Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1803
(1803)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 377]
| |
Mengelwerk, tot fraaije letteren, konsten en weetenschappen, betrekkelyk.Overdenkingen, geboren uit het bywoonen van eene capitaale voorstelling van twee jeugdige gevangenen, te Amsterdam, 19 january 1803.Alwie immer heeft bygewoond eenen Gerichtshandel, zo als 'er deezer dagen hier ter Stede gehouden is, - Gerichtshandel, by welken, tegen overtreeders der burgerlyke wetten, in hunne tegenwoordigheid, de eisch des doods geschiedt, - Gerichtshandel, welke door eene beslissing van het lot dier gevangenen, en de uitspraak van het rechterlyk vonnis, gevolgd wordt; - Alwie immer zulk eenen Gerichtshandel heeft bygewoond, heeft ook, buiten twyffel, gedeeld in dat roerende, waardoor het hart getroffen wordt by zulk eene staatelyke en aandoenelyke plegtigheid. Wat al werkt dan niet mede, ter opwekking van gevoel, van leevendige en buitengewoone gewaarwordingen! - Het sombere eener Zaale, die, door haaren ruimen omvang en grootschen aanleg, reeds op zich zelve eerbied inboezemt, - dit sombere opzettelyk vermeerderd door de afsluiting van de straalen der zonne, van een doffer kaarslicht vervangen, - de achtbaarheid der Rechteren, - de menigte der Vergaderden, by welken de diepste stilte heerscht, en op wier gelaat de aandoeningen van ernst en deelneeming getekend staan, - de Gerichtshandel, met een plegtig gebed tot den Rechter van Hemel en Aarde geopend, - het deftige en straffe, ook door het gemoedelyke afgewisseld, in de voordragt der geenen, die in onderscheideh betrekkingen het woord voeren, - het gezigt der Gevangenen, wanneer hunne neerflagtigheid, weedom, en geheel verbryzeld hart, | |
[pagina 378]
| |
waarvan gelaatstrekken, houding en gebaarden getuigen, het innigst mededogen opwekken, - de gedachte aan de onzekerheid van hun lot en het veege hunnes leevens, - en 't geen hun, eindelyk, vergund wordt te spreeken, zo mogelyk ter ontschuldiging, dit op eenen onbeschryflyk roerenden toon uitgedrukt, die de hevigste aandoeningen gaande maakt, en niet zelden Rechteren en Toehoorderen meêwaarige traanen afperst: - dit alles moet, als met vereende kracht, indrukken veroorzaaken, die by nadenkenden en gevoeligen niet spoedig uitgewischt worden; indrukken, die vruchtbaar kunnen zyn in allerheilzaamste overleggingen. Welk opmerkzaam en deelneemend Aanschouwer toch van zulk een Tooneel kan geheel ledig blyven van gepeinzen, die nu eens het belangryke van de handhaaving der veiligheid, en het beteugelen van den moedwil, ten onderwerpe hebben, - dan wederom zich bepaalen by het dwaaze, verkeerde en rampzalige, waartoe onbezonnenheid, jeugdige losbandigheid, losgelaaten driften en woeste begeerlykheden den Mensch kunnen vervoeren; - of ook voor den geest roepen die hoogste en geduchtste aller gerichtsoeffeningen, welke, volgens stellige verzekering der Heilige bladeren, staat gehouden, te worden in den grootsten en doorluchtigsten aller dagen, waarin allen, zonder onderscheid, voor den Rechterstoel van Christus verscheenen, rekenschap zullen geeven van 't geen hier geschied is, en eene uitspraak hooren, welke hun lot beslissen zal! - Aan soortgelyke overleggingen - geboren onder het bywoonen van de rechterlyke voorstelling des zwaaren misdryfs door twee Gevangenen, wier deemoedig gedrag en jeugdige jaaren, by allen, deelneeming en mededogen gaande maakten - wenscht men eene uitgebreider nuttigheid te geeven, door dezelve, ook langs deezen weg, op aanzoek der Uitgeevers van dit Maandwerk, iets nader te ontwikkelen. 1. Vooreerst, dan, bepaalen zich, onder de bywooning der bedoelde en kortelyk omschrevene plegtigheid, eigenaartig de gedachten by het noodzaaklyke en heilzaame dier verordeningen in de burgerlyke maatschappy, waardoor de veiligheid van eigendom, eere, vryheid en leeven beschermd, de misdryven, zo veel mogelyk, voorgekomen, en de euvelmoed van de schen- | |
[pagina 379]
| |
ders der vastgestelde wetten voorbeeldig gestraft wordt. Aan deeze gedachte verbindt zich natuurlyk eene andere, die ons met erkentenis doet bezeffen het geluk van in eene zamenleeving te woonen, waarin, overeenkomstig deeze verordeningen, de Rechtvaardigheid wordt gehandhaafd. - Wel is waar (en wie stemt daarmede niet van harten in?) dat het niet wel uitblyven kan, om onder deeze gedachten te vermengen de hartelykste wenschen, dat eene heerschende godvreezendheid, door haare veelvermogende kracht, oorzaak ware, dat 'er nimmer de nu bedoelde Rechtshandelingen gehouden werden, - dat de naauwgezetheid in het houden der Goddelyke geboden, op eene wyze, welke allen betaamt, ten gevolge hadde, dat geen Rechter onder de menschen de zo gewigtige als ontzettende taak op zich behoefde te neemen, om over het leeven zyner medeburgeren te beslissen, - en dat de Geest der Rechtvaardigheid en der Liefde, welken het Euangelie ademt, in Christen-maatschappyen alle soortgelyke verordeningen en uitvoering van straffen noodeloos maakte! - Dan helaas! hoe duidelyk leert de ervarenis van alle tyden, dat deeze vroome wenschen nimmer vervulling erlangden, en dat in dit ondermaansche de tyden nimmer zullen beleefd worden, waarin eene zedelyke volkomenheid, daartoe noodzaaklyk, het menschdom tot eere en luister zal verstrekken! Vernederende gedachte voor schepselen, die, onder de gewrochten des oppersten Formeerders hier op Aarde, naar diens beeld geschapen, in aanleg, vermogens, verordening, zo gadeloos uitmunten! - Terwyl de gantsche Natuur aan de vastgestelde wetten gehoorzaamt; - terwyl de ontzachelyke gevaarten, die, in het Heelal, als stofkens door elkander zweeven, de hun gezette grenspaalen nimmer overschreeden, geduurende de voortwentelende Eeuwen, niet ophouden eene eerbiedwekkende orde te volgen, en steeds voor schok en val beveiligd blyven; - terwyl, in het Ryk der gevoelige wezens, de behoeften zonder stoornis worden vervuld, en de vreedzaame involging van het dierlyk instinct, met uitsluiting van pyn en kwelladie, door eigen verkeerdheid berokkend, die maate des geluks doet genieten, welke voor deeze schepselen, naar hunne verschillende vatbaarheden, verordend is: - doet zich de Mensch, helaas! in te veele opzichten kennen als den verwoester | |
[pagina 380]
| |
van zyn eigen geluk, van de genoegens der gezelligheid, van het welvaaren der maatschappye! In deezen toestand van zaaken is 'er voorziening noodig. En hoe zeer, te recht, de post van Uitvoerder der Wetten, om meer dan ééne reden, vooral door zamenloop van netelige en op het menschelyk gevoel krachtig werkende omstandigheden, in het algemeen als zwaarwigtig, ja allermoeilykst beschouwd wordt; - schoon, daarenboven, op meer dan éénen grond, sommigen zouden aarzelen, om aan den strengen eisch der Wet, waar zy doodstraffe vordert, te voldoen: - dit blyft over 't geheel waarheid, dat, zonder de handhaaving des Rechts, de overtreeders der orde, de schenders der veiligheid, de beroovers der eigendommen, nu nog zo menigvuldig, nevens de pleegers van andere nog gruwelyker euveldaaden, tot eene tallooze menigte zouden aangroeien; ja dan ware de goede orde spoedig geheel onderst boven gekeerd, en de zegepraalende boosheid zoude juichen op de puinhoopen der weerlooze onschuld! - Gelukkig dan, in deezen onvolmaakten stand, dat 'er eene Overheid geëerbiedigd wordt, die, terwyl zy de verachters van de vreeze Gods en diens geboden in toom houdt en ten goede dwingt, het straffe haarer hand doet gevoelen, maar tevens het lieflyke haarer gezindheden laat uitblinken; - gelukkig, dat wy, te midden der onvolmaaktheden, leden zyn van zulk eene geregelde Maatschappy, waar de Overheid niet den goeden, maar tot vreeze is der kwaaden, - waar zy, als Gods dienaaresse ten goede, den welgezinden lof geeft, en, als Gods dienaaresse, die het zwaard niet te vergeefs draagt, eene wreekster is tot straffe der boosheidGa naar voetnoot(*). 2. Naa dit Algemeene vestigt zich de aandacht, geduurende de bywooning van de bedoelde Plegtigheid, op Byzonderheden, welke daarmede in verband staan, doch meer bepaaldelyk betreffen de oorzaaken, den aart, en de rampzalige uitwerksels der euveldaaden, ter beteugeling en bestraffing van welke de Rechterlyke Magt, als Gods Dienaaresse, aangesteld en werkzaam is. Dáár, waar de vreeze Gods heerscht, - dáár, waar | |
[pagina 381]
| |
zy het beginzel is der wysheid, die in het houden van de geboden des Allerhoogsten uitblinkt, - dáár, waar zy de bron is van een leevendig gevoel van Gods Tegenwoordigheid; - dáár werkt zy, voorzeker, als het krachtigste behoedmiddel tegen het verlies der onschuld, tegen het verlies van een gerust geweten, tegen het vermogen der aanlokselen ten kwaade, tegen de kracht der verleiding, tegen het geweld van onbestuurde driften, tegen den invloed eener vermetele losbandigheid, en tegen het verpestend vergif van verderflyke gezelschappen, kwaade zamenspreekingen, en voorbeelden van zedeloosheid. - Dan, by talloos veelen oeffent deeze eerbiedige vreeze weinig krachts, en wordt by anderen in het geheel niet gevonden. - Wat heeft men dan te wachten, wanneer, dit beginsel afwezig zynde, veelvuldige bronnen des verderfs zich openen, die dan, in plaats van vroegtydig gestopt te worden, onzuivere wateren opwerpen, die zich eerst tot beeken vormen, daarna tot stroomen aangroeien, aan welker onweerstaanbaaren voortgang eindelyk geene paalen zyn te stellen! Zeer zeker wordt hy verachtelyk, by wien die eerbiedwekkende stemme, welke in zyn binnenste spreeken kan en moet, door eigen schuld verdoofd, en uit wiens vermetele en zedelooze buitenspoorigheden af te leiden is, dat geene vreeze Gods, geene achting voor diens geboden, geen ontzag voor andere zo hoogwaardige als heilzaame Inzettingen, den geest beheerscht. En hy, die tot zulk eene laagte zinkt, dat hy op eene gewelddadige wyze gruwelen pleegt, en zich aan euveldaaden schuldig maakt, waardoor hy zich blootstelt aan eerloosheid, of andere zwaarder straffen, door de burgerlyke wetten bepaald, - met welk eene rechtmatige verfoeijing verdient hy behandeld, en, al ontduikt hy de strengheid der wetten, met welk eene openlyke verachting verdient hy overladen te worden! Maar terwyl de weldenkende deeze verontwaardiging voelt opryzen, en zich te recht bedroeft, dat veelen, die, tot schande der maatschappy, en ten verderve van byzondere leden, zich in misdryven verloopen, die geene voorwerpen zyn van burgerlyke straffe, doorgaands veel te weinig die openbaare verachting ondervinden; - de weldenkende, zeg ik, slaat met dat al acht op zamenloopende omstandigheden; en, naauwkeurig onderzoekende, eer hy veroordeelt, kan hy, in | |
[pagina 382]
| |
zeer veele gevallen, niet ontveinzen, meer tot mededogen en beklag, dan tot strenge verachting, genoopt te worden. Dit laatste heeft vooral plaats, wanneer de beschouwing zich bepaalt tot voorwerpen, die, wegens ouderdom, stand en opvoeding, met recht geagt kunnen worden aan groot gevaar der verleidinge, te zyn blootgesteld. - Het jeugdig tydperk des leevens, hoe dikwerf, en als van zelf, wordt het, door de zwakheid des verstands en de hevigheid der driften, als een tydperk van onbezonnenheid en overhaaste bejagingen gekenmerkt! Komt hierby, dat deeze leeftyd, welke het meest den raad der wysheid behoeft, niet alleen van denzelven versteken blyft, maar, door ongepaste maatregelen, in de opvoeding gebezigd, en slegte voorbeelden, als 't ware opgeleid wordt tot dwaasheid en veelerleie verkeerdheden: - wat zal dan de veeltyds overspannen verbeelding van zich zelven, het roekeloos vertrouwen op eigen krachten, en de vermetele stoutheid, door gesprekken, voorbeelden, of andere verhittende middelen aangevuurd, beteugelen? En voegt zich by dit alles werkeloosheid, ledigheid, en daaruit veelal geborene luiheid - hoe eigenaartig worden hieruit de verderfelykste gevolgen geboren; daar werkeloosheid en luiheid erkend worden ‘zo onbestaanbaar te zyn met gezondheid van lichaam en geest beiden, dat het moeilyk valle te bepaalen, of zy voor grootere vyandinnen van uitwendig geluk en welvaren, dan van deugd en goede zeden te houden zynGa naar voetnoot(*).’ Smartelyk is van daar het gevoel, uit de gemengde aandoeningen van verontwaardiging en mededogen geboren, by de bepeinzing, hoe veele oorzaaken den Mensch van zynen edelen aanleg doen verbasteren, en tot welke uitersten de wegen der dwaasheid, eenmaal ingeslagen, vooral de onbedachte Jeugd kunnen heenen voeren. Maar deeze overweeging doet tevens den hartelyksten wensch opwellen, dat niemand, by wien de vreeze Gods werkzaam is tot loffelyke gezindheden en bedryven, dat goede zaad, door eigen verwaarloozing, laate uitsterven, - dat niemand, door te veel op zich zelven te betrouwen, de noodige waakzaamheid verzuime, ter | |
[pagina 383]
| |
voorkoming dat 'er onkruid in den akker gestrooid worde, 't welk tot eenen wortel der bitterheid kan opschieten, en doodelyke vruchten teelen. Elk onzer spiegele zich aan ontzettende voorbeelden. De verleiding loert overal. Opvoeding, stand en jaaren kunnen voorzeker, in veele opzigten, grond van hooge waarschynlykheid leveren, dat men niet derwyze in het verderf zal nederstorten, om aan eerloosheid, of der gestrengheid van burgerlyke straffen, ten prooje te worden; - maar opvoeding, stand en jaaren strekken daarvoor nimmer ten onfeilbaaren waarborge. Zonder aankweeking van de vreeze Gods, zonder geduurige waakzaamheid, zonder herhaalde vuurige gebeden, wat is de mensch veeltyds anders, dan eene ranke kiel, herwaarts en derwaarts gevoerd in de holle zee der waereld? Hoe spoedig zegepraalt de overheerschende zinlykheid, in den stryd tusschen Vleesch en Geest! Wat baat Rede en Godsdienst, als reeds de driften, door gebrek aan zelfbestuur, meesters zyn? En wie zou zich verbeelden, hier onwrikbaar vast te staan; daar niet alleen de wegen glibberig, de voeten wankel, maar ook de neigingen en begeerlykheden, op veelvoudige wyze, het hart des stervelings, waaruit de uitgangen des leevens zyn, tot zulk een onverklaarbaar raadsel maaken, dat wy gedrongen worden met den Dichter uit te boezemen: Wat licht ooit sterflyk mensch ontving,
Uw ondoordringbaar hart blyft zyn gezigt ontweeken,
Uw hart, die wondre mengeling
Van halve deugden, en gebreken. -
Vry, slaaf van hoogheid en gezag;
Bewogen - straks gevoelloos weder;
Fier, kruipend; stout, bevreesd; mild, gierig; wreed en teder,
In 't zelfde hart, op éénen dag!Ga naar voetnoot(*)
Wie, derhalven, kan zich, by overweegingen van zulken aart, onthouden, inzonderheid te gedenken aan de noodzaaklykheid, dat de min-ervarene Jeugd zich tydig bevlytige om het hart boven alles te bewaaren; dat zy zich verheuge, wanneer zy, door liefderyke ouders en voorgangers, in de vreeze des Heeren wordt | |
[pagina 384]
| |
opgevoed; dat zy de tugt niet versmaade, waaraan zy ten haaren beste onderworpen is, en zich op die werkzaamheden met lust toelegge, waardoor niet alleen veel zedelyk bederf verhoed, maar tevens de welstand van lichaam en geest bevorderd wordt? - Bedenkt dan, gy allen, die nog zyt in de lente uws leevens, hoe veelen van uwe jaaren in den draaikolk des verderfs verzwolgen werden, om dat zy het zo even genoemde in den wind sloegen; - bedenkt, hoe veelen, door losbandigheid vervoerd, ‘als op steile rotzen klauterden, en op den rand eens afgronds zich vermetel begaven, om schaduwen te grypenGa naar voetnoot(*);’ - bedenkt, dat zy, die in hunne jeugd gehoor gaven aan de verleiding, en van stap tot stap voortgingen op den weg des kwaads, dikwerf, aan het einde van hun pad, zich in de uiterste rampzaligheid vonden ter neder gestort; - en wacht u dan voor zulk eene begocheling der ondeugd, waardoor (naar de keurige taale van den meermaals aangehaalden Schryver) ‘de natuur, als 't ware, een geheel tooneel van misleiding wordt, voor het door zinlyke lusten ingenomen gemoed, - waardoor 'er stemmen zyn, die rondsom ons zingen, maar welker toonen tot het verderf lokken, - waardoor 'er gastmaalen worden aangericht, waar vergif is in elke schotel, - waardoor 'er legersteden zyn, welke tot rusten noodigen, maar op welke te sluimeren reeds de dood is. - Soberheid, derhalven, behoort onvoorzigtige drift te maatigen; Zedigheid haastige vermetelheid te beteugelen; Wysheid liever nu het gevolg te zyn van ernstig nadenken, dan te spade de bittere vrucht der ondervindingeGa naar voetnoot(†).’ Maar kan het tevens uitblyven, by het aanschouwen van jeugdige voorwerpen, door werkeloosheid, losbandigheid en teugellooze driften, tot euveldaaden vervoerd, aan den duuren pligt der Ouderen te gedenken, welken zy behooren op te volgen in de opvoeding van hunne kinderen? Verwaarloosde Opvoeding toch is eene hoofdbron van elende; - en hierdoor gebeurt het menigmaalen, dat zorgelooze Ouders de hoofdbewerkers worden van den rampspoed hunner kinderen, Verschrik- | |
[pagina 385]
| |
lyk denkbeeld! - Verre zy het echter, de verbastering der kinderen altyd op rekening eener verkeerde Opvoeding te stellen. Menig voorbeeld leerde, dat braave Ouders het bitterst hartzeer beleefden aan kinderen, wier geboorte, trapswyze ontwikkeling, en toeneemende blyken van ontluikend verstand, en veelbeloovende vermogens, hun eene onbeschryflyke vreugde baarden; - het bitterst hartzeer beleefden, in weerwil van alle aangewende middelen, om hunne jeugdige harten vroegtydig in te prenten de vreeze Gods, en de belangstelling in al wat loflyk en eerlyk is. Niets is daarom meer vermogend om het gevoel van meêwarigheid gaande te maaken, dan de rouwe, welke in zulke gevallen het ouderlyk hart moet verscheuren; - en wie vindt het dan vreemd, dat 'er als een tweesnydend zwaard door de ziele gaa, wanneer men eenen Jongeling zelven, op den rand des afgronds, waarin losbandigheid hem gestort heeft, met bitteren weedom en veege lippen hoort betuigen: ‘Het bange des Kerkers wordt bovenal verschriklyk door het ontzettend bericht, dat myn Vader reeds om mynentwille van hartzeer is gestorven, en myne Moeder zich in radeloozen toestand bevindtGa naar voetnoot(*)!’ - Beklagenswaardige Ouders, die, op deeze of soortgelyke wyze, uwe trouwhartige poogingen, by de opvoeding aangewend, verydeld ziet! Maar hoe veel beklagenswaardiger is uw toestand, zo gy, door moedwillig verzuim, of een besmettend voorbeeld, u zelven als oorzaaken van de verbastering der kinderen moet beschuldigen, en dan uwe onvergeeflyke dwaasheid, te spade, wanhoopig vervloekt! - Wie, dan, is 'er onder hun, welke in deeze heilige betrekking leeven, die onvatbaar zich zou kunnen betoonen, om deeze overweegingen ter leering en nadruklyke waarschuwing toe te passen? - Dringt dan het innerlyk welvoeglyke, het welzyn der Maatschappye, en elks tydlyk heil; dringt dit reeds zo sterk, in de jeugd, in ryper jaaren, en in de verschillende betrekkingen, waarin wy leeven, tot een geregeld bestuur der driften, ter behartiging van 't geen oirbaar is, en ter aankweeking der vreeze Gods; eene sterker en allerkrach- | |
[pagina 386]
| |
tigste drangreden hiertoe kunnen wy nog ontleenen uit de bewustheid, dat wy allen eenmaal voor eenen Rechterstoel zullen verschynen, en tot zulk eene verantwoording zullen opgeroepen worden, de zinnebeeldige voorstelling van welke, van eenen gerichtshandel onder de menschen ontleend, zich als van zelf aan den geest, by de herinnering aan de staatelyke plegtigheid, vertegenwoordigt. - Eenige weinige oogenblikken de aandacht te vestigen op dat verhevene en ontzachlyke, 't welk den dag aller dagen zal kenmerken, zal genoeg zyn, om, ten besluite, het hart te vervullen met diep ontzag voor Gods rechtvaardige vergeldinge. 3. Hoe eerbiedwekkend het Tooneel geweest zy, waarvan het staatelyke aanschouwd werdt, waarvan het hart al het roerende gevoelde, - als een flaauw afdruksel, als eene vlugtige schaduwe, zal dit mogen aangemerkt worden, van die toekomstige verschyning van den Zoon des Menschen in zyne heerlykheid, wanneer Hy, omstuwd van alle zyne heilige Engelen, zittende op zynen Throon, alle Volkeren voor Hem zal doen vergaderen, en, door zyne uitspraak, in den naam des Allerhoogsten, aller lot beslissen. ô Dag aller dagen! Hoe zwak is de verbeelding der bewooneren van het stof, om te bevatten dien indruk en dat gevoel, die bedwelming en verstomming, dat luisterryke en geduchte tevens, wanneer, op het geschal der bazuine, de dooden uit de graven opgeroepen, de gedenkboeken geopend, en ieder werk, 't geen hier verborgen was, in het gerichte zal gebragt worden! - Welke ook, hier op Aarde, de mogelykheid zy, om het waakzaam oog der Gerechtigheid te verblinden; hoe sterk zomtyds de hoop op straffeloosheid tot misdryf verlokke; - het oog des oppersten Rechters sluimert nooit; en niemand, volstrekt niemand, kan hetzelve ontwyken! - Is het onderzoek van aardsche Rechters, die hunnen post waardiglyk bekleeden, zorgvuldig, naauwlettend in het opspooren van de aanleiding, het ontwerp, de omstandigheden, het begin, de volvoering, en de gevolgen der bedryven, waarover zy vonnissen; de mogelykheid van dwaaling is nimmer geheel buitengesloten; met het scherpste doorzigt blyven zy feilbaar; - Onfeilbaarheid, daarentegen, kenmerkt den oppersten Rechter; zo min deeze zich bespotten laat, even min kan Hy misleid worden; Hy kent alle de uitwendige om- | |
[pagina 387]
| |
standigheden, de aanleiding en gevolgen der bedryven; geene getuigenissen behoeven hier op trouwe en hoogere bevestiging te worden aangenomen; en daar zyne uitspraak gaan zal over verborgene zo wel als openbaare overtreedingen, over de betragting en schennis van alle de geboden, en over den aart, de maate en de grootheid der deugd en zonde, - zo dringt zyne onfeilbaare weetenschap door tot alle de dryfveeren en oogmerken, tot de verborgenste schuilhoeken des harten. Met deelneeming verneemt men hier de pooging van welgezinde Rechters, om, 't geen ter verschooning der beschuldigden kan dienen, ten hunnen voordeele aan te voeren; maar wy gevoelen tevens de verpligting, hun opgelegd door de veiligheid der maatschappye, het eenigst oogmerk van de handhaaving der wetten, 't welk meestal het deemoedigst berouw vruchteloos maakt; - de opperste Rechter, jezus, schoon verheven boven hartstogtlyk gevoel, 't welk de achtbaare stemme der Rechtvaardigheid verdooft, is echter de Liefde zelve; de aart en het doel zyner rechtspleeging gunt plaats aan berouw, zo het oprecht zy, en niet te spade kome; Hy weet welk maakzel wy zyn, en is gedachtig dat wy stof zyn; met eene kennis, die ons verstand te boven gaat, bedeeld, beoordeelt Hy alles naar de regels der billykheid; en by eigen bevinding weetenschap draagende van den toestand der aardbewooneren, is het licht, 't welk zy ontvingen, zyn richtsnoer, en hunne zwakheden de grondslag van zyn ontfermend mededogen. - Vryspraak of veroordeeling, eindelyk, zal, gelyk hier, ook voor dien hoogen rechtbank der gedaagden lot beslissen. Wie is 'er, die, met deeze bewustheid, vermetel voortzondigt? Wie is 'er, die den rykdom eener onbezefbaar groote langmoedigheid versmaadt; die daaruit aanleiding neemen durft van het opzetlyk volharden in de Verkeerdheden? - Gaat weg van my, gy, die de ongerechtigheid werkt!Ga naar voetnoot(*) De krachtigste beschryving is onvermogende om het verschriklyke dier uitspraak en van den toestand der veroordeelden te vermelden, 't welk geen tong of teken uitdrukken kan! - Maar even krachteloos is alle | |
[pagina 388]
| |
pooging, om dat zalige te schetzen, 't welk nimmer ooge gezien, noch oore gehoord heeft, noch in het hart des menschen is opgeklommenGa naar voetnoot(*); - dat zalige, 't welk het deel zal zyn van alle oprecht boetvaardigen en welgezinden, op welken de opperste Rechter zal toepassen: Gezegenden myns Vaders, beërft het Koningrijk, 't welk u bereid is van de grondlegging der waereld; - over weinig zyt gy getrouw geweest, over veel zal ik u zetten; gaat in in de vreugde uwes HeerenGa naar voetnoot(†). Naa de verlevendiging deezer wel ontzettende, maar tevens troostryke gedachten, hoe overtollig zou het weezen, hier meer ter waarschuwing en aanmoediging by te voegen voor allen, die doordrongen zyn van de waarheid, dat, wegens het toekomstig Oordeel, dit Leeven allergewigtigst is; dat hetzelve veel, dat het alles voor de Eeuwigheid zal beslissen, en te gelyk, als kortstondig en onzeker, by eene schaduwe, by eene bloeme des velds, mag vergeleken worden. - Daar dan, eenmaal, alles, 't geen hier geschiedt, 't zy goed, 't zy kwaad, in dat Gericht zal komen; wat moet dan het einde zyn van alles, 't geen overwogen is? - Vreest God, houdt zyne Geboden, gelyk betaamt allen MenschenGa naar voetnoot(‡)! |
|