gemeenlyk de Paarden en Koopgoederen van lambert, terwyl deeze zyne bezigheden verrichtte. Tusschen Chaudefont en Châlonne, niet verre van eene plaats, genaamd la Pierre-Saint Morille, is een pad, aan de eene zyde bepaald door eenen heuvel, aan de andere door de Layon. Deeze Rivier was, toen 'er de Koopman bykwam, buiten haare oevers getreden. De beide beladen Paarden kwamen 'er zonder ongeluk door. Het derde deed eenen valschen stap, en sleepte in zynen val den ruiter mede. Terstond begaf zich de Hond aan het zwemmen, greep zynen meester by eenen slechten gordel, die geknoopt was om deszelfs jas, het eenige gewaad, dat hy op dien tyd aanhad, trok hem na het land, en zoude hem onfeilbaar gered hebben, indien de stof zyne poogingen had kunnen verdraagen: maar zy brak, toen hy bykans den oever bereikt had, en een ellendige lap was al de vrucht van zyne moeite. De Hond leide denzelven spoedig op het zand, en ging weder te water. Maar het was reeds te laat; lambert was oogenblikkelyk by het breeken van den gordel te grond gegaan. Het getrouwe Dier, geheel ingenomen met het gevaar, waarin het zynen meester zag, en met het gevoeligste verlies bedreigd, had het denkbeeld zyner plichten daarom niet verloren: het begreep, dat de twee voorste Paarden hunnen wech vervorderden zonder beschermer en zonder leidsman; het bedacht, dat zy aan zyne zorge toevertrouwd, en hy | |
[pagina 517]
| |
'er, eenigermaate, voor aanspraakelyk was. Hy vliegt hun tegen met zoveel overhaastinge, en houdt ze tegen op eene zo schielyke wyze, dat het ééne, schrikkende, struikelt, valt onder zynen last, en, op het punt van te bezwyken, op de plaats blyft liggen. Deeze misslag, welken men ongetwyfeld wel zal vergeeven aan de ontroering, waarin de getrouwe Hond zich bevond, werd voor denzelven eene vermeerdering van ongeluk: niets kon zynen angst uitdrukken. Hy had alleen de Paarden willen terug houden, om zich geheel en zonder uitzonderinge toe te leggen op het zoeken van zynen meester. Zyne tegenwoordigheid is noodzaaklyk geworden by het gevallen Paard; hy wil het weder op de been helpen; hy spoort het aan, blaft 'er tegen, verlaat het een oogenblik, keert terug, en loopt in de ongemaklykste besluitloosheid heen en weder. Gebonden door zynen plicht, wechgetrokken door zyne genegenheid, zoude hy wel overal te gelyk willen zyn. Niet in staat om eene party te kiezen, jankt hy, huilt, en loopt in een oogenblik honderdmaalen van zyne Paarden na de Rivier, en van de Rivier na zyne Paarden: nooit zag men eene meer treffende verlegenheid, eene werkzaamer bekommering. Een Jongeling, die na Chaudefont ging, was 'er eenigen tyd getuige van. Hy wilde het Paard, dat onder zynen last bezweek, weder op de been helpen: maar de Hond, gewoon geene anderen dan bekende persoonen te laaten naderen, noodzaakte hem niet alleen terug te gaan, maar ook eenen grooten omwech te neemen, om zich na de plaats zyner bestemminge te begeeven. Te Chaudefont gekomen, alwaar lambert somtyds stil hield, verhaalde de reiziger, wat hy gezien had; men kreeg vermoeden van het gebeurde, en begaf zich na de plaats. Wanneer de Hond de vrienden van zynen meester gewaar werd, haastte hy zich om ze te brengen by den oever, alwaar deeze was omgekomen, toonde hun den lap van den gordel, en begon op eene jammerlyke wyze te huilen, hetgeen hun strekte tot eene aanduiding tot het zoeken van den ongelukkigen, aan wiens lot men niet meer twyffelde. Ondertusschen had men het Paard weder op de been geholpen, en bragt het met het andere na Chaudefont. De Hond volgde hen droevig, niet zonder meermaalen aan den noodlottigen oever te komen treuren. Verscheide maalen, geduurende den nacht en den volgenden dag, ging hy derwaards; totdat de Zoonen van lambert, gekomen zynde, hem met zich namen. Zy houden den handel van hunnen Vader aan: hun Hond verzelt hen telkens als zy te Châlonne komen; en men verzekert, dat hy nooit mist stil te staan en te huilen by de plaats, waar hy zynen meester heeft verloren. |
|