| |
Brief van doktor burnet aan koning Karel.
Aan de Heeren Schryveren der Algemeene Vaderlandsche Letteroefeningen.
Myne Heeren!
Onder alle de Brieven, van Onderdaanen aan hunne Vorsten, heb ik 'er weinige gevonden, met zo veel rondborstigheid, op eenen bestraffenden toon, doch tevens met zulk eene ernstige Godsvrugt, geschreven, als die van Dr. g. burnet aan karel de II, Koning van Engeland: desniettemin, wanneer men in aanmerking neemt, dat zo wel Koningen als Onderdaanen niets meer, dan menschen van gelyke natuur en beweegingen, zyn, hoe aanstootlyk dan voor de gezonde Reden, hoe mishaaglyk, dat de deugdzaame Onderdaan nog zulk een deemoedig voorkomen moet aanneemen omtrent eenen ondeugenden Vorst, gelyk wy dit mede in dien Brief zien doorstraalen; doch 't welk burnet, voor zyn behoud, of om nog eenigen toegang tot 's Konings harte te vinden, waarschynlyk, onvermydbaar noodig achtte.
Het voorzeide nu heeft my bewogen, den gemelden Brief, uit het Werk: Bibliotheque Britannique, ou Histoire des Ouvrages des Savans de la Grande-Bretagne, Tome 3me, pag. 295, in het Nederduitsch te vertaalen, en aldus UL. aan te bieden. Waarby ik nog voege, dat deeze Brief aan karel de II werd toegezonden des avonds vóór den dag, waarop men in Engeland de Verjaaring viert, of pleegde te vieren, van den Marteldood van karel de I; en dat ik, by de mededeeling van deezen Brief, geen berigt gevonden heb, maar
| |
| |
wel eene verwyzing naar een voorig gedeelte der Memorien, waaruit dezelve getrokken was, aangaande de uitwerking, welke die op Koning karel heeft gehad, en hoe dit schryven van burnet door den Vorst is opgenomen geworden; ofschoon men, uit het verder Leven des laatstgemelden, mag veronderstellen, dat hem, ter dier oorzaake, in zyn persoon of waardigheid geen leed is overgekomen. - Hoeveel gelukkiger, met dit alles, voor eenen sully, dat deeze groote Staatsdienaar eenen braaven henrik de IV tot zynen Koning had! En hoe gelukkig het Land, alwaar deskundige Ingezetenen de misslagen der Regenten, of de gebreken in het Bestuur, met eene bescheidene vrymoedigheid, ongestoord, aan den dag mogen leggen!
Zo Gyl. nuttig keurt, aan dit myn geschryf eene plaats in het Mengelwerk van uwe Letteroefeningen te geeven, zal zulks regt aangenaam zyn hem, die zich met alle achting tekent
Myne Heeren!
1803.
UL. D.V. Dienaar
J.D.
| |
Brief van doktor burnet aan koning Karel.
Zedert eenige maanden heb ik my voor uwe Majesteit niet durven vertoonen, ten einde u geen verlies toe te brengen in uwen kostelyken tyd. Thans verstout ik my, u deezen Brief te schryven; en ik heb dit middel des te liever verkozen, vermits de diepe eerbied, die ik u verschuldigd ben, my zoude belet hebben vrymoediglyk by u te spreeken. Ik vermeet my, raadgeevingen aan uwe Majesteit te doen, en doe dezelve in de tegenwoordigheid van God, aan wien ik eenmaal van myne daaden zal moeten verantwoorden. Ik smeek u, Sire, niet ten kwaade te duiden de getrouwheid en yver van uwen ootmoedigen Onderdaan, welke niets beöogt dan uw welzyn, en om zich te ontlasten van zyn geweeten.
In de eerste plaats vordert myn pligt, uwe Majesteit te verzekeren, dat ik onder alle die geenen, waarmede ik verkeere, nooit eenigen beraamden toeleg van oproer ontdekt hebbe; maar ik moet hier byvoegen, dat bykans het gantsche Volk verbitterd is, zeer misnoegd op u zynde, en dat het u mistrouwt. Eertyds werd de schuld der dingen, welke der Natie mishaagden, op uwe Ministers, of op zyne Koningl. Hoogheid, uwen Broeder, geworpen; maar tegenwoordig valt
| |
| |
die op u zelven, en de tyd, die, gewoonlyk, andere kwaalen geneest, doet deeze slegts erger worden. Uwe laatste Aanspraak geeft aan veelen grond om te gelooven, dat alle de Steden van het Ryk zeer gemaklyk zouden over te haalen zyn, om u Adressen aan te bieden, tot verbetering der misslagen, die 'er begaan worden. Men heeft daartoe nog geen volkomen besluit genomen; maar zoäls de gemoederen zich gesteld bevinden, is zulks wel te verwagten. Indien uwe Majesteit een nieuw Parlement byëen roept, denkt men, dat die geenen, welke op het inleveren van Adressen hebben aangedrongen, in het algemeen zullen verkoren worden; het Volk zal, over 't geheel, zyne stem ten voordeele van die zich op deeze wyze gedraagen uitbrengen. De gemaatigdsten onder hun, welke over uw gedrag niet voldaan zyn, stellen zich voor, dat de staat van uwe buitenlandsche zaaken, en van uwe Schatkist [Echiquier] alhier, u tot de noodzaaklykheid zal dringen, om toevlugt tot uw Parlement te neemen; en dat men alsdan de misslagen zal herstellen: deeze hoop beweegt hen, om gerust te blyven. Zo uwe Majesteit het Parlement in de maand April byëen roept, om nieuwe subsidien, tot bystand van uwe Bondgenooten, te vraagen, zullen veelen van oordeel zyn, dat de benoodigde penningen, ter nakoming uwer Verbindtenissen, gesteld moeten worden in handen van Commissarissen, in dier voege, dat dezelve daarvan kunnen verantwoorden aan de beide Kamers. Deeze Commissarissen zullen, naar alle waarschynlykheid, bestaan uit u niet aangenaame persoonen; maar dewyl zy Schatbewaarers zyn, zullen zy eene soort van Staatsraad formeeren, om alle uwe Raadslagen tegen te werken.
Voor zo veel de toestand van uwe Schatkist [Echiquier] betreft, merk ik niet, dat men zich bekommere u in verlegenheid te zien. De gezindheden zouden kunnen veranderen, indien gy zekere zaaken aan uw Volk toestond; maar het geen men van u zal eischen, zal u, ongetwyfeld, al te hard om te verduwen voorkomen, en misschien zou het met uwe Eer niet bestaanbaar weezen, daarin te bewilligen. In de wanorde, derhalven, waarin de zaaken zich bevinden, is het gemaklyk, hinderpaalen aan te treffen; maar zeer moeilyk, om redmiddelen uit te denken.
Alle braave lieden, nogthans, komen hierin overeen, dat 'er één weg voor u open blyft, en, mooglyk, de eenigste, om u uit de verlegenheid te redden: en deezen zult gy niet inslaan, door de verandering van het Ministerie, of van den Staatsraad; noch ook door de byëenroeping van een nieuw Parlement; maar (duld, Sire, dat ik zo rondborstig tot u spreeke) door het veranderen van uw hart, en van uw gedrag. Dit nu gezegd hebbende, Sire, vergun my, zo gy
| |
| |
mynen Brief niet met verontwaardiging verwerpt, dat ik 'er, met al den ootmoed van eenen aan uwe voeten te nedergebogenen Onderdaan, byvoege, dat men het misnoegen, 't welk de Natie tegen u heeft opgevat, de nood, die u dringt, de gramschap van God, zo blykbaar doorstraalende in de verydeling van alle uwe ontwerpen; dat men, zeg ik, dit alles moet toeschryven aan deeze eenige oorzaak, dat gy geene Godvreezenheid bezit; en dat gy niets bemint, dan de vermaaken en den wellust. Uwe Majesteit verbeeldt zich, mooglyk, met reden, dat veelen, die zich tegen uwe oogmerken aankanten, zulks niet doen uit liefde voor den Godsdienst: ondertusschen heeft uw Volk meer eerbieds voor denzelven, dan gy denkt. Ik raade u niet, u met de uitwendige vertooningen van Godsvrugt te bekleeden, gelyk, weleer, henrik de III, Koning van Vrankryk, deed, om den storm, die hem bedreigde, af te wenden: neen, men ontdekte, welhaast, het bedrog; en gy zoudt daardoor uw misdryf slegts te grooter maaken. Uwe Godsvereering moet in de daad bestaan, en gy behoort daarvan onverdagte bewyzen in het licht te stellen. Verwyder van u alle voorwerpen van verleidinge; bovenal de Vrouwen, die u kluisteren. Hervorm uw Hof. Zo gy u opregtelyk tot den Godsdienst wendt, zult gy, eerlang, eene zuiverer vreugde genieten, dan die uit het genot der vleeschelyke vermaaken voortvloeit. God zal alle uwe Raadslagen bestuuren en zegenen. Gy zult de harten der braafste Mannen van uw Koningryk winnen. De kwalykgezinden zullen ongerust en bedremmeld worden. Hun party zal verzwakken, zo niet te gronde gaan. Ik weet, op gewissen grond, dat 'er niets is, 't welk de gemoederen van uw Volk zo zeer van u heeft afgetrokken, dan het geen aan hetzelve, wegens het leven, dat gy leidt, ter oore
komt; en dit maakt het genegen, om geloof te slaan aan alle de schandelyke gerugten, welke ten uwen opzigte verspreid worden.
Sire, de Raad, dien ik u geef, betreft uwe zaaken, en het heil van uwe ziele, op gelyke wyze; en alhoewel gy dien God, die de barmhartigheid u heeft bewezen van u in den slag van Worcester, en geduurende uwe lange ballingschap, te bewaaren, en die u op zulk eene wonderbaare wyze op den Throon heeft hersteld, zwaar beledigd hebt, is Hy, echter, altoos goed. Indien gy ernstig berouw hebt, en uw gedrag verbetert, zal Hy u alle uwe zonden vergeeven, en u wederom in zyne gunste aanneemen. Wat zou 'er van u worden, zo gy, in het midden uwer ongebondenheden, kwaamt te sterven? Van den Rechterstoel, waarvoór gy moet verschynen, zal men op de Kroon, die gy draagt, geen' den minsten prys stellen; zy zal alleenlyk dienen, om het vonnis
| |
| |
te verzwaaren, 't welk men tegen u uitspreeken zal: want ik houde my verzekerd, Sire, dat gy gelooft, dat 'er een God is, en dat de misdaad niet ongestraft zal blyven.
Ik ben geen Geestdryver, noch uit geäartheid, noch naar grondstellingen; desniettemin heeft myn hart my zo sterk gedrongen om u deeze Vermaaning toe te zenden, dat ik geenerhande ruste heb gehad, alvoorens dit geschied ware. Ik hoop, dat uwe Majesteit niet beledigd mag zyn door myne stoutmoedigheid. Ik stel my hierby niets anders voor, dan uw welzyn; want dit is het middel niet, om myne belangen te bevorderen. Ik werp my dan aan uwe voeten, en ik bezweer u, in den naam van God, dat gy ter harte neemt, hetgeen ik zeg, en de geringheid van hem, die spreekt, niet veracht. Verbind u ernstiglyk aan den Godsdienst, en ik durf u allerlei soorten van ligchaamelyke en geestelyke zegeningen in dit leven, en eene eeuwige glorie in het toekomende, toezeggen. Maar byaldien gy volhardt in uwe zonden, zal het oordeel van God, van nu voortaan, u zodanig vervolgen, dat gy tot een voorbeeld zult strekken voor de toekomende Eeuwen. En ik, uw arme Onderdaan, zal dan in den grooten Dag tegen u getuigen, dat ik u deezen getrouwen en opregten Raad gegeven heb.
Sire, niemand is 'er, die weet wat ik u zende, en ik heb, met voordagt, deezen avond verkozen, opdat de Plegtigheid des dags van morgen u geschikt maake, om myn geschrift rypelyk te overweegen.
|
|