Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1803
(1803)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 279]
| |
beschilderd gevonden was. Men wendde alles aan, om haare gramschap gaande te maaken, wegens die schenddaad, den daader op te speuren en te doen straffen. - Catharina, zonder zich des verwonderd of verstoord te betonnen, vergenoegde zich met alleen te zeggen: ‘'t Is waarschynlyk het bedryf van een der Pages, die met my wilde boerten, om dat ik de gewoonte heb om in 't rood gekleed te gaan. Men heeft niets te doen, dan het rood 'er af te wasschen.’ De Keizerin hadt een kleinen Jongen, door de wagt verlaaten op straat gevonden, onder haare bescherming genomen, en liet hem dagelyks school gaan, in de Hoogduitsche School. De Jongen kwam, op zekeren dag, uit de School, en bleek zeer bedroefd te zyn. Catharina riep hem, en vroeg, waarom hy zo bedroefd was. - ‘Ach!’ sprak het Kind, ‘ik heb zeer geschreid; onze Meester is gestorven; zyne Vrouw en Kinderen weenen bitter; elk in huis is in den rouw gekleed; en zy zeggen, dat deeze Vrouw en Kinderen zeer ongelukkig zyn, van wegen de armoede, en dat 'er niemand is om hun eeten te geeven.’ - De Keizerin vaardigde onmiddelyk iemand na de School af, om by den Opzigter te verneemen, wat 'er van de zaak was. Hy bragt berigt, dat dien dag een der Schoolmeesteren overleden was, die Vrouw en Kinderen in een zeer behoeftigen toestand agterliet. Onmiddelyk zondt zy door den bedroefden Jongen driehonderd Roebels aan de Weduwe, met bygevoegden last aan den Opperschoolmeester, om de drie Kinderen der Weduwe op kosten der Kroone op te voeden en te onderwyzen. - In dit geval zien wy het hart van catharina: zo bragt zomtyds de eenvoudige onschuld de klagten der lydende menschheid aan haar over, en zy haastte zich om dezelve bystand te verleenen. 't Is zeer bekend, dat eene kunstkoude kan veroorzaakt worden door een mengzel van Sneeuw en Salpeter: hette en vuur zelfs kan desgelyks verkreegen worden, door een mengzel van Geest van Nitrum en Olie van Terpentyn; deeze twee zelfstandigheden vatten vuur, zo ras zy vermengd worden, even gelyk verscheide andere, gelyk men door de Scheikundige proeven weet. - Eenige jaaren geleden ontstondt 'er brand aan boord van een Fregat, te Kroonstad liggende, en dreigde het Schip met eene geheele vernieling. Men deedt onderzoek, om de oorzaak van dit ongelukkig geval te ontdekken; men schreef het toe aan het bedryf van eenige kwaadwilligen. Verscheide matroozen werden in hegtenis genomen, en men poogde hun tot bekentenisse te beweegen. - De Keizerin, van dit voorval verwittigd, stelde den vermelder voor: ‘Maar, Mynheer! my | |
[pagina 280]
| |
dunkt, in myne jeugd, geleezen te hebben, dat eenige op zich zelve koude zelfstandigheden, vermengd wordende, zonder het bykomen van iets anders, vuur vatten: misschien is deeze brand door een ongelukkig toeval veroorzaakt; en het zou eene droeve zaak weezen, de onschuldigen te straffen.’ - Zy benoemde daarop terstond eene Bezending, om het Fregat te onderzoeken, en de oorzaaken van den brand op te speuren. Kraft, Hoogleeraar in de Natuur- en Schei-kunde, was een der Leden. Men ontdekte, dat de Brand was veroorzaakt door een oliekruik, uitgestort op een hoop roet in den hoek des schoorsteens. Dit was althans de gissing, en men deedt des verslag aan de Keizerinne, die bevel gaf om de vastgezette Schepelingen te slaaken. - Catharina verhaalde dit geval te meermaalen, ook aan de jonge Groot-Hertogen, die met haar spraken over de lessen in de Natuurkunde; ten einde hun te doen begrypen, hoe nuttig deeze Weetenschap voor hun kon weezen. |
|