twee andere kan men, schoon zy zich byna als dt vertonen, niet duidelyk onderscheiden, even zo weinig als de laatste IIII. Waar ik de stipjens geplaatst heb, zyn alle de letters weggesleten. De letters der beide omschriften komen volmaakt overeen met onze hedendagsche Capitale Latynsche letters, uitgenomen de T., welke op deze wyze ∵ zich vertoont.
Het Muntstukjen is naauwlyks zo groot als een Dubbeltjen; doch hetzelve is door enen rand, waarin het vast gesoldeerd is, omringd, en dan bevat de gehele Medaille byna de grootte van enen Daler. De bovenzyde van dezen rand was geheel bezet met rode, groene en witte steentjens, alle zeer netjens ingekast; op de rugzyde is deze rand belegd met loofwerk, als ene kabel, gelyk men het noemt, gewerkt. Deze Medaille is rondom op den kant bezet met oogjens, waardoor nog een losse gouddraad getrokken zit; een duidelyk bewys, dat 'er buiten om nog een andere rand van zilver of ander metaal, dat door den tyd verslonden is, heeft gezeten. - Aan de rugzyde zat een oogjen vast, hetgeen 'er door den Vinder van deze Medaille afgebroken is. Dit oogjen heeft buiten twyfel gediend, om 'er nog iets anders aan te hangen, of om dezelve tot een hals- of borstsieraad te doen strekken. Het geheel stuk is kunstig en zeer schoon gewerkt.
Men ziet ook duidelyk, dat het Muntstukjen in deze Medaille goud is van mindere waardy dan de rand, dewyl hetzelve bleker van kleur is, en reeds door den tyd en ouderdom geleden heeft, daar integendeel de rand niets door den alles vernielenden tyd heeft geleden. - De Zilversmit, die deze Medaille gekocht heeft en dezelve nog bezit, en by wien ik dezelve heb gezien, heeft, hetgeen te bejammeren is, alle de steentjens, één uitgezonderd, 'er uitgeslagen, om het goud te kunnen wegen. Alle die steentjens vielen, volgends zyn verhaal, tot stof.
Het volgende verdient ook opmerking. By gemelde Medaille heeft men ook een groot oud Zwaard gevonden; doch hetzelve was geheel door den roest verteerd, en viel, by het aanraken, in stukken. De Arbeider, die deze Medaille vond, wilde dezelve in het eerst, niet wetende wat het was, aan zyne Medeärbeiders voor één pond tabak verkopen, doch niemand wilde 'er hem zo veel voor geven; eindelyk verkocht hy dezelve, aan gemelden Zilversmit, voor 47 guldens, zynde de innerlyke waarde van dezelve.
Ik had dit bericht u reeds eer toegezonden, doch ik heb gewacht, om dat anderen het omschrift dezer Medaille reeds eer dan ik hadden afgeschreven, of niet iemand, gelyk ik hoopte, 'er iets van in het een of ander Maandwerk zou mededelen; maar tot nog toe is zulks, zo ver my bewust is, niet geschied. Jammer is het, dat men op de plaats, waar