| |
Aanmerkingen, over het verschillend voedsel der menschen en andere dieren.
(Getrokken uit de Philosophy of Natural History van william smellie.)
(Medegedeeld door den Heer r. arrenberg, te Rotterdam.)
In het algemeen bestaat het Voedsel der Dieren, en byzonder van het Menschlyk Geslacht, in dierlyke en groeijende zelfstandigheden, vereenigd met water en andere vloeistoffen. De Gentoos en andere Zuidlyke Natien leven alleenlyk vas Gewassen. Volgens de berigten, die wy hebben uit de verschillende streken van den aardbodem, blykt het, dat de inborelingen van warme lugtstreken, waarin de aankweking van planten uitgeoeffend wordt, veel meer gewassen tot voedsel gebruiken, dan die van meer Noordlyke landen. De bewoners van Lapland hebben weinig of in 't geheel geen
| |
| |
gebruik van eenige vrugten van den aardbodem. Zy zaaijen noch maaijen. Zy leven, en zullen waarschynlyk, uit hoofde van den aart hunner lugtsgesteldheid, altyd blyven, in een schaapherderlyken staat. Hunne grootste rykdom is geheel gelegen in het getal der Rendieren, het welk byzondere personen bezitten. Derzelver voornaamste voedsel bestaat in het vleesch en de melk dezer Dieren. In den Herfst vangen zy egter een groot aantal Vogels, van welken de meesten van het wilde soort zyn; dan, terwyl dezelven nog versch zyn, gebruiken zy die nimmer om alsdan hunne behoeften, te vervullen, maar gedroogd zynde, bewaren zy dezelven voor den Winter. Zy vangen ook wel Hazen en andere Dieren, welke in menigte op het gebergte en in de bosschen gevonden worden; doch het vleesch der Beeren is hunne grootste lekkerny. In hunne Meiren en Rivieren hebben zy eene onuitputbare menigte Visch, welken zy in den Zomer en Herfst in de zon of in ovens droogen, en in den Winter bewaren door de vorst. Wyders drinken de Laplanders enkel water, of oly van Dieren, maar nimmer gebruiken zy brood of zout. Zy leven in eene zuivere lugt, en hebben eene genoegzame beweging. Hunne lighaamsgestellen zyn gehard door de koude, en zy bezitten eene verwonderlyke sterkte, en leven doorgaans zeer lang. De jigt, de steen, de verkoudheden en andere ziekten, die een pynbank zyn voor de wellustigen in gematigder lugtstreken, zyn by hen niet bekend. Met de weinige giften, met welken de Natuur hen beschonken heeft, zyn zy vergenoegd, en leven gelukkig onder hunne bergen en stormwinden. Indien de Zuidlyke Natien voorbeelden opleveren van Volken, die alleen door Gewassen gevoed worden, geven ons de Laplanders een voorbeeld van het tegendeel, dewyl men hen genoegzaam voor vleesch-etende Dieren moet houden. Op Noorwegen, Zweden, Duitschland en Groot-Brittanje is dezelfde aanmerking toepaslyk. In deze
Landen wordt meer dierlyk voedsel gebruikt, dan in Frankryk, Spanje, Italie, Barbaryen, en andere Zuidlyke landstreken van den aardbol. Zeer veele redenen zyn 'er van dit verschil in het Voedsel der Natien te geven. De natuurlyke voortbrengsels van den grond hangen geheel af van de lugtsgesteldheid. In warme lugtstreken zyn de gewassen overvloediger, groeijen weeldriger en in grooter verscheidenheid. Het getal en de overvloed van derzelver vrugten gaan die van kouder landen ver te boven. Hierdoor moeten de inwoners noodwendig worden aangedreven om eene naar evenredigheid grootere hoeveelheid van gewassen te gebruiken; ook leeren wy uit de Historien en berigten der Reizigers, dat zulks in de daad plaats heeft. In koude landen, daartegen, zyn de gewassen niet alleen minder, maar ook
| |
| |
slegter, leveren minder voedsel uit, en diensvolgens zyn de inwoners wel genoodzaakt hunne toevlugt tot dierlyke zelfstandigheden te nemen. Indien wy onderzoek doen naar de wyze van voeding by verschillende Natien, zal men bevinden, dat, naar gelang men de Polen nadert, of van dezelven afwykt, eene grootere of mindere hoeveelheid van dierlyke of groeijende zelfstandigheden tot voedsel gebruikt wordt. Het is waar, gewoonten, wetten en godsdienstige plegtigheden maken een aanmerklyk verschil in het voedsel onder byzondere Natien, het welk niet afhangt van de lugtsgesteldheid, of van de natuurlyke voortbrengsels van den grond; dan wanneer de menschen niet gedwongen of bevooroordeeld worden door bykomende omstandigheden, of staatkundige instellingen, wordt de natuur van hun voedsel onveranderlyk bepaald door de lugtsgesteldheid, onder welke zy wonen. Op de verscheidenheid van voedsel heeft, in sommige Landen, ook zeer veel invloed de bebouwing van den grond en de navolging van anderen: ook geeft de Koophandel dikwyls toevallig nieuwe soorten van voedsel aan de hand, byzonder van het groeijend soort. In Schotland leefde het gemeene volk, in het begin der vorige Eeuw, genoegzaam alleen van Granen; doch sedert dien tyd is de aankweking en het gebruik van Aardappelen, Kool en andere vrugten ingevoerd, en onder de geheele Natie verspreid.
Of de Mensch oorspronglyk door de Natuur bestemd zy om enkel van dierlyk dan van groeijend voedsel te leven, is eene vraag, die by de ouden en hedendaagschen dikwyls gedaan is; dan vele gebeurdtenissen en omstandigheden hebben te samen medegewerkt om het denkbeeld daar te stellen, dat de Mensch noch door dierlyke, noch door groeijende zelfstandigheden alleen, maar door een mengsel van beiden, moet gevoed worden. - De Landbouw is eene konst, welker uitvinding meestal afhangt van een aantal gelukkige omstandigheden; dezelve vereischt een lang verloop van jaren, om ze wilde Natien te doen leeren. Zy leven enkel van de jagt op wilde Dieren, van het visschen, en van zulke vrugten, welken hun land, by geluk, in overvloed oplevert. Dit is de eenparige levenswyze onder alle de wilde Natien, van welken wy eene genoegzame kennis hebben; en dit schynt een onwederspreeklyk bewys te wezen, dat de menschlyke natuur niet afkeerig is van dierlyk voedsel. Hier komt by, dat de oppervlakte van den aardbodem, zelfs in de allerweligste lugtstreken, en ondersteund door de konst van den Landbouw, niet in staat is om eene genoegzame hoeveelheid van groeijend voedsel voor het menschlyk geslacht op te leveren, na dat verscheiden van die streken zoo zeer in volkrykheid zyn toegenomen, als Groot-Brittanje, Frank- | |
| |
ryk en andere Natien. De algemeene trok van het menschdom, wanneer dezelve niet door vooroordeel of bygeloovigheid wordt tegengehouden, om zich gelyklyk met dierlyke en groeijende zelfstandigheden te voeden, schynt eene sterke aanduiding te wezen, dat de Mensch, ten minsten voor een gedeelte, een vleesch-etend Dier is. De Gentoos, schoon hun voornaamste voedsel vrugten zyn, leveren hier tegen geen bewys op. Zy zyn, door hunnen Godsdienst, verpligt, zich van het vleesch der Dieren te onthouden, maar gebruiken egter melk, dat in de daad een dierlyk voedsel is; dan, in weerwil van deze toegevenheid
van hunnen Godsdienst, zyn de Gentoos, over het algemeen, van eene magere, zieklyke en zwakke gesteldheid. In heete lugtstreken kan men eene groote hoeveelheid van vrugten, zonder eenig kwaad gevolg, gebruiken.
Andere bewyzen, om dit besluit te bevestigen, worden ontleend, niet uit de gewoonten en gebruiken van sommige Natien, maar uit het maaksel van het menschlyk lighaam zelve. Alle Dieren, welker voedsel alleen in gewassen bestaat, hebben maagen en ingewanden, die evenredig grooter zyn dan die, welke alleenlyk van dierlyk voedsel leven. De Mensch is, even gelyk alle vleesch-etende Dieren, voorzien met snydende en hondstanden, gelyk ook met eene dubbele ry kiezen. De grootte van de maagen en ingewanden der Menschen heeft eene evenredigheid tusschen die beide soorten van Dieren, welke zoo wezenlyk in derzelver karakters en manieren verschillen. - Uit deze en andere gelyksoortige bewyzen, maak ik geene zwarigheid te besluiten, dat een gemengd gebruik van dierlyk en groeijend voedsel geene afwyking is van de oorspronglyke natuur en bestemming van den Mensch, welk Land hy ook bewone.
Wat aangaat de verschillende evenredigheid van het dierlyk en groeijend voedsel, het welk meest overeenkomt met de gezondheid en kragt van den Mensch, kan men geen algemeenen regel voorschryven, die in de verschillende lugtstreken en door de verschillende lighaamsgesteldheden van byzondere personen zou kunnen in acht genomen worden. Dierlyk voedselgeeft, buiten tegenspraak, kragt aan het lighaam, en mag zeker in ruimer maate gebruikt worden door den Werkman, dan door Geleerden en anderen, die een zittend leven leiden. Eene groote evenredigheid van groeijend voedsel, en byzonder van brood, is, door de beste Geneeskundigen, het geschiktst geoordeeld voor hun, die de Wetenschappen en de Letterkunde beoeffenen. Het ryklyk gebruik van dierlyk voedsel bezwaart de maag, en veroorzaakt niet zelden stompheid, lusteloosheid, ongevoeligheid en andere ziekten.
| |
| |
De meeste Dieren, wanneer zy lang leven van een byzonder soort van voedsel, krygen eene geschiktheid tot ziekten, welke gemeenlyk ontstaat uit hardlyvigheid, of wel uit eene tegengestelde oorzaak. Wanneer de Biggen of jonge Varkens een tydlang niet anders gegeten hebben dan kool, krygen zy eene loslyvigheid, welke dikwyls den dood veroorzaakt; dan wanneer deze Dieren in volle vryheid zyn, komen zy dat ongemak voor, door eene natuurlyke neiging, welke hen aanzet, om, in plaats van vogtig, droog voedsel te zoeken; en wanneer zy daar in wederhouden worden, eten zy, daar voor in plaats, papier, linnen, en zelfs wollen lappen.
Schoon sommige Dieren en zeer veele Gewassen gevaarlyk voor den Mensch kunnen zyn, om dezelven als voedsel te gebruiken, beweert men dit meer uit toevalligheden en gewoonten, dan uit beredeneerde gronden. Door ondervinding en het behulp van onze zintuigen kunnen wy gemaklyk genoeg het heilzaam van het schadelyk voedsel onderscheiden. Andere Dieren kiezen hun voedsel door eene natuurlyke neiging, en derzelver keus wordt meestal bepaald door hunnen reuk. De Patryshond jaagt zyn prooi na op zynen reuk, doch de Windhond op zyn gezigt. Als de Windhond den Haas uit zyn gezigt verliest, houdt hy terstond met jagen op, kykt zeer scherp in het rond, maar maakt nimmer gebruik van zynen reuk, om het spoor te ontdekken. Sommige verslindende Dieren, als Wolven en Raven, ontdekken de krengen zelfs op zulk een verren afstand, dat, indien wy het naar ons reukvermogen wilden beoordeelen, het ongelooflyk moet voorkomen. Anderen, als Arenden, Valken, Zee-meeuwen en dergelyk-soortigen, doen ons niet minder verwonderd staan over de scherpheid van hun gezigt. Zy ontdekken, van groote hoogten in de lugt, Muizen, kleine Vogels, en naauwlyks zigtbare Visschen in het water.
Eene groote oorzaak van de verspreiding der Dieren over alle gedeelten van den aardbol is de verscheidenheid van smaak voor een byzonder soort van voedsel, door de Natuur de verschillende geslachten ingeplant. Sommige Visschen worden maar op zekere breedten gevonden. Sommige Dieren bewonen de koude, anderen de verzengde lugtstreken. Aapen, Olyphanten en Rhinocerossen houden zich in de verzengde lugtstreken op, om dat zy zich met planten voeden, die aldaar het geheele jaar door gevonden worden. De Rendieren bewonen de koude streken van het Noorden, om dat die landen, in groote hoeveelheid, het Leverkruid voortbrengen; een soort van mosch, het welk hun geliefd voedsel is. De Pelikaan zoekt eene drooge en afgelegen plaats, om hare eijeren te leggen; en wanneer hare jongen uitgebroed zyn, is zy verpligt voor dezelven water te halen op een verren
| |
| |
afstand: om dit te verrigten, heeft de Natuur haar voorzien met een grooten zak, welke zich uitstrekt van het uiterste einde van den stuit tot aan den hals, en die zoo veel water inhoudt, dat zy den dorst van haar broedsel 'er eenige dagen mede kan lesschen. Leeuwen, Tygers, en andere verscheurende Dieren, begeven zich naar die nesten, om dat uitgestorte water te drinken; doch men zegt, dat zy de jongen, die 'er in zyn, nimmer beledigen. De Bokken beklimmen de rotzige hoogten, om de bladen der heestergewassen, en die van andere planten, af te knabbelen. De Luijaard en het Eekhorentje voeden zich met de bladen en vrugten der boomen, en zyn daarom voorzien met pooten, die hen in staat stellen om te kunnen klimmen. Watervogels aazen op Visschen, Insecten en de Eijeren der Visschen: derzelver snavels, nekken, wieken, pooten en geheel gestel zyn juist geschikt om zich van dat voedsel te voorzien, het welk met hunne natuur overeenkomt: dat zy zich meest voeden met de Eijeren der Visschen, is de reden, dat 'er zoo veel verscheidenheid van Visschen gevonden worden in de meiren en poelen, die men dikwyls ziet op de toppen der bergen en hooge gronden, welke ver van de zee en rivieren afgelegen zyn. De Vleêrmuis en de Geitenmelker vliegen gedurende den nagt, wanneer de lugt vervuld is met Motten en andere Nagt-insecten. De Beer, die in den Zomer eene groote hoeveelheid vet verzamelt, leeft daarvan in den Winter, wanneer hem voedsel ontbreekt; geheele maanden lang bestaat zyn eenig voedsel in de opslorping van dat vet, hetwelk in zyn celachtig vlies is opgehoopt. - Een Veelvraat, die uit Siberie naar Dresden gebragt was, at, volgens het verhaal van den Heer klein, daaglyks dertig ponden vleesch; 't welk het verbazend vermogen der spysvertering van zulk een klein viervoetig Dier aanwyst.
Siberie, Kamschatka en andere by de Polen gelegen Landen worden door ons beschouwd als schuilplaatsen van elende en verwoesting; en, het is waar, zy worden bewoond door talryke Beeren, Vossen, Vraaten en andere Roofdieren; maar men moet 'er tevens by in aanmerking nemen, dat deze verslindende Dieren de inborelingen van kleeding en voedsel voorzien. Om de wreede aanvallen dezer Dieren te ontgaan, en zich van de huiden en het vleesch dezer schepselen meester te maken, bezitten de wilde Natien eene ongemeene bekwaamheid en behendigheid. Het bont van dezelven wordt door de buitenlanders gezogt; en hierdoor leeren de inwoners den Koophandel: zoo dat, by verloop van tyd, Beeren en andere Dieren de werktuigen worden om eene anders barbaarsche Natie te beschaven. Dus komt menigmaal een wezenlyk goed uit een waarschynlyk nadeel voort.
| |
| |
'Er is naauwlyks eene plant, die sommige Dieren tot voedsel verwerpen, welke niet ten sterksten door anderen begeerd wordt. Het Paard laat de gemeene Waterscheerling aan den Bok over, en de Koe de langgebladerde Waterscheerling aan het Schaap. De Bok, daartegen, laat den Wolfswortel aan het Paard. Planten, die aan sommige Dieren een eigenaartig voedsel verschaffen, worden door anderen gemyd, niet alleen om dat zy voor hen schadelyk, maar zelfs vergiftig zyn. Geen plant, derhalven, is volstrekt doodlyk voor het dierlyk leven. Vergift is alleen eene betreklyke benaming. De Euphorbia, of Springkruid, zoo schadelyk voor den Mensch, wordt door sommige Insecten met gretigheid gegeten.
|
|