Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1803
(1803)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 491]
| |
Trinconomale.De Stad Trinconomale, naast Columbo de aangelegenste op het geheele Eiland gerekend, ligt op de Noordoost-kust, op de Noorder Breedte van 8o 32′ en de Ooster Lengte van 81o 25′. Dezelve loopt in eene Noord-oostlyke richting, langs den eenen arm van de Baai; en ligging en aanleg maaken deeze Stad sterk. Het land daar rondsom is berg- en boschagtig, de grond onbebouwd, en het geheele voorkomen woest. De digtbegroeide wouden strekken ter huisvesting van wilde Dieren van verscheidenerlei soort, byzonder Wilde Zwynen, Buffels en Olyphanten. De laatstgemelden komen dikwyls in de meiren niet verre van het Fort, om te drinken en zich te baaden. Men heeft ze dikwyls op den afstand van een myl van de Stad gevangen. Trinconomale beslaat meer gronds dan Columbo, doch telt een veel minder tal huizen, en deeze zyn kleinder en geringer in 't voorkomen, dan die men ontmoet in verscheide Steden aan de Westkust. De omtrek van Trinconomale, binnen de muuren, is omtrent drie mylen. In deezen omvang is ook begreepen een heuvel of hoogryzende grond, onmiddelyk aan zee, en bedekt met veel kreupelhout, waarin wild en gevogelte schuilplaats vindt. Het Fort is sterk, en bestrykt de voornaamste baaijen, en bovenal den ingang van de groote haven, of binnenbaai, welke in alle jaargetyden, en by alle weersveranderingen, eene veilige legplaats oplevert aan Schepen van allerlei grootte, zynde aan alle zyden ingeslooten, en diep en groot genoeg om een zeer groot getal van de grootste Schepen te bevatten. Deeze haven wordt ook bestreeken door het Fort Oostenburg, 't welk zeer sterk is, en op eene hoogte staat, die in zee uitsteekt. Dit Fort is oorspronglyk van Portugeeschen aanleg; zy bouwden 't zelve op de ruïnen van | |
[pagina 492]
| |
eenige vermaarde Pagodas, die 'er voorheen stonden. 't Zelve kan uit zee niet aangetast worden, voor dat het Fort van Trinconomale eerst ingenomen, en de ingang der haven vermeesterd is. In de baai zyn de oevers zo styl, en het water aan dezelve is zo diep, dat het bykans onmogelyk is, van de rotzen in Schepen te stappen, die 'er langs geänkerd liggen. Deeze haven is, van wegen derzelver natuur en ligging, eene zaak, welke Ceylon tot een onzer voornaamste verkrygingen in de Oost-Indiën maakte. | |
Malativoe.De naaste post aan Trinconomale, aan deeze zyde, is Malativoe, in een zeer romanesken en aangenaamen stand gelegen, vyf-en-dertig mylen Oost ten Zuiden van Jafnapatam. Hier hadden de Hollanders eene kleine Factory met een Fort; doch het werd nimmer gehouden voor bekwaam ter verdeediginge. Digt by het Fort is een klein gehucht; en eene rivier, welke hier in zee stort, vormt eene haven, geschikt voor klein vaartuig. De voornaame bezigheid der Inwoonderen is visschen: de vangst verzorgt Trinconomale van visch. Vee en gevogelte is hier in grooten overvloed en zeer goedkoop. Wild komt 'er ryklyk voor, en de bosschen zyn vol wilde zwynen en harten. | |
Jafnapatam. - Point Pedro.Noordwaards van Malativoe optrekkende, vinden wy, dat de Noordlykste uithoek des Eilands zich uitstrekt in een langwerpig Schier-eiland, bykans van het overige afgescheiden door een Zee-arm, die het Eiland ten naasten by doorsnydt. Dit District, bekend onder den naam van Jafnapatam, ziet rechtstreeks op Negapatam, op de kust van Coromandel, en wordt voor het gezondste des geheelen Eilands gehouden. Vrugten, moeskruiden, wild en gevogelte komt 'er ryklyk allerwegen voor. 'Er blykt hier iets in de lugtsgesteltenisse te weezen, verschillende van de andere deelen des Eilands: want het is alleen in de streek, welke tusschen Point Pedro en Jaffna ligt, dat men Schaapen, met voordeel, gehouden heeft. De Artykelen voor buitenlandschen handel, hier geteeld, zyn van geene groote waar- | |
[pagina 493]
| |
de: want schoon 'er Kaneel en Peper geteeld worde, zyn deeze beide voortbrengzels van eene slegter soort, dan die groeijen in het Zuidwesten des Eilands. Het Fort en de Stad Jafnapatam liggen op de Noorder Breedte van 9o 41′ en 80o 10′ Ooster Lengte, op den afstand eeniger mylen van de zee; doch heeft 'er gemeenschap mede door eene rivier, met booten bevaarbaar. De Rivier valt in zee naby Point Pedro, waar desgelyks een Fort en Haven is, op de Noorder Breedte van 9o 52′ en Ooster Lengte 80o 27′. De overvaart van Point Pedro na Negapatam wordt doorgaans, met booten, in weinige uuren afgelegd. Het Fort van Jafnapatam is klein, doch by uitstek net en welgebouwd, en de Pettah is grooter en volkryker dan die van Trinconomale. Het meerendeel der Inwoonderen is van Moorsche afkomst. Zy zyn verdeeld in verscheide Stammen, bekend onder den naam van Lubbahs, Mopleys, Chittys en Chohars: zy hebben hier verscheide handwerken van grof laaken, zakdoeken, koussen, enz. De weg ten Zuidwesten van Jafnapatam is ten uitersten onaangenaam en verdrietig. De paden zyn veelal zeer naauw, en loopen door digte bosschen en zwaare zanden; zy worden onveilig door wilde zwynen, olyphanten en buffels. Deeze omstandigheden maaken de reis, langs deezen weg, zeer ongevallig; en zy, die genoodzaakt zyn hier te reizen, geeven, indien het saisoen zulks toelaat, de voorkeuze aan het langsvaaren van de kust in de groote Booten, Donies genaamd. De naauwe Zee, tusschen deeze zyde des Eilands en het Vasteland, draagt den naam van de Golf van Manaar, naar een klein Eiland, zo geheeten, omtrent veertig mylen van de kust van Ceylon, Zuid ten Westen van Jafnapatam. | |
Manaar.Het Eiland Manaar is van Ceylon gescheiden door een zee-arm, omtrent twee mylen breed, welke, by laag water, meest droog is, uitgezonderd een vaarbaar kanaal in 't midden, niet meer dan veertig roeden breed, en doorgaans de Straat van Manaar geheeten. De overtogt van dit Eiland na Ramiseram, op de kust van Coromandel, is niet meer dan veertien mylen, en | |
[pagina 494]
| |
een reeks van Zandbanken loopt van Manaar dwars over na Ramiseram; deeze draagt den naam van Adams Brug. De naam en ligging dier banken gaan vergezeld van de vreemdste overleveringen by de Inboorelingen. De kortheid des overtogts van Ramiseram na Manaar is van grooten dienst, uit hoofde van de spoedige gemeenschap, welke dezelve verschaft aan lieden, die zaaken te verrigten hebben, en de gereedheid der verstandhouding. Kleine boots vaaren gestadig tusschen deeze plaatzen heen en weder, en de reizenden worden voor eene kleinigheid overgebragt. Het Gouvernement heeft alhier ook boots, om de Tapals, of Brievenzakken, van Ceylon na het Vasteland en van daar weder op het Eiland over te brengen. De Hollanders bouwden een Fort op het Eiland Manaar, ten einde deezen overtogt te bestryken, en de gemeenschap met het Vasteland over Adams Brug. Het diende inzonderheid om te beletten, dat de Onderdaanen des Konings van Candia eenige voortbrengzels des Eilands, bovenal Speceryen, smokkelden; en ook om alle gemeenschap af te snyden tusschen deezen Vorst en dien van het Vasteland, waar door hy in staat zou kunnen weezen, om verbintenissen, schadelyk voor hunne belangen, aan te gaan. De bescherming van de Paerelbanken en Paerelvisschery, welke op geen grooten afstand van dit Eiland liggen, heeft desgelyks aanleiding tot het bouwen van een Fort te deezer plaatze gegeeven. Het brengt desgelyks veel toe aan de inkomsten des Gouvernements, als eene plaats, waar zekere tolgeregtigheden geheven worden van de veelvuldige gewerkte stoffen, langs deezen weg, door de Mooren, Malabaaren en andere Inwoonderen des Vastenlands, ingevoerd. Het Fort ligt naby de Straat, die het Eiland van Ceylon afscheidt, op de Noorder Breedte van 9o. 80o 4′ Ooster Lengte, en omtrent 150 mylen ten Noorden van Columbo. | |
Arippo.Langs de kust van Manaar voortgaande, is het land zandig, woest en dor; de bosschen zyn zo zeer met wilde dieren opgevuld, dat het alzins gevaarlyk is, de wegen te bereizen zonder een genoegzaame wagt. Omtrent zes mylen voortgegaan zynde, ontmoet men | |
[pagina 495]
| |
het Dorp Arippo, waar de Burger- en Krygs-officieren, die op de Paerelvisschery passen, zich onthouden geduurende het saisoen der visscherye. Arippo is de eenige plaats, op dit gedeelte van de kust, waar men goed water kan bekomen. Deeze noodzaaklyke leevensbehoefte, op dit gedeelte van de kust, is niet alleen zeer slegt, maar zeer schaars, en dikwyls niet, dan met groote moeite, te bekomen. De bosschen hieromstreeks zyn vol Harten en wilde Zwynen. Een groot aantal deezer Dieren wordt door de Cinglese-boeren derwaards gebragt voor de Officieren, die zich, ten tyde der Visschery, hier onthouden. | |
Condatchy.Zes mylen verder op, en twaalf mylen van Manaar, ontmoet men de Baai van Condatchy, waar alle de boots tot de Paerelvisschery zamenkomen. De Baai vormt bykans eene halve-maan. De oever daar om heenen is eene zeer zandige wildernis, met eenige weinige elendige hutten, langs het strand tusschen de Baai en de omliggende wouden. Zodanig is het voorkomen, 't welk de Baai Condatchy oplevert, geduurende de meeste saisbenen van het jaar; dan als de Visschery aan den gang is, heeft men eene andere schildery voor oogen. Ten dien dage is de Baai vol kleine vaartuigen, en men ziet op den oever eene verbaazende menigte Volks uit alle oorden van Indie. Het onderscheid in hun voorkomen, taal en zeden, levert een zeer onderhoudend tooneel op. | |
Calpenteen. - Putallom. - Chilou.De kust zuidwaards op is een vervolg van eene woeste vertooning, uitgenomen waar dezelve bedekt is met bykans ondoordringbaar kreupelhout, en het land onveilig wordt door Olyphanten en Buffels. De eerste post, welke men ontmoet, is Calpenteen, omtrent vyftig mylen van Manaar. Dezelve ligt tegen over een klein Eiland van denzelfden naam, een weinig zeewaards in gelegen. Dit is een der beste plaatzen op het geheele Eiland, om wild te vangen. Putallom, vyftien mylen verder op, is opmerkenswaardig van wegen de Zoutpannen. Deeze plaats ver- | |
[pagina 496]
| |
schafte, vóór de aankomst der Europeaanen, den Inboorelingen Zout; en, uit hoofde van de geschikte ligging, koozen de Hollanders dezelve, om 'er Zout te vervaardigen, waarmede zy de landen onder de heerschappy des Konings van Candia verzorgden, overeenkomstig de Artykelen des Verdrags met hem aangegaan. De Zoutpannen worden gevormd door een Zee-arm, welke een gedeelte van het land tusschen Putallom en Calpenteen overstroomt. Dertig mylen verder zuidwaards ligt Chilou, een Dorp, waar de Hollanders huizen gebouwd hebben, om 'er de vreemdelingen in te onthaalen. Het ligt aan den oever van eene breede Rivier, en een ander ligt 'er niet verre af. Het land rondsom deeze plaats is by uitstek woest, en misschien is 'er geen weg op het geheele Eiland, uit hoofde van de menigte wilde dieren, gevaarlyker te doortrekken. | |
Negombo.Van Chilou af ontmoet men niets meldenswaardigs voor dat men te Negombo komt, een zeer aangenaam Dorp, twintig mylen van Columbo. Hier schenkt het vlak en open land een allerschoonst gezigt aan den Reiziger. De weiden vertoonen het lachendst groen; de velden zyn zeer geschikt tot het teelen van Ryst, daar zy steeds bevogtigd worden; en het geheel wordt, geduurende den regentyd, gemaklyk bewaterd. Het aantal waterloopen, die het land doorsnyden, en schaduwryke haagen, die deeze ryke velden omzoomen, gepaard met de hier en daar staande boschjes, brengen toe tot de vrugtbaarheid, en schenken 'er het weelderigst voorkomen aan. Negombo is aan de zeekust in een allerschilderagtigsten oord gelegen, en wordt dezelve voor een der gezondsten op het geheele Eiland gehouden. De Hollanders lagen hier een Fort aan, ter bescherming der Kaneelsnyderen; dewyl eene groote hoeveelheid van Kaneel in het byliggend district groeit, en gerekend wordt in deugd zo goed te zyn als eenige op het Eiland. Het Fort is niet sterk, daar het alleen verdeedigd wordt door eene sterke vierkante zandhoogte, met een digte haag omgeeven; vooraan alleen is een steenen wal; het heeft een poort met een ophaalbrug. | |
[pagina 497]
| |
Negombo is het grootste Dorp op Ceylon, en zeer wel gelegen tot den binnenlandschen handel, bovenal met Columbo en de nabuurschap, dewyl een tak van de Mulivaddy hier in zee stort. Aan den mond dier Riviere is eene kleine haven, waar de sloepen en ander klein vaartuig dikwyls komen, en de laadingen aan wal brengen, die vervolgens de Mulivaddy worden opgevoerd, en dan door kanaalen, welke 'er gemeenschap mede hebben, na het Meir, 't welk de Stad Columbo omgeeft. Het land, door 't welk deeze gemeenschap geschiedt, is, voor het grootste gedeelte, geheel vlak, en heeft eene menigte van meiren en wateren, waar door men gereedlyk kanaalen maakt. De boorden van de rivieren en kanaalen zyn digt met boomen en kreupelhout bezet, en verschaffen den reizenden eene verkwikkende schaduw tegen de brandende zon; zy bezorgen daarenboven den Inwoonderen overvloed van brandhout, en de rivieren leveren ryklyk visch op. Van Negombo zuidwaards aan is de weg hoogstvermaaklyk, en tot aan Columbo toe overschaduwd. En onze wederkomst te deezer plaatze voltooit de omloopende reis van de Britsche Vastigheden. De binnengedeelten van het Eiland staan onder een anderen Vorst. |
|