| |
Koninglyk Pruissisch reglement, voor het op te richten institut der koepoks-inenting, te Berlyn.
(Uit het oorsprongelyk Hoogduitsch vertaald.)
Wy frederik wilhelm, door Gods Genade Koning van Pruissen, Markgraaf van Brandenburg, Des Heiligen Roomschen Ryks Aartskamerheer en Keurvorst, enz. enz. doen kond en laaten hier mede weeten. De gelukkige voortgangen, welke de Inenting der Koepokken, overal, ten besten des gantschen menschelyken geslagts, heeft gemaakt, hebben ons eene nadere aanleiding gegeeven, op middelen te denken, hoe wy aan deeze weldaadige uitvinding een snelleren en ruimeren werkingskring, voor onze getrouwe Onderdaanen, zouden kunnen bezorgen. Hier toe heeft ons een byzonder Inentings-Institut het doelmaatigst gescheenen; en na dat wy hiertoe ons de geschiktste ontwerpen, door den Chef van ons Medicinaal Departement, voor oogen hadden laaten leggen, zo keuren wy genadiglyk goed, dat 'er, in onze Residentiestad alhier, een Inentings-instelling, op de volgende wyze, worde gemaakt.
| |
§ 1.
Het oogmerk van deeze Instelling is, om aan een ieder, vooral aan de Armen, de gelegenheid te ver- | |
| |
schaffen, om hunne kinderen, met de Koepokken, te kunnen doen inenten, geheel om niet, en met zekerheid voor alle onechte stoffe; naardien daar steeds echte stoffe, zo tot verzending, aan buiten de Hoofdstad woonende Artzen, in onze Staaten, als tot mededeeling, aan de hier aanwezenden, door in deeze zaaken kundige mannen, verzameld, en zorgvuldig bewaard zal worden.
| |
§ 2.
Om dit oogmerk te bereiken, zullen steeds twee kinderen, die met echte Koepokken zyn ingeënt, in het gebouw des Instituts, om niet gehouden en gevoed worden, zodanig, dat, wanneer een kind, volgens de bevinding der Artzen, uitgelaaten wordt, wederom een ander in zyne plaats treedt. Kunnende Ouders, Voogden, en alle anderen, die over zulke kinderen eenig opzicht mogten hebben, verzekerd zyn, dat voor dergelyke, aan het Staats-opzicht overgegeevene kinderen, vaderlyk gezorgd zal worden.
| |
§ 3.
Voor deeze Ingeënten, zo wel als voor zodanige Persoonen, wie ook hunne Ouders zyn mogen, die om niet begeeren ingeënt te worden, is een byzonder vertrek in ons Frederiks - Weeshuis opgeruimd, met de volgende bevelen.
| |
§ 4.
Den Geneesheer van dit huis, onzen Hofraad, Dr. bremer, die zich, door het bevorderen der Koepoks - Inenting, ons vertrouwen ten vollen heeft waardig gemaakt, stellen wy aan, tot inentenden en dirigeerenden Artz van het, in gemelde Weeshuis, opgerichte Inentings-Institut, en maaken het hem tot eenen pligt:
1o. Te zorgen voor zuiverheid en orde, gelyk ook, dat de ingeënten, volgens zyne voorschriften, met gepast voedzel, en, zo het nodig is, met geneesmiddelen, uit onze Hof-apotheek, voorzien worden, en dat zy behoorlyk, door eene oppaster, bezorgd worden.
2o. De te ontvangene Inentelingen, waar toe niet liefst kinderen, beneden de drie, en boven de twaalf
| |
| |
jaaren, dienen genomen te worden, na een voorafgaand onderzoek omtrent hunne voormaalige Gezondheidsomstandigheden, behoedzaam te kiezen, op dat niet, met het van hun verzameld vogt, andere ziektestoffen overgedraagen worden.
3o. De Inenting deezer kinderen zelf te verrichten; ook dezelve niet eerder uit het huis te laaten gaan, voor dat zy ten vollen hersteld zyn: waartegen het hem vrygelaaten wordt, de kinderen, vóór hunne inkomst in het huis, in te enten, en dezelve dan aan te neemen, als de Inenting gevat heeft.
| |
§ 5.
De verzameling, bewaaring en verzending, der Koepokstoffe maakt een aanzienlyk gedeelte uit van het Ampt onzes inentenden Geneesheers. Hoedanig hy hieromtrent te handelen hebbe, laaten wy enkel over aan zyne beproefde bekwaamheid en rechtschaapenheid. Hy blyft aan ons echter, wegens mogelyke misslagen, verantwoordelyk.
| |
§ 6.
Onze Inentings-artz zal, tot de Inenting der geenen, die zich aan het Institut aanmelden, weekelyks een of twee dagen bepaalen, en daarvan, in de hier uitkomende Intelligenzbladen, het Publiek, door een kort bericht, kennis geven.
| |
§ 7.
Die geenen, die, in het huis van het Institut, zyn ingeënt, moeten, agt dagen na de Inenting, zich daar wederom naar toe begeven; op dat de loop der krankheid beoordeeld, en beslist zal kunnen worden, of men den Ingeënten beschouwen kan, als beveiligd tegen de natuurlyke pokken. Zo de Ingeënte, wegens ziekte, of andere gelykzoortige beletzels, niet in staat mogt zyn, aldaar in persoon te verschynen, moet daar van echter kennis aan den Inentings-artz worden gegeeven; op dat hy, door de hem toegevoegde helpers, de noodige ophelderingen zou kunnen doen inwinnen. Waarom wy ook
| |
| |
| |
§ 8.
Het den Inentings-artz tot een pligt maaken, een naauwkeurig Journaal te houden, over alle de Ingeënten; by ieder Ingeënten aan te tekenen, van wien de stof genomen is; ook alle vierendeels jaaren een daar uit gemaakt Extract, verzeld met de daarby ter zaake dienende aanmerkingen, aan ons Opperst Collegie van Geneeskunde en Gezondheid over te reiken.
| |
§ 9.
Daar intusschen de belangrykheid van dit Institut een bestendig opzicht vordert, zo draagen wy zulks op, aan ons Opperst Collegie van Geneeskunde en Gezondheid, en aan ons Armen - Bestuur; zodanig, dat deeze steeds, uit hun midden, daar toe, aanblyvende Directeuren zullen benoemen. Ook keuren wy by deezen goed, dat, ten dien einde, van wegen het Geneeskundig Lichaam, onze Geheime Raad en Lyfmedicus formei, en van wegen het Armen-Bestuur, onze Geheime Raad en Lyfmedicus hufeland is aangesteld.
| |
§ 10.
Deeze Gedeputeerden bekleeden de plaats van zaakkundige Consulenten des inentenden Geneesheers, in dringende en bedenkelyke gevallen, in welke hy dan verpligt is, hun raad te volgen. Verder zyn zy verbonden, om, zo zy, in hunne plaatzelyke bezoeken, eenige wanorde of gebrek mogten waarneemen, daarvan, aan hunne Committenten, ten spoedigsten, tot het bekomen van verbetering, kennis te geven. Ten welken einde de Geneesheer van het Huis, schoon wy hem niet als een ondergeschikten aan de Deputatie aangezien willen hebben, toch verpligt zal zyn, voor hun het Journaal over de Ingeënten, zo wel als de Correspondentie over de verzending der Pokstof, die volgens de orde des tyds verzameld en Actenmaatig geschikt moet worden, zo dikwyls zy daar uit onderrichting begeeren, open te leggen.
| |
§ 11.
De Geneesheeren, die Koepokstoffe van den Inen- | |
| |
tings-artz begeeren, moeten zich voorts in postvrye brieven tot denzelven wenden, of voor goed neemen, dat de port vervolgens, door den Post, wederom van hun worde ingevorderd.
| |
§ 12.
Bepaaldelyk willen wy het Institut met den 1 December deezes Jaars openen, en ter zyner tyd het Publiek doen onderrichten van de voortgangen, die daar mede worden gemaakt. Ten oirkonde hier van hebben wy dit Reglement hoogst - eigenhandig getekend, en met ons Koninglyk Zegel laaten bevestigen. Aldus gedaan en gegeven te Berlyn den 19 October 1802.
(L.S.)
friedrich wilhelm.
Graf v.d. schulenburg.
|
|