Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1803
(1803)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijBeschryving van de drie konstige, astronomische, mechanische, openbaare uurwerken, te Straatsburg, Lyon en Praag.Aan de Heeren Schryvers en Uitgeevers der Vaderlandsche Letteroefeningen.
Myne Heeren!
Daar my geene dan eene oude en zeer gebrekkige Beschryving van de drie volgende Konst-Uurwerken in het Nederduitsch bekend is, zoo twyffele niet, of veelen Uwer Lezeren zullen in de volgende Beschryving genoegen vinden. - Hierom gebruike de vryheid, UEd. dezelve aan te bieden. Wordt zy ter plaatzing waardig gekeurd, dan zal ik UEd., in een volgende, eene Beschryving van nieuwe, nog weinig bekende, en zeer zeldzaame Mechanische Konstwerken doen toekoomen. T.T. Leeuwarden, den 1 Juny 1803. l. oling. | |||||||||||||||
Beschryving van de drie konstige, astronomische, mechanische, openbaare uurwerken, te Straatsburg, Lyon en Praag.Onder de verwonderingswaardigste uitvindingen van het menschelyk vernuft, kan men voornamentlyk, | |||||||||||||||
[pagina 344]
| |||||||||||||||
en ook te recht, tellen, de Astronomische Uurwerken; te weeten, dezulken, welke de beweeging der hemelsche ligchaamen, derzelver veranderingen enz. voorstellen; en die dus wel onderscheiden moeten worden van die, welke enkel als naauwkeurige Tydmeeters, tot het doen van Sterrekundige waarneemingen, worden gebruikt. - Reeds was de Spaer van archimedes zulk een konstig Astronomisch Uurwerk, gelyk 'er in volgende tyden meerdere zyn te samen gesteld, welke allen gewoonlyk door het Water in beweeging wierden gebragt. Daartoe behoorde, by voorbeeld, het Uurwerk van den Praefect chromatius te Romen, dat van boetius, van pacifikus, van den Chalif aaron, het welk naderhand Keizer karel de Groote verkreeg, en meer anderen. Zulke konstige Uurwerken, zoo van de Romeinen, als van andere Volkeren, die Waereldstelzels, Zons- en Maans-verduisteringen enz. voorstelden, vindt men in Recueil des Machines avant 1669, par Mr. Perrault, No. 22-24, beschreeven. Derzelver uiterlyke gedaante was meestal kostbaar, en zy rusteden op zeer fraai te samen gestelde voetstukken. Zoortgelyke Uurwerken bevinden zig nog thans op de Nationaale Bibliotheek te Parys, gelyk by voorbeeld het Planispherium van cassini, (Journal des Sçavans, 1682, p. 22.) Ook regiomontanus vervaardigde een Uurwerk, het welk de beweegingen der hemelsche ligchaamen voorstelde (Pet. Gassendi in vitis Astronomorum p. 364. de vita Regiomontani), en dit wierd ontwyffelbaar niet door Water, maar door Gewigten in beweeging gebragt. Maar onder alle konstige Astronomische Uurwerken is 'er geen, het welk meer de verwondering in vroegere tyden heeft weggedraagen, dan dat van Straatsburg, in de Dom-kerk aldaar; by hetzelve vindt men in de daad ook alles vereenigd, wat de Werktuig- en Uurwerkmakerskonst in staat zyn wonderbaars voor te stellen. Het is te bejammeren, dat dit Konstwerk reeds meer en meer een prooi van den alles vernielenden tyd wordt. Het was in 't Jaar 1570, wanneer den toen ten tyde beroemden Wiskonstenaar coenraad dasypodius door den Magistraat der Stad Straatsburg wierd opgedragen, om, in plaats van het oude gebrekkige Uurwerk, in de Kathedraal-kerk, welk in het Jaar 1371 ver- | |||||||||||||||
[pagina 345]
| |||||||||||||||
vaardigd was, een plan tot een geheel nieuw te ontwerpen, welk alles, wat men zoortgelyks nog ooit gezien had, in konst en pracht zou overtreffen, en daarmede aanstonds een begin te maken. Dit wierd ook, onder deszelfs opzicht, door drie bekwaame Konstenaars, isaak, abraham en josias habrecht, in het jaar 1571 begonnen, en in 1574 reeds gelukkig voleindigd. - Men zegt, dat het gevolgd is naar een Uurwerk te Pavia, door wilhelm zelandin vervaardigd, en onder karel den V door janellus tubrianus verbeterd; het welk toenmaals, wegens deszelfs konstige en fraaje inrichting, zeer vermaard was. Het geheele Straatsburger Konstwerk is in drie byzondere afdeelingen gebragt, en met een fraai traliewerk omringd. Aan den voet van hetzelve ziet men een Pellikaan, torschende een Globe van 3 voeten middellyns, wegende over de 100 ponden. Hetzelve is uit een compositie van leem, kryt en papier te samen gewerkt, en bezit in de daad een buitengemeene vastheid. - 48 Sterrebeelden zyn op hetzelve getekend; en door middel van konsttuigen, in den Pellikaan verborgen, volbrengen de Zon, Maan en Planeeten daar om haaren omloop, eveneens gelyk zulks aan den hemel geschiedt. Tegen over deeze Globe ziet men drie raden of schyven, waarvan de grootste een Almanak voorstelt. Apollo en Diana staan aan weêrzyden, doende de dagen en nachten voortgaan: dit rad koomt dus jaarlyks naauwkeurig eenmaal rond. - Het middelste rad toont het Gulden-getal, den Zondags-letter, de beweeglyke Feesten en de Schrikkeljaaren. Dit heeft 100 jaaren nodig om eenmaal rond te koomen. - Het derde en kleinste rad is onbeweeglyk: behalven de Kaart van Duitschland en de Platte Grond van Straatsburg, bevat hetzelve de naamen der geenen, die dit werk vervaardigd hebben. - De vier Monarchyen zyn op de vier hoeken van deeze schyf beschreeven; en op de twee andere zyden zyn, op twee groote tafels, de Zonen Maan-eclipsen van 1575 tot 1605 voorgesteld. Op de Globe staat volgende inscriptie: Omnia inetitur tempus, sed metior ipsum,
Aritificis fragili Machina facta manu.
Onmiddelyk boven deeze werktuigen ziet men de Ze- | |||||||||||||||
[pagina 346]
| |||||||||||||||
ven Planeeten. Dezelve zyn in Figuuren, ieder op een Wagen zittende, voorgesteld; welke Wagen door de aan hun toegewyde Dieren getrokken wordt. Deeze Figuuren verschynen agtervolgends, de eene naa de andere, ieder op dien dag, welke naar hun genaamd is. Zy heeten Apollo, Luna, Mars, Mercurius, Jupiter, Venus en Saturnus, en naar dezelve vindt men de naamen der dagen in de volgende orde geschreeven:
Slaat men de oogen eenigzints opwaarts, dan ziet men een schyf, welke de Minuuten en Vierendeels-uuren aantoont. Op iedere zyde staat een Engel, waarvan de eene, op elken slag van het uur, zyn scepter, welken hy in zyne hand houdt, opligt, terwyl de andere een zandlooper omdraait. Gaat men tot de tweede afdeeling, dan wordt men een groot Astrolabium, of Hemelsplein, ontwaar, op welk zich onderscheidene wyzers ronddraajen. De grootste koomt in het etmaal eens rond, en wyst de Uuren; de overigen toonen de beweeging der Planeeten in den Dieren-riem aan. In het middenpunt bevindt zich een Aardglobe, op welker vier zyden de Jaargetyden geschilderd zyn. Twee Leeuwen houden aan wederzyden de Wapens van de Stad en Voorstanders der Kerk. Onder het Astrolabium is een klein Quadrant aangebragt, het welk den loop en den tyd der Maan aantoont, en teffens derzelver verschillende gedaanten of Phasen voorstelt. In de derde afdeeling zyn de metaalen Klokken, welke ieder vierendeels-uur, door vier gewapende mannen, die de onderscheidene trappen des menschelyken ouderdoms voorstellen, in beweeging gebragt, een zeer welluidend Klokkenspel veroorzaaken. Een weinig hier boven is de kleine Uurklok geplaatst. Aan derzelver eene zyde staat een figuur, welke Christus beduidt, en aan | |||||||||||||||
[pagina 347]
| |||||||||||||||
de andere zyde de Dood, welke by ieder quartier tot de klok nadert, om het uur te slaan, maar daarin tot zoo lange verhinderd wordt, dat de laatste der gewapende mannen het laatste quartier slaat; dan gaat de Christus-figuur terugge, en de Dood slaat het uur. Op de klok vindt men deeze inscriptie: O Rex gloriae Christe, veni cum pace. 1375. 3 Non. Augusti. Inwendig hangen nog onderscheidene kleine klokken, welke, door derzelver fraaje harmonie, een aangenaam klokkenspel doen hooren. In de kleine Toren ter linkerhand hangen de gewigten tot dit uurwerk. Hetzelve is met fraaje schilderstukken van tobias stimmer versierd. Boven op hetzelve ziet men een Haan, welke, naa het eindigen van het klokkenspel, ieder maal met de vleugels klapt, en tweemaalen zeer luide roept. Een weinig lager staat Uranie, als de Godin der Wiskunde, en onder haar een Colossus met de vier Monarchyen, waarvan by Daniel, Cap. 7, gesproken wordt. Digt daarby ziet men het afbeeldzel van den beroemden Sterrekundige nicolaus copernicus, het welk dasypodius uit Dantzig heeft ontvangen. De drie Schikgodinnen van het menschelyke leeven wordt men op de linkerzyde gewaar: Lachesis houdt de spinrok, Clotho spint, en Atropos snydt den draad af. De Trap, welke op de rechterzyde naar het Uurwerk gaat, is een der konstigsten, welke misschien ooit gemaakt is. Tegenwoordig staat dit prachtig Uurwerk byna geheel stil, en is, niettegenstaande de van tyd tot tyd gedaane reparatien, zodanig vervallen, dat het zeer bezwaarlyk ooit weder in orde zal kunnen gebragt worden. Desniettemin zal hetzelve altoos in de geschiedenis der Mechanische konsten een merkwaardig overblyfzel zyn. Menigeen zal wel het algemeen gerugt ter ooren zyn gekomen, dat het Straatsburger Uurwerk door copernicus vervaardigd zy, welken naderhand de Magistraat de oogen liet uitsteeken, opdat hy niet elders een zoortgelyk zou kunnen vervaardigen. Dit verdigtzel is belachelyk, en door angelus rocca uit gedacht (in Oper. Rom. 1719. fol. T. I. p. 170.) waaruit het wederom anderen, by voorb. thom. cor. neille (Dictionn. géopraph. artic. Strasbourg) overge- | |||||||||||||||
[pagina 348]
| |||||||||||||||
nomen hebbenGa naar voetnoot(*). Copernicus is nooit in Straatsburg geweest, ofschoon hy wel naar Italien reisde. Zyn afbeeldzel, het welk men, gelyk wy reeds verhaald hebben, onder het Uurwerk ziet, heeft misschien aanleiding tot dit valsch gerucht gegeeven.
Gelyk dit Straatsburger Uurwerk met recht voor het wonderbaarste in Europa wordt gehouden, zoo is ook dat van Lyon het fraaiste in Frankryk. Dit laatste wierd in het jaar 1598 door nicolaus lippius, uit Basel, vervaardigd, en in het jaar 1660 door wilhelm nourisson, een bekwaam Uurwerkmaker te Lyon, verbeterd, en met nieuwe stukken voorzien. Hetzelve staat in de Kathedraal-kerk, of die van St. Joannes; en niemand heeft hetzelve nog, dan met de grootste verwondering, beschouwd. Hetzelve vertoont insgelyks den loop der Sterren, en derzelver periodische beweeging. Men ziet daaraan een altoos duurenden Tydwyzer, welke het Jaar, de Maand, den Dag, het Uur en de Minuuten aantoont; verder een Kerkelyke Almanak, welke de feestdagen en de verrigtingen van iederen dag met de kerkelyke ceremonien enz. aanwyst. Aan een Astrolabium, het welk de vlakte des hemels vertoont, ziet men de byzondere plaatzen der gesternten, de phasen van de Maan, den stand der Planeeten en Sterren tegen elkander, derzelver Conjunctien en Oppositien. Iedere dag koomt van buiten, in een zoort van Nis, een zekere gedaante of beeld ten voorschyn. Op Zondag verschynt een beeld, het welk de Opstanding voorstelt; op Maandag treedt de Dood voor den dag; op Dingsdag de H. Stephanus, als eerste Beschermheilige van deeze Kerk; op Woensdag de H. Joannes Bapt. als de tweede Beschermheilige; op Donderdag het beeld van de instelling van het H. Sacrament; op Vrydag de Passie, of het lyden van Christus; en op Saturdag het beeld van de H. Jongvrouw, met de woorden: Dies Dominica Feria 2, 3 enz. | |||||||||||||||
[pagina 349]
| |||||||||||||||
Deeze figuuren verwisselen onderling derzelver plaatzen; iedere middernacht maakt de eene voor een volgende ruimte, en gaat terug. Een Haan verkondigt het uur, door het slaan met zyne vleugels en door zyn geschreeuw, het welk hy tweemaalen herhaalt. Vervolgens ziet men een Engel verschynen, welke een deur opent, om de Maagd Maria te begroeten; de H. Geest daalt, onder de gedaante van een Duif, nederwaarts op haar; en de eeuwige Godheid, beeldelyk voorgesteld, zegent haar. Leeuwen ontmoeten elkander, beweegen derzelver tongen en oogen; terwyl zich een harmonieus Klokkenspel laat hooren, het welk den lofzang van den H. Joannes Baptista speelt: Ut queant laxis. Eindelyk worden de uuren op een cyfferplaat aangeweezen, en de Minuuten staan op groote ovaale lynen, op welken een wyzer rondgaat. Dit Uurwerk, het welk zeer oud is, was eindelyk geheel onbruikbaar geworden, en genoegzaam als een ligchaam zonder ziel en beweeging; het welk door de nalatigheid der geenen, die daarover het opzicht hadden, veroorzaakt wierd. De Bisschop messire claude de st. georg, naderhand Graaf en Cantor der Kerk van Lyon, liet hetzelve wederom herstellen. Hy zelf was in mechanische konsten niet minder ervaaren, als hy een grondig Leeraar der Theologie was; waardoor hy in staat was om onder zyn eigen bestier den beroemden Uurwerkmaker nourisson de verbeteringen op te dragen, en hem daartoe de nuttigste voorschriften te geeven; terwyl hy zelf veele zinryke uitvindingen maakte, welke hy den Konstenaar mededeelde, en daardoor het Werktuig tot eene grootere volmaaktheid verhief. In het jaar 1660 wierd deeze groote reparatie, of liever byna geheel nieuwe vervaardiging, voleindt. In de Histoire civile ou consulaire de la Ville de Lyon, par le P. Claude François Menestrier, de la Compagnie de Jesus. Lyon 1696 fol. is p. 200 dit konstig Uurwerk op een fraaje koperen Plaat afgebeeld. Men ziet met den eersten opslag, welk een stout en grootsch voorkomen dit Konstwerktuig heeft. De Wyzerplaaten en de beweegbaare Figuuren, als b.v. de beelden van de Dagen, de Haan, de Engel, de Moedermaagd, de H. Geest enz. alles vindt men aldaar uitgedrukt. De Kas is insgelyks in een zeer goeden smaak; door | |||||||||||||||
[pagina 350]
| |||||||||||||||
vier Statuen wordt hetzelve in de gedaante van een Toren of Kasteel gedragen op hunne schouders. Onder leest men deeze Latynsche woorden: Opera et studio Guillelmi Nourisson Lugduni.
Niet minder merkwaardig in de geschiedenis der konstige Uurwerken is ook het beroemde Uurwerk te Praag op het Raadhuis in de Oude Stad, waarvan men een voortreffelyke beschryving vindt, onder anderen in een belangryk Manuscript, het welk johann taborsky van ahornberg heeft opgesteld. Dit, aan den toenmaaligen Magistraat toegeëigende werk, is een van de fraaiste Boheemsche handschriften uit de 16de Eeuw. - Hetzelve bestaat slechts uit 14 beschreevene perkamentbladen in groot quarto; en uit de Voorrede ziet men, dat het boek in het jaar 1570 geëindigd is. Wy zullen hieruit het een en ander overneemen. Het is ontwyffelbaar, dat dit Uurwerk alle verwondering en achting verdient, en dat het toenmaals bykans eenig in zyn zoort was. Geen kinderspellen of beuzelaryen zyn aan dit werk te zien; maar de Wysgeer of Wiskonstenaar, die hetzelve met oplettendheid beschouwt, vindt hier voor zynen geest een ryke stof tot nadenken en onderzoek. Fournier (in Notitiae urbis Prag. Lib, IV, c. 6.) getuigt, dat het Uurwerk te Praag naauwlyks zyns gelyken in de wereld vindt; en hy heeft, in de daad, geen ongelyk. Niet enkel de uuren van den dag en nacht ziet men op dit Uurwerk vertoond, maar ook den datum, de maand, het jaar, den op- en ondergang van Zon en Maan, het Guldengetal, den Zon- en Maancirkel, en de voornaamste Feestdagen van het jaar. En zo men het misschien speelwerk wil noemen, dat de Dood op een zekere plaats staat, en, bevoorens het uur slaat, een klokje luidt, in deszelfs linkerhand een zandlooper houdt, welken hy ieder uur omkeert; dat tegen den Dood over een sidderende Grysaard is voorgesteld, die van geene wel herinnerd wordt weg te gaan, maar die met hoofdschudding te kennen geeft, dat het voor hem nog te vroeg is, om zich aan de algemeene wet der natuur te onderwerpen; wanneer men dit alles, zeg ik, kinderspel wil noemen, dan overweege men, dat ook aan | |||||||||||||||
[pagina 351]
| |||||||||||||||
deeze stukken veel konst is besteed, en teffens, dat hetzelve ook niet tot het wezendlyke van het werk behoort, maar slechts tot versiering daarvan dient. Men vindt hier dus alle de voornaamste Feestdagen van den Almanak, het Guldengetal, de Schrikkeljaaren, de Boheemsche en de gewoone Uuren, welke niet op eens, maar agtervolgens, ieder op zich zelven, door het slaan op een klok worden aangetoond; verder de Zon- en Maanklooten (in het vuur verguld) eveneens gelyk dezelve aan den hemel op- en ondergaan, voorgesteld; vervolgens ook de afwisselingen der Maan, de verduisteringen, den loop der Planeeten, met één woord, het waare afbeeldzel van ons geheele Waereldstelzel, met alle deszelfs veranderingen. Naa dat bovengenoemde taborsky de opgetelde merkwaardigheden in zyn geschrift verhaald heeft, gaat hy over tot het onderzoek der oudheid van dit beroemde Uurwerk. Nooit heeft hy kunnen ontdekken, zegt hy, noch uit mondelinge berichten, noch uit eenigerhande handschriften, van wien en op welken tyd dit Uurwerk gemaakt zy: slechts zoo veel heeft hy kunnen naspooren, dat de eerste, tweede en vierde afdeeling, met de daartoe behoorende hemelspleinen, door een zeker Magister hanusch, omtrent het jaar 1490, vervaardigd is, en dat dezelve tot aan zynen dood het opper-toezicht daarover heeft gehad. Balbin (Miscell. B. 3. C. 12. § 1, 2, 3.) heeft in een oud Manuscript aangemerkt gevonden, dat het bovengemelde bericht gegrond is; dat Jacob, een leerling van bovengemelden hanusch, naderhand het werk in een goeden staat heeft onderhouden, tot dat het vervolgens door de onkunde en ongeschikte handen van zwuonek in wanorde geraakte, en dat taborsky, in 't jaar 1552, het van nieuws herstelde. In het bovenste gedeelte van het Uurwerk, aan den muur, stond een opschrift van het jaar 1629, wanneer hetzelve gerepareerd wierd. Dit is ook naa de laatste reparatie, welke de Uurwerkmaker landesperger, in het jaar 1787, onder de directie van den Heer strnadt ondernam, slechts met een veranderd jaargetal zodanig staan gebleeven: Anno domini Millesimo septingentesimo octogesimo septimo, Senatus populusque Pragensis horologium hoc renovatum aeternitati (posteritati mavelim) dicat. Onder deeze inscriptie be- | |||||||||||||||
[pagina 352]
| |||||||||||||||
vindt zig de Tabula horarum inaequalium sive Planciorum (de Tafel van de ongelyke of Planeeten-uuren), waardoor men, volgens het Astrologisch Jaar, kan vinden, welke Planeet in ieder uur regeert. Men verstaat, namentlyk, door Planeet-uuren het twaalfde gedeelte van een natuurlyken dag, en het twaalfde gedeelte van een natuurlyken nacht; is de dag lang, gelyk b.v. in den Zomer, dan zyn ook de uuren lang, maar is dezelve kort, als dan zyn de uuren ook kort. Doch tegenwoordig is deeze verdeeling niet meer in gebruik. Onder deeze Tafel van de Planeet-uuren ziet men den beweegbaaren Uur-ring, met groote vergulde cyffer-letteren van I tot XXIV, waarop de Boheemsche Uuren aangeweezen worden. Voorheen sloeg de Boheemsche klok altoos, zo ras de zon onderging, 24; maar thans niet meer; alleen toont nog een Zonnewyzer deeze verdeeling van den dag aan. Neffens deezen beweeglyken Uur-ring is op de grondplaat de gewoone Duitsche verdeeling aangebragt, en in tweemaal 12 uuren verdeeld; waarby de woorden staan: numerus medii horologii. Van drie op deeze plaat getrokkene concentrische kringen, betekent de eerste den keerkring van den Kreeft (Tropicus Cancri), de tweede den Equator (Circulus Aequinoctii), en de derde den keerkring van den Steenbok (Tropicus Capricorni). Op alle deeze werkt het Uurwerk zodanig, dat men daaraan even dezelfde veranderingen, gelyk wezendlyk aan den hemel, kan beschouwen. Driemaal verandert de grondplaat van kleur, zoo, dat het donkere of zwarte gedeelte, het welk ter rechter en linkerzyde by de romeinsche cyfferletteren IX en III eindigt, den nacht, en de iets helderder de morgen- en avond-schemering beduidt. Hierom staat ook om de laatste het woord Crepusculum op de eene, en Aurora op de andere zyde geschreeven. Het geheel lichte of bovenste halve gedeelte toont den dag, of liever den tyd van deszelfs duuring, aan. Ook vindt men op deeze grondplaat den Dierenriem met de Zon- en Maanwyzers. De Zodiak is beweeglyk en tamelyk breed; op dezelve vindt men de 12 hemeltekenen, ieder gelyk gewoonlyk in 30 graaden verdeeld; welke zodanig verdeelde ring van 5 tot 5 graaden met wit en rood afwisselt. Hierop wordt de waare en schynbaare beweeging der Zon, en dus de mid- | |||||||||||||||
[pagina 353]
| |||||||||||||||
delbaare en waare tyd, aangetoond; desgelyks ook de synodische en periodische omloopstyd der Maan. Onder dit Hemelsplein is een nog grootere plaat, welke tot den Almanak behoort, en veele in dien tyd nuttige en bruikbaare zaken bevat; namentlyk alle de dagen van iedere maand, met die der hoofd feestdagen en het guldengetal, het welk dus standvastig den tyd der nieuwe Maan zal aantoonen, alsmede in welk jaar de 13de Maanemaand moet bygevoegd worden. Van den 21 Maart tot den 18 April is het Gulden-getal dubbeld; waardoor men gemakkelyk den dag kan bepaalen, op welken het Paaschfeest moet invallen. Verder vindt men hierop 12 zinnebeelden voor de 12 Maanden, welke op den arbeid en het in iedere Maand door den Landman te verrichtene betrekkelyk zyn, byzonder ten opzichte van de luchtsgesteldheid en voortbrengzelen in Boheemen. Dit geheele Konstwerk doet den vervaardiger uitneemende eere, inzonderheid dewyl alles zeer eenvoudig is, en het geheele mechanismus maar uit een klein aantal raderen bestaat. Een uitvoerige beschryving van dit Konstwerk vindt men in anton strnadt, Beschreibung der berühmten Uhr-und Kunstwerke am Altstädter Rathhause und auf der königl. Sternwarte zu Prag. 1791. 4. Een kortere beschryving staat in haefteni monastic. disquisit. fol. P. II. Tract. IX. p. 775. en in simonis majoli diebus canicular. ed. Moguntiac, 1614. fol. colloq. 23. p. 420. Ook spreekt laurentius bayerlink in Theatro vitae human. voc. Horol. et Mechan. van dit en andere konstige Uurwerken. |
|