| |
| |
| |
Mengelwerk, tot fraaije letteren, konsten en weetenschappen, betrekkelyk.
Proeve, over de volmaakbaarheid van het menschlyk character.
(Naar het Engelsch.)
Think nothing gained till nought remain.
Het gewoone uitwerkzel van den stryd tusschen wonderspreukige Nieuwigheid en oude Dwaaling is, dat men, in den zegepraal van het eene of andere uiterste, de waarheid, welke natuurlyk tusschen die beiden ligt, verdrukt. Onder duizend voorbeelden, waarmede men deeze waarheid voldingend zou kunnen staaven, is 'er mogelyk geen, 't welk meer eene eenigzins uitvoerige beschouwing verdient, dan hetgeen men aantreft in de thans heerschende denkbeelden, betreffende de Volmaakbaarheid van het Character der Menschen.
Een aantal Wysgeeren is 'er opgestaan, wier Leer niet alleen de Volmaakbaarheid der Menschlyke Natuure beweert, maar dat dezelve zeer ras kan daargesteld worden; ja dat de tyd eindelyk gekomen is, waarin de Mensch zich eensslags kan verheffen boven alle de hindernissen en nadeelen zyner aangeboorene zwakheid en onkunde.
Aan den anderen kant wordt, met eenen ernst en aandrang, alsof niets meer te schuwen ware, dan het vooruitzigt van der Menschlyke Natuure eene hoogere volkomenheid by te zetten, door veelen beweerd, dat het Menschlyk Character, door alle Eeuwen heen, bykans op dezelfde hoogte moet blyven; en dat, indien de Menschen, in het algemeen beschouwd, met het verloop der Eeuwen niet minder in vermogens en
| |
| |
bedorvener in zeden worden, voorzeker de Naakomelingen nooit wyzer of beter zyn dan hunne Voorvaders.
Geen deezer zo zeer tegen elkander over gestelde Partyen mangelt het aan een overvloed van schynbaare bewyzen, ten voordeele van elks meening.
Aan den eenen kant zal de verbetering in Kunsten, de uitbreiding van den kring der Beschaafdheid, de vermeerdering van Kundigheden, de voortzetting der Weetenschappen, de opklaaring in Regeerkunde, de beteugeling van zekere Ondeugden, voorheen zeer in zwang, de geheele verdryving van eenige der strengste Geessels des leevens, een allerbeslissendst bewys schynen te bevatten van de Volmaakbaarheid der menschlyke Zamenleevinge, welke die der Menschen, hoofd voor hoofd, eenigermaate insluit. - Doch, aan den anderen kant, hoe zelden is de Zoon wyzer, om dat zyn Vader in wysheid uitsteekt? Eindigt ouderdom van kloeke verstanden niet doorgaans in de beuzelaryen der kindschheid? De overblyfzels van Egyptische, Hetrurische of Grieksche kunst zyn misschien, in veele opzigten, boven de mededinging van de uiterste poogingen der hedendaagsche verheeven. Volgende Eeuwen hebben geene Heldendichten voortgebragt, boven die van homerus te schatten. Geen hedendaagsch zamenstel van Wetten gaat, in alle deelen, de burgerlyke Wet der Romeinen, gelyk men die by justiniaan aantreft, te boven. Republikeinsche Vaderlandsliefde is, in de laatere tyden, geen stap nader gekomen tot eene gelykheid met de Romeinsche, in die dagen, wanneer de Republikeinsche Staatsgesteltenis, by dat Volk, in vollen bloei was. Waare Godsdienstigheid blonk onder het Menschdom alleen uit in de eerste dagen der Nieuwe Wereld, en in de vroegste tyden der Christen-Kerk.
Dan, schoon twyfelary en bygeloof treffende en sterke waarschynlykheden aan beide zyden des geschils mogen vinden, zal opregte en onderscheidende naspeuring haare moeite beloond vinden met de ontdekking, dat deeze waarschynlykheden zodanig niet zyn, dat men ten deezen opzigte altoos in twyfel moet blyven hangen. De Mensch is, in de daad, een Weezen, tot volmaaking geschikt, schoon niet volmaakbaar juist op die wyze, als zommige hedendaagsche Wysgeeren stellen.
| |
| |
Waarlyk, de Volmaakbaarheid der Menschen zou men mogen beweeren, en boven allen twyfel verheffen, door de volgende bedenking alleen, schoon wy niets anders daarvoor konden bybrengen. In elk opeenvolgend Geslacht zyn, ten minsten, eenige weinige Persoonen, die, geduurende hun leeven, eenige nuttige kundigheid opdoen, door persoonlyke ondervinding en waarneeming, welke hun niet werd medegedeeld door anderen, die zy niet met zich ter wereld bragten, en die niet te vinden was in eenige boeken, hun te leezen gegeeven. Ten anderen; lieden, die, onder hunne tydgenooten, uitsteeken, door eene ongemeene schranderheid in het leevensbeleid, missen nooit de aandagt te trekken, waardoor ten minsten een gedeelte van hunne byzondere ondervinding bewaard blyft ten nutte van anderen. Laat deeze verkryging van nieuwe ondervinding, en deeze mededeeling van iemands ondervinding aan zyne kinderen en nabuuren, door eene lange opeenvolging van Geslachten herhaald worden, en 'er zal door die mededeeling meer nuttige kennis verspreid zyn aan het einde van die Geslachtreeks, dan in den beginne. Kundigheid, nu, wordt nimmer, als zodanig, door het verstand begreepen, zonder meer of min invloeds op het gedrag te hebben. Met de natuurlyke vermogens, der menschlyke natuure verleend, is het onmogelyk, dat geslachten by geslachten elkander opvolgen, zonder eene trapswyze vermeerdering van Wysheid; en kan de Wysheid der menschen niet toeneemen, zonder eene daaraan geëvenredigde vermeerdering van Deugd, by de zodanigen, die waarlyk wys zyn.
Daarenboven is het eene stelling, welke geenzins doorgaat, dat de vermogens van 's Menschen Geest natuurlyk alleen in kragt van werking zyn tot op zekere hoogte van leevensjaaren; naa welke bereikt te hebben, die vermogens onvermydelyk afneemen, en de mensch tot de kindschheid wederkeert. Wanneer het Lichaam verzwakt is door ziekte en de gebreken des ouderdoms, bovenal in die deelen, welke meer onmiddelijk tot de zielswerkzaamheden behooren, of wanneer de ziel verslaafd is aan hebbelykheden, die den wil bederven, of de kragt des verstands knakken, dan, 't is waar, zullen, wanneer de jaaren hoog klimmen, de Ouden veelligt dat gering gedeelte van Wysheid verliezen, 't welk zy uit vroegere leering en ervaarenisse
| |
| |
hebben opgedaan. Doch, wanneer de aandoenlykheid der lichaamlyke Zintuigen onverzwakt blyft, uitgenomen die afneeming, welke het verloop der jaaren natuurlyk medebrengt, en onvermydbaar is; wanneer de ziel, ten zelfden tyde, niet verzwakt wordt, door eenige hebbelyke verkeerdheden, daarin huisvestende, - zal de Mensch in den ouderdom wyzer en beter zyn dan in de jeugd en vroegste manbaarheid; en hoe ouder hy worde, hoe meer zyne zielskragten zullen uitsteeken.
Laaten wy dit door eenige voorbeelden ophelderen. Uit den aart zyner werken, die zo veel persoonlyke waarneeming en lange ervaarenheid aan den dag leggen, en volgens de overleveringen, hem betreffende, dat homerus zyne Verzen zong, toen hy oud en blind was, mogen wy opmaaken, dat zyne Dichtwerken de vrugten waren van een vernuft, in ouderdom ryp en vrugtbaar. - Milton schreef zyn beste Dichtstuk, toen hy oud en blind was; en het is niet waarschynlyk, dat hy 't zelve zo goed zou hebben kunnen vervaardigen in zyne jeugd, toen hy die twistschriften vervaardigde, ten dienste van het Lange Parlement en van cromwell, welke geagt worden hem veel min tot eere te strekken. - Septimius severus, misschien de bekwaamste van alle de Romeinsche Keizeren, was, zo ik meen, vry verre boven de zeventig jaaren geklommen, toen hy de Keizerlyke Waardigheid verkreeg. Hy bereikte omtrent negentig jaaren; wanneer hy, te midden eens aanvals van jichtpynen, zich voor zyn leger liet brengen en op den krygsthroon zetten, verklaarende aldaar, dat de menschen bestuurd worden, niet door de voeten, maar door het hoofd; door welke woorden, en de kloekberaadenheid zyns besluits, hy alleen een opstand dempte, die zyn leeven gedreigd hadt, en zyne Soldaaten noodzaakte, op 't eigen oogenblik, de doodstraf te volvoeren aan eene menigte hunner spitsbroederen, in wier misdryf zy meest allen, weinig oogenblikken vroeger, gedeeld hadden. - Dandolo, Doge van Venetie, trok, meer dan negentig jaaren tellende, uit, als het hoofd eener Krygsonderneeming, die, door zynen raad, en door het voorbeeld zyner persoonlyke onverschrokkenheid, de bemagtiging van Constantinopole ten gevolge hadt. - Moroné, Canselier van Milaan, naderde de vervulling van eenen eeuw- | |
| |
kring, ten tyde
als hy den Marquis van pescara en den Constable bourbon, twee der bekwaamste Mannen van dien tyd, elk op zyne beurt, tot den speelbal maakte van zyne Staatsstreeken. - Fontenelle bereikte bykans honderd jaaren; en in de laatste veertig jaaren diens langen leeftyds schitterde zyn vernuft het helderst, en waren, volgens zyn eigen berigt, zyne persoonlyke genietingen het grootst. - By horden van onbeschaafde Volken bestuuren zomtyds de oude Mannen of oude Vrouwen, maar altoos de Oudsten, de algemeene belangen en verrigtingen. - Volstandigheid en onbezweeken voortzetten, de ziel van 't welgelukken in alle groote onderneemingen, is byzonder den hoogbejaarden eigen. Niets, met één woord, kan blykbaarder weezen, zo uit het getuigenis der Geschiedkunde, als uit de eigene waarneeming van elk verstandig en oplettend mensch, dan dat, met het groeien der jaaren, wysheid en beleid toeneemen, en dat de Ouden, alle andere dingen gelyk staande, wyzer en beter zyn dan de Jongen.
Uit deeze Volmaakbaarheid van eenige byzondere Persoonen zou men verkeerdlyk besluiten tot eene algemeene Volmaakbaarheid van het Menschdom in alle omstandigheden. Planten groeijen op tot rypheid, en verwelken; maar volgende planten trekken zeldzaam eenig voordeel van de verbetering der geenen, die het zaad verschaften. Een jong Paard wordt weinig onderweezen door het voorbeeld van een oud. Ja, het gebeurt menigvoud, even als in het voorbeeld van septimius severus en caracalla plaats hadt, dat, onder de Menschen, de Zoon, uit hoofde van 's Vaders voorbeeld, niet beter is. Het gebeurt, dat één Kind van waardige Ouderen hunne Wysheid aanneemt, en hun voorbeeld van Deugd volgt, terwyl de overigen zich daarvan verre verwyderen. Maar, zelfs ondanks deeze nadeelen, kan kennis en wysheid van Geslacht tot Geslacht, en van Eeuw tot Eeuw, medegedeeld worden. - Lieden van allerlei ouderdom leeven te gader; niemand is, by uitsluiting, bepaald tot het gezelschap der zodanigen, die hy met geene mogelykheid door zyne lessen kan bevoordeelen. De Tydgenooten, die van denzelfden ouderdom zyn met een verstandig en braaf Man, hebben misschien diepgewortelde begrippen en gevestigde hebbelykheden, die hun wederhouden, om na hem te hoo- | |
| |
ren, of zyn voorbeeld te volgen. Zy, die veel jonger zyn, mogen de ernsthaftigheid zyner jaaren veragten, en zich laaten wegsleepen, om het pad van onervaarene jeugdige drift te volgen. Zelfs zy, die, schoon jonger dan hy, jaaren genoeg bereikt hebben, om een juister waardeering te maaken over de beginzelen van gedrag, mogen liever verkiezen hunne eigene zinnelykheid te volgen, dan hem ten leerryken voorbeeld te neemen. Vreemdelingen en ver af zynde Volken weeten niets van hem; zyne Bloedverwanten en Nabuuren zien hem al te gemeenzaam, om hem op den regten prys te schatten. - Maar, schoon dit des waarlyk voorbeeldigen Mans toestand moge weezen, ten aanzien van meest allen, die hem
omringen, kan het egter niet missen, of 'er zal de een of ander gevonden worden onder de opgemelde soorten, die de vooroordeelen overwint en de driften beteugelt, welke de rest wendig maaken van zyne lessen te hooren, zyne voetstappen te drukken. 'Er leefde nimmer een wys en braaf Man, of hy hadt, te midden van eene menigte versmaaders en vyanden, eenige bewonderaars, naavolgers en vrienden.
Nuttig onderwys en uitsteekende voorbeelden, schoon deeze nimmer alle de heilzaame gevolgen baarden, welke men daarvan mogt verhoopen, zyn nooit geheel mislukt of vrugtloos geweest. 'Er bevinden zich rondsom zulke voorbeelden meer of minder persoonen, in eenen toestand, gelukkig genoeg, om de stem der Wysheid te hooren, en het uitlokkende van een deugdzaam Voorbeeld te zien. Een Vader ondervindt zomwylen, dat een jonge onbekende zynen raad vraagt en zyn voorbeeld volgt, terwyl zyn eigen Zoon beide versmaadt.
Het is, in de daad, ontwyfelbaar zeker, dat, in spyt van de veelvuldige mislukkingen, zo van les als voorbeeld, noch de een, noch de ander, in eenig treffend geval, geheel voor de wereld verlooren gaat. Indien eenig mensch ooit iets in leering of eenige voortreflykheid der menschlyke natuure toeneemt, in zynen geheelen leevensloop, van de wieg tot het graf, zal, in de voordeelen dier vorderinge, de rest des menschdoms altoos deelen. Anderen zullen 'er meer door verlicht worden, en minder snood weezen, om dat hy wys en deugdzaam geweest is.
| |
| |
De geheele Geschiedenis des Maatschaplyken Leevens stemt overeen met deeze inzigten van de Volmaakbaarheid des Menschdoms, zo hoofd voor hoofd als in 't algemeen beschouwd. Welke vorderingen zyn 'er, zints de vroegste Eeuwen, niet gemaakt in de Dieren te temmen en in nuttige Huisdieren te herscheppen! Indien het geluk bestaat in de menigte, de kragt, de verscheidenheid en volduuring onzer aangenaame gewaarwordingen, hoe oneindig gelukkiger is dan de wyze en goede niet, wanneer hy alle de aangenaamheden deezes leevens geniet, in zodanig eene zamenwooning als het beschaafd Europa den Inwoonderen aanbiedt, dan de Wilde, die, uitgenomen de weinige oogenblikken dat hy met verscheurende graagte eet, of op de jagt is om zich dien voorraad te bezorgen, zo veel mogelyk de ongemakken des leevens ontvliedt in de armen van den slaap, en in eene lustlooze ongevoeligheid!
In deezer voege de maate van geluk te vergrooten, is de Volmaaking onzer Natuure bevorderen. Wanneer wy, by nieuwe Land- en Volk-ontdekkingen, bevinden, dat de Menschen in eene geordende maatschappy leeven; wanneer wy bebouwde akkers aantreffen, kunsten en weetenschappen in een gevorderden stand vinden, - maaken wy terstond het besluit, dat zodanig een Land of Eiland langen tyd moet bewoond geweest zyn. Het is openbaar, dat deeze allerblykbaarste tekens des gezelligen leevens niet op eenmaal kunnen daargesteld weezen, maar allengskens ontstaan zyn, en tot die hoogte gebragt, in gevolge van het beginzel der Volmaakbaarheid, aan 's Menschen Natuur eigen.
Vergelykt de Zedelyke Beginzels, als grondwaarheden onder de Wilden aangenomen, met die, welke even zeer als groote Waarheden erkend, doch niet altoos naar eisch gevolgd worden onder beschaafde en verlichte Volken, hoe oneindig meer bestaanbaar ook met Zedelyke Schoonheid en Nutheid - hoe groot is het verschil! - Een Wilde heeft geen kragt, dan die zyns lichaams, over 't geen hem omringt. Zelfs in de verlichtste tyden der oudheid waren de vermogens der menschen door uitvinding en kunstmaatige zamenstelling, hoe verre ook boven die der Wilden uitsteekende, nogthans niet meer daar boven verheeven, dan zy moeten onderdoen voor die wy aanschouwen in het Kompas, in de Gezigtkundige werktuigen, in Scheidkun- | |
| |
de, in Stoommachines, en de Spin- en Weefgetouwen, door water aan den gang gehouden. Een weinig gevorderd Kunstenaar onder ons weet zeer veele dingen, van het hoogste aanbelang ten dienste en veraangenaaming des leevens, welke de schranderste Mannen der Oudheid geheel niet kenden.
Doch het is in kennis en vermogen, dat de Volmaakbaarheid der Menschlyke Natuure bovenal als begeerlyk mag worden aangemerkt; en, naardemaal hierin de Hedendaagschen de Ouden zo wyd en verre overtreffen, kan die algemeene Volmaakbaarheid daaruit, met voldingende kragt, beweezen worden. - Wat is deugd, dan de strekking van oogmerken en daaden, om, naar gelange der omstandigheden, de hoogst mogelyke maate van geluk daar te stellen? In onze kunsten, in onze inrichtingen, in onze zeden, in onzen handel, in de onderlinge betrekkingen, waardoor het eene volk aan het andere verbonden is, in de middelen zelfs, waardoor de slordigste eigenbaat alleen die voldoeningen, welke dezelve zoekt, kan bekomen, is thans oneindig meer van die heilzaame strekking, en by gevolge meer deugds, dan 'er, in die eigenste dingen, in ouden tyde, plaats vondt. Een Mensch, heden ten dage, van dezelfde goede geschiktheid, en met dezelfde voordeelen van vermogen en onderwys, kan door de kunstverbeteringen, behulpzaam aan de zedelyke en natuurlyke vermogens der menschlyke natuure, en door het inspannen dier kragten, waardoor byzonder heil zich overal verspreidt, meer goeds stichten, dan het mogelyk was voor een der Ouden, van die voordeelen verstooken.
Daarenboven is het menschdom in aantal zeer veel toegenomen; en 'er is niet een éénige onder de menschen, hoe slegt, wiens aandoeningen, denkwyze, besluiten en daaden, over 't geheel genomen, niet meermaals goed dan kwaad zyn: en in zekere evenredigheid tot de vermeerdering van het getal der menschen, moet, by gevolge, de geheele som hunner deugden grooter worden. - Men voege hierby, dat een grooter getal der Geboorenen nu tot rype of zelfs hooge jaaren komen, langer het geluk des leevens genieten, langer de pligten van 't zelve vervullen, dan in ouden tyde. Waar men in Europa Sterflysten houdt, blykt het, dat het getal der Dooden, binnen de laatste tweehonderd
| |
| |
jaaren, veel kleinder geworden is, in vergelyking met de Geboorenen.
Nogthans, schoon de algemeene Volmaakbaarheid des Menschdoms, dus, aan den eenen kant, bewysbaar is door eene menigte van onbetwistbaare daadzaaken, gaat het, aan den anderen kant, vast, dat de kragt deezer Volmaakbaarheid zeer traaglyk over 't algemeen werkt. De tegenwoordige staat en het character des Menschdoms munt zeker zeer verre uit boven dien der vroegste Eeuwen des menschlyken Geslachts. Maar, in het verloop van bykans zesduizend jaaren, is het geheele menschlyke Geslacht zo verre niet gekomen, in den voortgang tot eene geheele Volmaaking, als eenige harssenschimmige Wysgeeren zich zelven en anderen beloofden, dat heden ten dage zou plaats grypen. De Eik, die Eeuwen noodig heeft tot zynen vollen groei - niet het schielyk opwassend Mostaardzaad - is een gevoegelyke zinschets van den langzaamen voortgang der menschlyke Volmaaking.
Het verminderen der Pyramiden, die standhoudende gedenktekens van den bewonderenswaardigen arbeid der oude Egyptenaaren, gaat niet langzaamer toe, dan de werking van het beginzel der Volmaakbaarheid van het Menschdom. Millioenen van Eeuwen zullen 'er misschien moeten verloopen, eer Wysheid en Deugd de algemeene Wetten aan 's menschen gedrag met volle uitwerkende kragt voorschryven. Toevallen van eenen natuurlyken aart, en de veelvuldige omkeeringen van de beste beginzels, zo verstandlyke als zedelyke, werpen steeds hinderpaalen op tegen den voortgang der menschlyke Maatschappye tot Volmaaktheid - hinderpaalen, niet gemaklyk uit den weg te ruimen.
Het is alleen uit de verbetering van 't geen men het algemeen begrip van het gros eens Volks noemt, dat men kan oordeelen over de algemeene vordering in nuttige Kennis en weezenlyke Deugd. De heffe des Volks is in groote Steden nog heden ten dage weinig anders dan in oud Rome.
Te midden van dit alles blyft het eene aangenaame gedagte, dat de voor Volmaaking vatbaare vermogens der Menschlyke Natuure steeds meer kragts ontleenen uit elken stap, die tot Volmaaktheid gedaan wordt. De loopbaane van algemeene Verbetering werd met rasser tred betreeden in het laatste dan in het eerste
| |
| |
gedeelte der Agttiende Eeuw. In de Negentiende mogen wy verhoopen en verwagten, dat die vorderingen met eenen nog sneller spoed zullen voortgaan.
Maar wat betekent alles, 't geen wy hier gezegd en aangevoerd hebben, by den traagen, den laaghartigen, den wellusteling, de vrolyk dartelende Jeugd? - Hoe! juist dit: dat zy van hunne verkeerdheden moeten aflaaten, na de Volmaaktheid streeven; want dezelve is niet onbereikbaar: dat zy aflaaten zich boven maate te verheffen op hunne bekwaamheden, op hunne vorderingen; want deeze zyn van geene weezenlyke beduidenis: dat zy opstaan uit hunne traagheid, en het beuzelagtige verwerpen; aan deeze gehegt, op het andere gesteld te blyven, verzwakt de beste springveeren der Menschlyke Natuure.
|
|