Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1803
(1803)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 329]
| |
Mengelwerk, tot fraaije letteren, konsten en weetenschappen, betrekkelyk.Redenvoering over het middelaarschap van Christus.(Uit het Engelsch van james foster.) - Daar is ook een Middelaar gods en der Menschen, de Mensch jesus christus. Ik heb, in deeze Redenvoering, ten oogmerke, het Character en de Bediening van christus, als Middelaar, te ontvouwen, 't welk zulk eene ruimte en verbreeding geeft aan onze denkbeelden van de huishouding en orde van gods zedelyk bestuur, als de ongeholpe Rede niet kon bereiken. De onderscheidene takken van dit Middelaarschaplyk stelzel zyn, in de daad, de voornaamste stukken, waardoor de Euangelieleer zich onderscheidt van den enkel Natuurlyken Godsdienst, - den eersten en onveranderlyken Godsdienst des geheelen Menschdoms. En nogthans zal het elk bedaard en bedagtzaam onderzoeker blyken, dat, schoon deeze, als 't ware, de byzondere gesteltenis en groote kenmerkende eigenschappen zyn van de Christlyke Leere, ze niet bestemd waren om een geheel nieuw stelzel te vormen; maar alle naauw verbonden zyn aan, en naauw verknogt met de weezenlyke takken van den Godsdienst der Natuure, om welken op te helderen en aan te dringen zy oorspronglyk bestemd zyn. Dus, by voorbeeld, dat god de Wereld, met volmaakte Wysheid en Regtheid, regeert, is het duidelyk en onbedorven begrip der Natuure, ‘welke zich moet | |
[pagina 330]
| |
te vrede houden met deeze algemeene kundigheid, en geen eisch kan maaken om naauwkeurig te bepaalen, op welk eene byzondere wyze die Regeering is ingericht.’ - Hier dan komt het Euangelie eigenlyk de Rede te hulpe, en leert ons, dat die Regeering bediend wordt door jesus christus, met het gezag van god bekleed. De Regeering is onlochenbaar één en dezelfde, of zy onmiddelyk, dan door eene aangestelde magt, worde uitgeoefend: zo dat in de algemeene waarheid de stem der Rede en der Christenheid overeenkomen. En hoewel de Rede, door haar eige kragt en schranderheid, nimmer zou hebben kunnen ontdekken, dat dit beheer toevertrouwd was aan eenen Afgezant, genoegzaam gevolmagtigd en in staat gesteld tot de volvoering van een zo wydstrekkend oogmerk, is het nogthans even zeker, dat zulks geene beslissende tegenwerping kan opleeveren tegen dit denkbeeld van een Middelaarschaplyk Koning en Heer van allen; of men moest in staat zyn om klaar te betoogen, ‘dat de opperste en oorspronglyke Regeerder der Wereld onder eene onveranderlyke verpligting ligt om altoos zelf alleen te regeeren; en, dat groote en wyze oogmerken niet kunnen bereikt worden door eene ondergeschikte magt.’ Maar dit te beweeren, in gevallen, waar wy geene toereikende denkbeelden, en naauwlyks eenige bevatting in 't geheel van het onderwerp hebben, ‘en in een byzonder geval, waarin wy volstrekt onbevoegd zyn om met zekerheid te oordeelen, ten ware wy daadlyk voor oogen hadden alle de mogelyke redenen, die het in eene byzondere huishouding voeglyk en geschikt maaken, in het oneindig bestuur des Almagtigen,’ - is eene hoogte van vermetelheid en waan, zo ongerymd als godloos. Wederom, dat god in zyne natuur volmaakt Goed, en genegen is om Barmhartigheid te betoonen, is een der eerste beginzelen, welke de onbedorve Rede leert. Maar, dan, schoon de Rede, wanneer dezelve door Bygeloof niet verschrikt of verslaafd is, zulks moet aanzien als eene weezenlyke volmaaktheid in gode, en als het heerlykst en teffens beminnenswaardigst gedeelte van gods zedelyke natuure, moet zy ook veronderstellen, dat de verleeningen en ten toonspreidingen zyner Genade, zo wel als die zyner Magt, in alle gevallen, bestuurd en geregeld worden door Wysheid. ‘En wat | |
[pagina 331]
| |
de geschiktste en eigenlykste weg is, om of zyne Genade te betoonen aan het geheel, of ten aanziene van eenig byzonder zoort van schepzelen, vordert veel uitgebreider vermogens, dan den Mensch geschonken zyn, om te bepaalen.’ - In het algemeen beginzel, dat god genadig is, stemmen de Natuurlyke en Geopenbaarde Godsdienst ten vollen overeen; maar ten aanziene van den bepaalden weg, om zyne gunstbetooningen te verleenen, op zodanig eene wyze, als kragtdaadigst strekke om het einde van zyn zedelyk bestuur te bereiken, is eene buitengewoone. Openbaaring alleen in staat om ons klaare en uitmaakende voldoening te schenken. ‘Hier, derhalven, (en het was niet onredelyk, te veronderstellen, dat het zo zyn zou) heeft het Euangelie daadlyk voor ons eene nieuwe regeling geopenbaard, in de Leer van christus, den Middelaar.’ Het algemeen begrip van een Middelaar is, het geen de zodanigen, die, in stede van hunne Rede zediglyk te gebruiken en aan te kweeken, daarvan een afgod maaken, gereed zyn, op het eerste voorstellen, en zonder te weeten of te onderzoeken wat het weezenlyk betekene, te versmaaden en te beschimpen. En, in de daad, de redenen voor het Middelaarschap zyn vaak zo deerlyk misvormd, dat men aan oppervlakkige denkers maar al te veel oorzaak gegeeven hebbe om hetzelve met smaadredenen te overlaaden. Want god, op zichzelven aangemerkt, heeft men beschreeven als een Voorwerp van Schrik, en volstrekt ontoeganglyk voor zyne zwakke en zondigende schepzelen. - Een onnatuurlyk verwyt, en ongerymd godslasterlyk! - Want waar kan toegang gevonden worden, indien niet by oneindige Barmhartigheid? Tot wien kan de ellendige, tot wien kunnen boetvaardige zondaars, zich zo vrylyk vervoegen om redding en schuldvergiffenis, als tot het éénig Weezen in het Heelal, welks Goedheid onbegrensd en volstrekt onveranderlyk is? Kan medegedeelde Genade edelaartiger, ontfermvoller en medelydender weezen, dan oorspronglyke en eeuwige Genade? Of indien het Opperweezen, in byzondere gevallen, een afkeer hebbe van alle ontferming, durft dan een minder Weezen het zich vermeeten, om als Middelaar tusschen beiden te treeden? om Genadebetoon voor te schryven aan Hem, die geheel volmaakt is? het onder- | |
[pagina 332]
| |
staan, om Hem buigzaamer te maaken, te verzagten, tot grooter goedertierenheid en toegeevenheid te beweegen? Indien god, in zichzelven, een onveranderlyk en nimmer dwaalend Voorbeeld is van al wat recht en gepast mag heeten, zou dan zulk een Middelaar geene onvoeglyke, ja zedelooze rol speelen, - zou Hy zich niet gedraagen op eene wyze, een verstandig Weezen onwaardig, - indien Hy om genadebetoon aanhield, eenigzins verder dan god uit zyne eigene natuur genadig is? - In tegendeel, indien men omstandigheden kon veronderstellen, waarin het hoogste Voorbeeld van alles, wat waardig en edel is, geagt kon worden, op zichzelven beschouwd, ongenadig en ontoeganglyk te weezen; gaat het dan niet onlochenbaar vast, dat de Middelaar ook ontoeganglyk moet zyn? Of kan de Godheid vernederd worden door het betoon van mededoogen, in het eigenste geval, waarin de Middelaar verhoogd en vereerd wordt door het pleiten om mededoogen? En, om hier niet meer by te voegen, moeten niet onze nederige smeekingen, zelfs wanneer zy opgedraagen worden door eenen Middelaar, in 't einde voor de Godlyke Genade komen? - Is het zo, dan volgt het onvermydelyk, dat de waare grond, op welken het stelzel van eenen Middelaar gebouwd is, niet kan zyn, ‘dat god in zichzelven of te schriklyk of te wraakzugtig, of te onverbiddelyk was, om rechtstreeks aangeroepen te worden;’ maar deeze, en deeze alleen, dat 'er eenige groote en weldaadige oogmerken door konden bereikt worden, ten aanziene van de zedelyke Wereld, meer in 't groot beschouwd, doch byzonder met opzigt tot het Menschdom, tot het welk dit plan zelve blykt eene byzondere betrekking te hebben. En de waare Christlyke Leer van eenen Middelaar, welke hoofdzaaklyk hier op neder komt, ‘dat onze gezegende Zaligmaaker, door het Hoogst Gezag in hemel en op aarde, bestemd was, om afvallige en wederspannige Menschen te bevredigen met hunnen beledigden Maaker en Opperheer, en om de Uitdeeler te weezen van gods gunst aan het Menschdom;’ ik zeg, deeze oorspronglyke en onbedorve Leer van het Euangelie, wegens éénen Middelaar, heeft niets, wat het algemeen begrip betreft, 't welk de minste schaduw draagt van eene strydigheid met eene van de waarheden, welke de Natuur leert; en het zal, zo ik ver- | |
[pagina 333]
| |
trouw, blyken, dat, by de onderscheide ontleeding van de byzondere deelen, ze alle zich daarmede vereenigen en zamenstemmen. Of het Character van christus als Middelaar eerst eigenlyk gezegd mag worden eenen aanvang genomen te hebben naa zyne Verryzenisse, wanneer Hem alle magt was opgedraagen, en Hy gesteld was tot den éénen Heer, door wien alle dingen zyn, zal ik thans niet in 't byzonder onderzoeken. Zo veel, dunkt my, mag egter vrylyk beweerd worden, dat 'er verscheide waarschynlykheden zich opdoen, die ons overhaalen om te gelooven, dat dit het stelzel is, in de Schriften des Nieuwen Verbonds geopenbaard; en, in 't byzonder, dat de Tytel van Middelaar door christus zelven nooit uitdruklyk werd aangenomen, staande den tyd van zyne eigen openbaare bediening op aarde; en Hem nooit werd toegeschreeven, dan naa zyne verheffing tot de Koninglyke waardigheid en magt. Maar indien wy zyne bediening als Middelaar, naar het algemeen begrip, stellen, als een aanvang neemende met zyne zending als Propheet, en insluitende alles, wat Hy deedt of leedt, als de getrouwe Gezant en Dienaar des Allerhoogsten; zal dezelve, in elk gedeelte, aan de onbevooroordeelde en rechtschaape rede des menschdoms zich aanpryzen. - Want dat god een byzonder Persoon zou zenden, en begiftigen met echte geloofsbrieven, om den waaren Godsdienst te doen herleeven, wanneer dezelve bykans geheel gestorven was, en begraaven onder een hoop van barbaarsche en schadelyke bygeloovigheden - en dat Hy zelfs ten dien einde, en om de eeuwige behoudenis des Menschdoms uit te werken, een Weezen, van den eersten rang en waardigheid in de zedelyke schepping, bestemde - geen van deeze zaaken, zeg ik, kan ons vreemd dunken, wanneer wy in aanmerking neemen, dat gods genadebetooningen oneindig zyn, en niet afgemeeten moeten worden volgens den bekrompen maatstaf van menschlyke aandoeningen en genegenheden; en dat de oorspronglyke waardy, en vroegere overheerlyke glorie, van het Werktuig, tot dit edelaartig oogmerk gebezigd, eene natuurlyke strekking hadt om aan zyne Leer eene grooter maate van aandagt en hoogere eerbiedenisse by te zetten; welk laatste ons rechtstreeks aangeweezen wordt, als het onmiddelyk oogmerk der Voorzienigheid, in dit verbaazend blyk van Gena- | |
[pagina 334]
| |
de en GunstbetoonGa naar voetnoot(*). En wanneer die zelfde uitmuntende Persoonadie, ter oorzaake dat Hy zich aankantte tegen de vooroordeelen, de bygeloovigheden en ondeugden der wereld, naa een lange wyle voorloopige verongelykingen ondergaan te hebben, mishandeld, en tot de schandvolste doodstraffe verweezen werd, strydig met alle beginzelen van regtvaardigheid en dankbaarheid; en dat zyn besluit en onbesmette braafheid, betoond in het ondergaan van zulke onverdiende wreedheden, zonder eens te wankelen in de geheiligde zaak der waarheid, hoogst vereerd en uitsteekend beloond werd door den Opperbestuurder en Regter des Menschdoms, - is een denkbeeld, volkomen overeenstemmende met onze natuurlyke begrippen van gods Wysheid, Billykheid en Goedheid. Maar de Dood van christus wordt in het Euangelie nog in een ander licht voorgesteld. Wy vinden 'er niet alleen in vermeld, dat god in of door christus de wereld met zichzelven was verzoenendeGa naar voetnoot(†); maar dat wy met Hem verzoend zyn door den Dood zyns ZoonsGa naar voetnoot(‡); dat wy de Verlossing hebben door zyn Bloed, de vergeeving der misdaadenGa naar voetnoot(§), en dat Hy de zonde heeft te niet gedaan door zyn zelfs offerandeGa naar voetnoot(**). - Men zal buiten twyfel vraagen, welke is de waare zin deezer Leere? en hoe kan dezelve overeengebragt worden met de eeuwige beginzelen der Rede, en de begrippen, welke de Natuur ons leert van god vormen? Ik antwoord hier op, dat het de onlochenbaare Leer van het Nieuwe Verbond is, dat de Dood van christus niet bestemd was ‘om de Godheid vergeeflyk te maaken, dat is, genegen, om, op geschikte en gepaste voorwaarden, met zyne Schepzelen bevredigd te worden;’ dewyl die Dood door god zelven voorgesteld, en alle kragt deezes Doods ontleend wordt uit de bestemming en verklaaring van god zelven, dat deeze Hem eene aangenaame Offerande was. Weshalhalven men noodwendig god zich moet voorstellen, als vooraf ter zondvergiffenisse genegen. De waarheid der zaake is, ‘dat die Dood een middel was, oorsprong- | |
[pagina 335]
| |
lyk herkomstig uit de Genade van god, en geen beweegreden om Hem genadig te doen zyn.’ Wat kon het, derhalven, met mogelykheid weezen, dan de voegzaamste en wyste weg, langs welken Hy oordeelde zyne Genade te kunnen betoonen? - Maar hoe de wyste? Niet, zeker, ten aanziene van eenigen invloed op Hemzelven, wiens Genade volmaakt was en onveranderlyk: het kon, derhalven, alleen weezen uit hoofde van de Zedelyke gebruiken daarvan, of om de gewigtige einden van gods Zedelyke Regeering te bevorderen. De groote oogmerken, welke blykbaar bereikt worden, door het uitdruklyk bevel van god, om den Dood van christus onder het denkbeeld van eene Offerande te beschouwen, zyn de volgende: Vooreerst. Dat die Dood een standhoudend gedenkteken zou zyn van gods Vergeeflykheid en gereedheid om der menschen zonden kwyt te schelden; en een aandrang van dat grondbeginzel van allen Godsdienst, dat Hy een Belooner is der geenen, die Hem zoeken. - ‘Een Gedenkteken, zamenstemmende met het bykans algemeen heerschend begrip en de handelwyze der Wereld, (die de Offeranden voor een weezenlyk deel van den Godsdienst hield) en uit dien hoofde geschikt om een zekerder en kragtdaadiger invloed te hebben.’ Ten anderen. Om desgelyks tot een standhoudend Gedenkteken te strekken van de snoodheid en wanverdiensten der Zonde, en, gevolglyk, een steeds werkende aanspooring tot nederigheid en bekeering des leevens. Wyders. Schynt die Dood wyslyk bestemd te zyn, om alle Offeranden, in het vervolg, te doen ophouden - Offeranden, die zich tot Menschen-offer hadden uitgestrekt, de snoodste en bedorvenste tak des Heidenschen Bygeloofs. Ten einde dezelve te beter die uitwerking mogt baaren, welke oneindige Wysheid en Goedheid waardig was, worden wy uitdruklyk geleerd, dat jesus christus door ééne Offerande in eeuwigheid volmaakt heeft de geenen, die geheiligd wordenGa naar voetnoot(*). Eindelyk. Is door deeze inrichting ‘eene schoone overeenkomst daargesteld, in een allerbelangrykst stuk, tusschen de bepaalde handelwyze van gods natuurlyke Voorzienigheid, en de buitengewoone werkingen zy- | |
[pagina 336]
| |
ner Genade; welke misschien met regt als een der voornaamste redenen daarvan mag worden aangemerkt.’ - Door overtreeding van adam in het eeten van de verboode vrugt, leert ons de Christlyke Openbaaring, was de Dood in de wereld gekomen, en van hem tot diens geheele naakomelingschap doorgegaan. Zo behaagde het den Almagtigen Maaker der Wereld, de orde en loop der natuure vast te stellen ten aanziene van het Menschdom. En de zaak uit dit oogpunt beschouwd, moet de dood van adams geheele naakomelingschap enkel beschouwd worden als een ongeluk, hun beloopende, door het misdryf van eenen anderen, (iets, 't welk in ontelbaare andere gevallen gebeurt) en niet als eene eigenlyke straffe eens misdryfs, door hun zelven gepleegd. Maar dit kwaad, voor zo verre het alle menschen trof, door eene vastgestelde en onveranderlyke wet der Natuure, en het gevolg niet was van hunne eigene vrywillige overtreeding, is opgewoogen, (dit woord is misschien beter dan hersteld) door het Menschdom in de mogelykheid der verkryging des Eeuwigen Leevens door jesus christus te brengen; - eene beschikking, niet meer de belooning van hunne eigene deugd en regtvaardigheid, dan de oorspronglyke en algemeene wet des Doods, volgens het Schriftuurlyk berigt, daarvan gegeeven, eene straffe was van hunne persoonlyke misdryven. - Hier, derhalven, doet zich eene overeenkomst op in het oogmerk, alsmede eene wonderbaare overeenstemming in de Godlyke handelwyze. Het geheel is allerwyst en allerbillykst aan elkander geevenredigd. - Hier zien wy de Genade van god een redmiddel beraamen, even uitgebreid als het ongeluk, 't welk, door gods regtmaatige bestemming, de Zonde hadt veroorzaakt. En even als de eerste bestemming, ten aanziene van de magt des Doods, niet geagt moet worden enkel naar grillige willekeur plaats gegreepen te hebben, maar diende tot een ontzagwekkend getuigenis van gods mishaagen tegen de zonde; en daar, met oogmerk om dit einde te bereiken, de menschlyke natuur zodanig gevormd was, dat de voortplanting des Menschdoms tevens de voortplanting der Sterflykheid was, naa dat dezelve eenmaal hadt plaats gegreepen: - zo mag de herstelling ten Leeven, door den Dood van christus, aangemerkt worden als een doorstaand blyk van goedheid en medelyden, van onver- | |
[pagina 337]
| |
zetlyke braafheid, en pligtmaatige onderwerping aan het Opperweezen; en strekt dus tot een schitterend en bemoedigend blyk van gods welgevallen in uitsteekende Deugd, en van de hooge eere, welke Hy genegen is daaraan te schenken; 't geen by gevolge een scherpe prikkel is tot de verhevenste daaden van Godsvrugt en Goeddaadigheid: ‘weshalven dezelfde algemeene rede in beide de deelen plaats hebbe, en het geheel wonder geschikt is om de einden des Zedelyken Bestuurs te bereiken.’ Het geen ik hier aanvoerde, houd ik voor de gepaste verklaaring deezer plaatzen uit den Brief van Apostel paulus aan de Romeinen: Want indien door de misdaad van eenen veelen gestorven zyn, zo is veel meer de Genade gods, en de gaave door de Genade, die daar is eens Menschen jesus christus, overvloedig geweest over veelen. - Zo dan gelyk door eene misdaad de Schuld gekomen is over alle menschen tot verdoemenisse, alzo ook door eene regtvaardigheid komt de Genade over alle menschen tot regtvaardigmaakinge des leevens. - Op dat gelyk de Zonde geheerscht heeft tot den Dood, alzo ook de Genade zou heerschen door regtvaardigheid tot het Eeuwig Leeven, door christus onzen HeereGa naar voetnoot(*). - En indien de mogelykheid voor allen, om het eeuwig leeven te verkrygen, en de daadlyke erlanging daarvan door gods getrouwe Dienaaren, het vastgesteld gevolg is van christus opoffering in den dood - ziet elk gereedlyk, dat de Dood van christus meer eigenlyk als eene Offerande mogt beschreeven worden, dan eenige Offeranden van Dieren, welke geen zodanige kragt hadden; en zullen dan ook de uitdrukkingen, (schoon met dat al ten grooten deele zinnebeeldig) dat wy verlost zyn door zyn Bloed, en met god verzoend door den Dood zyns Zoons, (met veele andere soortgelyke spreekwyzen) eene duidelyke en zeer nadruklyke betekenis hebben. Dan, om hierover niet breeder te handelen. De Euangelieleer heeft ons verder verklaard, hoe, om dat onze Gezegende Zaligmaaker zich zelven vernederd heeft, en (overeenkomstig met het bevel des Allerhoogsten gods en Vader van allen) gehoorzaam geworden is tot den dood, zelfs den dood des kruizes, god Hem uitermaate | |
[pagina 338]
| |
verhoogd, alle magt in hemel en op aarde gegeeven, en Hem tot een hoofd boven alle dingen, onder Hem, gesteld heeft, ten welstand zyner KerkeGa naar voetnoot(*). Weshalven het Bestuur van god thans door eenen Middelaar geschiedt, en Hy zyne gunst door eenen Middelaar betoont. Ten slot van dit geheele plan zal christus in zyn Koninglyk Character verschynen, om de wereld te oordeelen, overeenkomstig met die wyze inrichting, volgens welke de Vader niemand oordeelt, maar allen oordeel den Zoon heeft overgegeevenGa naar voetnoot(†). Dit is een kort begrip van het Middelaarschaplyk stelzel, van den beginne af tot den eindlyken afloop toe; wanneer het lot van alle menschen regterlyk zal bepaald worden, en gevolglyk de einden van het Middelaarschap geheel bereikt zyn; dan ook zal het Koningryk overgegeeven worden aan god den Vader zelven; dan zal de Zoon zelve onderworpen worden aan Hem, die Hem alle dingen onderworpen heeft; opdat god zy alles in allenGa naar voetnoot(‡). Volgens dit groot en wyduitgestrekt Plan, zyn de wyste en beste Weezens in het Heelal werkzaam in bedryven, voegende aan hunne waardigheid, verheeven rang en character. God zelve komt ons voor als de oorspronglyke Beraamer en Bewerker, handelende naar de voorschriften zyner onfaalbaare Wysheid, en gedreeven door zyne onbegrensde Goedheid. - Het hoogste Weezen naa Hem (wiens volmaaktheden van natuure geene vergelyking toelaaten) is de Persoon, ten Middelaar bestemd. - De Heilige Geest, als de naaste in rang en eere, werkt als de eerste Minister in dit Middelaarschaplyk bestuur, en heeft tot zyne Medehelpers de Engelen; deeze allen vereenigen zich tot het heerlyk oogmerk om het Menschdom op de oorspronglyke paden van Deugd, Waarheid en Gelukzaligheid te brengen, - om de Erfgenaamen der Zaligheid te versterken, op te beuren en te vertroosten. Zo dat hierdoor, als 't ware, een schakel van goeddaadigheid van de eerste Oorzaak alles goeds loopt door de onderscheidene rangen van de verheevenste Weezens, tot op de Menschen, die door deeze voorbeelden geleerd, en sterk aangespoord worden, om medelyden, belang- | |
[pagina 339]
| |
looze goedwilligheid, en tedere bezorgdheid voor elkander te betoonen, en zelfs zagtaartigheid tot dieren uit te strekken; ten einde een kragtdaadig werkende geest van goedheid en meewaarigheid zich uitstrekke door het wyd bevang van de geheele redelyke schepping gods. En is 'er in het stelzel van Middelaarschap in 't algemeen niets, dan 't geen volkomen eenstemmig is met het bepaalde stelzel, zo der Natuure als der Voorzienigheid. De wereld wordt, volgens het eerste plan, gevormd en vastgesteld door den Almagtigen Opperheer, grootendeels middelaarschaplyk bestuurd, en zal zo altoos bestuurd worden. Vaders, Opzienders, Burgerlyke Regeerders, Vrienden, Menschen jegens Menschen, zyn, in de noodzaaklyke uitoefening der pligten deezes leevens, in de meeste gevallen, tusschen beide komende werktuigen van dat heil, 't welk oorspronglyk uit de Godlyke Goedheid voortvloeit. Het stelzel der Natuure zigtbaar een stelzel van Middelaarschap zynde, kan het denkbeeld van een Middelaar in zichzelven niet ongerymd weezen, of het Stelzel der Natuure moet verkeerd zyn; en, in gevolge daarvan, zal volstrekte Godverzaakery de plaats van het Christendom moeten bekleeden. Ik zal besluiten met een zeer kort verslag van 't geen, myns oordeels, het waare Euangelie van christus is, waarvan de Leer des Middelaarschaps een weezenlyk en gewigtig gedeelte uitmaakt. - De algemeene inhoud deezer Godlyke Leere is: De herstelling van den Natuurlyken Godsdienst en Deugd, wanneer beider kennis, als 't ware, door ondeugd en spoorlooze geestdryvery, uit de zielen der menschen verbannen was; met de byvoeging van twee of drie Stellige Plegtigheden, op de sterkste wyze tegen bygeloovige misbruiken beschut, en strekkende om de eeuwige wetten van Zedelykheid aan te dringen, alsmede eene naauwkeurige inagtneeming aller takken van weezenlyke braafheid te bevorderen. - Dan meer byzonder zyn de Beginzels, daarin voorgehouden: Dat 'er één god is, de Vader en Opperheer van allen, die alle dingen schiep en bestuurt, door jesus christus - Dat de Menschen, by dit oneindig Weezen, van 't welk hun geluk volstrekt afhangt, aangenomen worden, door de Regtvaardiging des Geloofs, in de eind- | |
[pagina 340]
| |
bedoeling zamenstemmende met de algemeene Wet van Opregtheid, die, ten zelfden tyde dat zy alle opzettelyke ondeugd veroordeelt, toegeevenheid gebruikt omtrent de onwillige zwakheden der menschlyke natuure - Dat de gunst van god zich tot het geheele Menschdom uitstrekt, en zyne vergeevende Genade tot alle waare Boetvaardigen; maar verleend op zulk eene wyze, dat de Rede die niet kon ontdekken, noch met regtmaatigheid wraaken; eene schikking, wyslyk beraamd, om de Bekeering aan te moedigen door de hoop op Genade, en zondige menschen, de Godlyke gunst niet verdienende, met bestendige gevoelens van Nederigheid te vervullen, en Bygeloof uit te rooijen - Dat de Vader des Menschdoms altoos gereed is om hun bystand te verleenen in het najaagen van zedelyke regtheid en heil; dat Hy namaals de wereld (aan zyn bestuur onderworpen en verantwoordelyk wegens haar gedrag) in regtvaardigheid zal oordeelen, door jesus christus - En dat, daar Hy alle onboetvaardige Zondaaren, naar gelange hunner overtreedingen, zal straffen, Hy zyne getrouwe en gehoorzaame Dienaars met oneindig geluk en heerlykheid zal bekroonen, ingevolge van het onveranderlyk genoegen, 't welk Hy schept in de Deugd, en om dezelve eindelyk over boosheid en ondeugd te doen zegepraalen. - Een Stelzel als dit, 't welk ieder bedagtzaam, ieder godsdienstig, ieder weezenlyk zedelyk goed mensch moet hoogagten en eerbiedigen, zal allen, die het van harte gelooven, en toelaaten dat het den natuurlyken en regtmaatigen invloed hebbe, hier waarschynlyk geluk, en vrede der ziele, en zeker, hier namaals, de eeuwige gunst van god doen deelagtig worden. |
|