| |
Adela.
Eene Zwitzersche Geschiedenis.
Korten tyd naa den aanvang der Fransche Omwenteling, doch vóór de uitbreiding der gevolgen, welke dezelve voor Zwitzerland heeft te wege gebragt, werd ik na het Collegie te Bern gezonden, onder het opzigt van een Gouverneur; alle myne Vrienden van Moeders zyde woonden aldaar. Weinige dagen te Bern geweest zynde, deed ik eene wandeling door de Voorsteden van die fraaije Stad. Ik was alleen; myn Gouverneur, die alle de hoedanigheden, vereischt in een Man, tot deezen post bestemd, in zich vereenigde, en wiens handelwyze alzins geschikt was om eerbied en ontzag in te boezemen, verzelde my ten dien stonde niet. Hoe zeer ik bekoord werd door de fraaiheid des omliggenden lands; hoe zeer de schoone geregeldheid der straaten my behaagde, - kon ik niet nalaaten, my diep ge- | |
| |
troffen te gevoelen, op het gezigt eener menigte myner Medemenschen, bezig met vulnis en vuiligheid van de straaten weg te neemem. Niet dat deeze bezorging van reinheid my mishaagde, - deeze op zich zelve was bekoorelyk, - maar ik gevoelde eene moeilyke aandoening, op het gezigt, dat weezens, my gelyk, gebukt gingen onder een yzeren halsband! Medelyden belette my, eenige oogenblikken, te spreeken, of te vraagen, wat dit wilde beduiden; doch welhaast werd ik onderrigt, dat deeze ongelukkigen de Wetten huns Lands geschonden hadden, en veroordeeld waren, om dat teken van misnoegen en straffe, hun leeven lang, te draagen. Terwyl ik peinsde op het heil, uit deeze wyze van strafoefening vootvloeiende, en, als 't ware myns ondanks, de voorkeus daaraan moest geeven, boven die in Engeland plaats grypt, werd myne aandagt byzonder getroffen door het voorkomen van een deezer misdaadigeren, wiens gelaat en houding geschikt waren om agting in te boezemen. - Kan, - sprak ik in myzelven, naa dat ik het gelaat deezes Mans naauwkeurig had gadegeslaagen, - kan die man schuldig zyn aan eene enkele daad,
welke door zulk eene strafoefening gevolgd wordt? Nimmer zag ik zulk eene waardigheid in houding; nimmer eene zo groote ziel in de weezenstrekken uitblinken! Ik gevoelde eene heimlyke begeerte om agter zyne geschiedenis te komen: 't was geene bloote nieuwsgierigheid; want die zou myne begeerte verlaagd hebben; maar ik gevoelde eene belangneeming in 's Mans lot, voor welke ik geen reden wist te geeven; en eene soort van tot drift verhoogd medelyden scheen myn hart te ontroeren. - Ik verlangde hem aan te spreeken, doch vreesde voor bemoeizugtig te zullen worden aangezien; ook kon ik niet wel gepaste woorden vinden, om de gevoelens, welke zyn ongelukkige staat my inboezemde, uit te drukken. Ik vervolgde, daarom in diep gepeins den weg, dien hy hadt ingeslaagen; eene voeglyker gelegenheid, om hem aan te spreeken, verbeidende.
Een teken van de Opzigters deezer ongelukkige Werklieden gaf hun te verstaan, dat de tyd om te gaan eeten voor hun daar was. Ik zag, dat het voorwerp, 't welk myne aandagt getroffen en myn medelyden gaande gemaakt hadt, zich, met snelle schreeden, vervoegde tot eene Jonge Dogter, die na deeze plaats kwam. Nieuwsgierigheid dreef my aan, hem te volgen; en ik ging hem met zo stil een tred agter naa, dat ik hem digt op de hielen was, zonder dat hy wist, dat iemand getuige ware van de ontmoeting tusschen deezen ongelukkigen Vader en eene teerbeminde Dogter. ‘Myne adela!’ sprak hy, zyne armen uitbreidende, om haar te omhelzen, en met drift aan zynen heigenden boezem te drukken, ‘waardigst voorwerp van myne tederste zorg, nog- | |
| |
thans tevens de vloek en troost myns leevens!’. De bekoorelyke Maagd beantwoordde zulks, door, met eene stem, door smert bykans gesmoord, uit te boezemen: ‘Myn Vader! myn waarde Vader! Ach, dat uwe adela de oorzaak is van zulk een verdriet! de heillooze oorzaak van de ongenade haars Vaders!’ - ‘Spreek niet in diervoege, myn Kind!’ hernam de Vader, de traanen van haar bekoorelyk aangezigt afwissçhende; ‘was het niet om myne Lievelinge voor schande te behoeden, dat ik myzelven blootstelde om de zwaarte van deeze onteerende ketenen te draagen? Maar de Snoodaart,’ voer hy voort, zyne stem tot een toon van gejuich verheffende, ‘is weg, om de straffe, door zyn misdryf verdiend, te ontvangen; die bedenking bevredigt my met deezen vernederenden dienst, en schynt de elenden myns leevens te verzagten. Maar, helaas! myn lieve Kind!’ sprak hy verder, met zagter stem, en de traanen van aandoening afdroogende, myne jammeren zyn te treffend; zy hebben een hart doorwond, ‘'t welk, tot zeer onlangs, de wooning des vredes was! Ach! myne adela! Ik kan myne eigene onheilen draagen; maar ik kan het
uitwerkzel niet verdraagen, 't geen ze op u hebben te wege gebragt!’
Had ik diep deel genomen in het lot van den ongelukkigen Vreemdeling, enkel op het gezigt, 't welk zyn voorkomen in my verwekte; hoe zeer moest de indruk daarvan verdiepen, door de ontdekking, dat de boosheid van eenen Snoodaart de oorzaak was van zyn ongeluk! Hoe zeer ik my bevlytigd had om dit onderhoud af te luisteren, nog meer was ik bezorgd om onontdekt weg te komen van de plaats, die, als 't ware, geheiligd was tot deeze ouderlyke en kinderlyke uitboezemingen. En Vader en Dogter waren gelukkig zo zeer met elkanders lot ingenomen en vervuld, dat zy geen van beiden den indrang bemerkt hadden, welken ik maakte op de afzondering, die zy zogten; en ik sloop weg, met zo veel schrooms van ontdekt te zullen worden, alsof ik my schuldig gemaakt had aan het schandlykst misdryf.
Op een afstand van driehonderd schreeden van de plaats, waar ik deeze diepgetroffenen verliet, zag ik den Opzigter deezer Werklieden; en besloot, indien het mogelyk ware, uit hem te verneemen de Geschiedenis van twee Persoonen, in wier lot myn hart zo zeer deel nam. Ik had my geen zeer gunstig denkbeeld gevormd van de zodanigen, die den post op zich namen, om het toevoorzigt te houden op lieden, door de Landswetten diep vernederd, en tot den laagsten arbeid verweezen: zeer stond ik, derhalven, versteld, in deezen Persoon eenen man te vinden, die, toen ik hem aansprak, de duidelykste merktekens van zagtheid en goedaartig- | |
| |
heid op zyn gelaat vertoonde. Naa, onder eenig ander voorwendzel, met hem in gesprek getreeden te zyn, bragt ik het ongevoelig op het voorwerp, 't welk mynen geest geheel vervulde; en, hem berigt gegeeven hebbende van de treffende ontmoeting, door my zo even beschouwd, verzogt ik hem, te mogen weeten, wat oorzaak mogt weezen van zulk eene schynbaar onverdiende ongenade.
‘Uit kieschheid voor de Familie van deezen Heer,’ zeide hy, ‘zal ik noch zyn naam, noch zyne betrekkingen noemen; - in de daad, zy hebben reden genoeg om deeze te bedekken! - maar ik geloof, dat rampspoed genoegzaam is, om de nieuwsgierigheid te verstompen; want my is nog nooit eenige vraag, wegens deezen Man, gedaan. De Vreemdeling, in welken gy zo veel belangs schynt te stellen, was de jonger Zoon eens aanzienlyken Edelmans, en bevondt zich, by zyns Vaders afsterven, alleen in het bezit eens kleinen landgoeds. Liefhebbery voor den Landbouw, en een smaak in het landleeven, deedt hem besluiten, dit kleine landgoed te bebouwen; en hy genoot aldaar allen huislyk geluk, tot vóór weinige maanden. Zyne Broeders waren van eene geheel andere geaartheid, en mispreezen de laage keuze, door hem gedaan; in gevolge hiervan werden de natuurlyke banden van bloedverwantschap bykans tot verbreekens, althans tot verslappens toe gerekt.
Omtrent twaalf maanden geleden, kreeg een Italiaansch Edelman, door dit land reizende, het ongeluk, dat hy met zyn rydtuig omverre viel, digt by het Landgoed van Mr. S -, die, met al de goedaartigheid, eigen aan zyn character, hem noodigde, in huis te komen. Hy was, of gaf voor, zeer gewond, door dit voorval, nam met blydschap de uitnoodiging aan, en werd door den gastvryen Inneemer met alle oplettenheid en zorge behandeld, die zyn toestand scheen te vorderen.
Gy, myn Heer! schynt getroffen door de bekoorelykheid der Dogter van Mr. S -, en zo was het ook met den veragtlyken schurk, dien hy zo veel dienstbetoons bewees; in vergelding voor diens gastvryheid, was deeze laag genoeg, om het verderf van diens éénig en teder bemind Kind te beraamen. De niets ergs denkende Maagd hadt slegts met eenige Landmeisjes verkeerd, en was geheel onkundig van de snoodheden en kunstenaryen der wereld; zy gaf overzulks geloof aan alle de betuigingen en verzekeringen van den Italiaanschen Edelman, en nam voor egte munt op, de betuigingen, welke hy dag aan dag deedt. Hy hadt reeds zulk een indruk op haare aandoeningen gemaakt, dat hy haar wist te beduiden, hoe het tot hun wederzydsch geluk noodig was, dat haar Vader onkundig bleef
| |
| |
van hunne wederzydsche genegenheid, onder voorwendzel, dat hy, door een Huwelyk, eene genegenheid niet kon wettigen, welke zyn Vader mogt mishaagen. - Dan het was te vergeefs, dat hy haar eene heimlyke egtverbintenis voorsloeg: bezef van pligt, en van welvoeglykheid, deedt haar zulks van de hand wyzen. Eindelyk werd afgesproken, dat hy na Italie zou vertrekken, om zyns Vaders toestemming te verwerven. Eene reis derwaards was zo min zyn oogmerk als om haar immer tot zyne Vrouw te neemen: want hy hadt met zynen Knegt een plan beraamd, om haar, op den dag, naa dat hy afscheid zou genomen hebben, te schaaken. Dan de Knegt, gedreeven door de bezwaarende gedagten van zich medepligtig te maaken aan zulk een bedryf, ontdekte het geheele plan aan Mr. S -, die, aangevuurd door het bezef van de belediging zyner eere, onmiddelyk heenen toog na de plaats, waar die Snoodaart zich onthieldt, en, door drift vervoerd, hem het zwaard door 't harte stak.
De vrienden van deezen Italiaan waren hoogst verbitterd, en riepen de straffende hand in, over den ongelukkigen bewerker van diens dood: en, ondanks alle aangewende moeite om dit te voorkomen, hebt gy gezien, tot het ondergaan van welk eene straffe hy verweezen is. - Het beminnenswaardige jonge schepzel, de onschuldige oorzaak van haars Vaders ramp, bezoekt hem geregeld alle dagen. Ik beschik het zo, dat deeze tedere ontmoetingen nooit gestoord worden; en, wanneer de uuren des arbeids voorby zyn, noodig ik ze ten mynen huize. Dan, myn Heer! heb ik het geluk om het character van Opzigter af te leggen, en my in dat van 's ongelukkigen Mans Vriend te vertoonen: hierdoor geniet hy alle avonden het gezelschap zyner Dogter, en, geduurende dien tyd, schynt hy zekere maate van inwendige gerustheid te gevoelen. Maar, wanneer het oogenblik komt, dat zy afscheid neemt, (want ik gaa zelf tegen myne orders aan, met die wederzydsche ontmoetingen zo dikwyls te begunstigen) geeft hy zich over aan eene zwaargeestigheid, welke ik vrees, dat op bysterzinnigheid zal uitloopen.’
Naa deeze ontvouwing gehoord te hebben, riep ik uit: ‘De Hemel, myn Heer! zal u beloonen voor zo veel menschliefde en goeddaadigheid! Maar kan geene tusschenkomst van eenigerlei aart dit onheil verzagten? Ik zou de helft myner middelen wel willen geeven,’ voegde ik 'er met driftvervoering by, ‘indien ik deezen ongelukkigen van die ketens kon verlossen!’ - Naauwlyks had ik deeze betuiging uitgeboezemd, of ik bemerkte, dat myn Gouverneur, Mr. lessington, naast my stondt, die, my op den
| |
| |
schouder kloppende, zeide, ‘dat ik gesproken had in de drift der jeugd. Dan (voegde hy 'er nevens) mag ik weeten, wat die drift tot zulk eene hoogte heeft opgevoerd, en zulk eene deelneeming by u verwekt heeft?’ - Ik verhaalde het hem omstandig, met byvoeging van 't geen ik zo even vernomen had van den menschlievenden Opzigter; ik deed het met al dat vuur, 't welk de leevendige aandoening des voorvals in my deedt ontbranden; en het schonk my het gevoeligst genoegen, te bespeuren aan Mr. lessingtons gelaat, dat hy desgelyks een gevoelig deel nam in dit treffend voorval.
Mr. lessington, zich tot den menschlievenden Opziender wendende, vroeg: ‘Oordeelt gy het mogelyk, dat 'er iets ten behoeve van deezen ongelukkigen Man gedaan worde? Want wy hebben Brieven van Aanbeveeling by de voornaamste Persoonen in dit Land; en aan eenigen is deeze Jonge Heer naauw vermaagschapt. Van de Familie van ***, by voorbeeld, (hier noemde hy een Edelman van rang, die ten deezen tyde een der eerste Staatsposten bekleedde) heeft hy reden, allen bystand te verwagten; deeze bestaat hem zeer na van Moeders zyde.’
‘Is het mogelyk!’ riep onze menschlievende Opzigter uit, met de spreekendste tekenen van verbaasdheid op zyn gelaat; ‘Wy zullen, myn Heer! indien het u behaagt, over dit onderwerp op een gelegener tyd spreeken; tegenwoordig moet elk op zyn post weezen; doch ik zal u, indien het u behaagt, deezen avond ten negen uuren nader spreeken.’ - Schoon 'er iets byzonders was in zyne houding, toen myn Gouverneur den naam noemde van de Familie, tot welke ik behoorde, was egter myne ziel te zeer getroffen en vervuld met het ongeluk des vreemdelings, om byzonder te letten op 't geen hy zeide; en ik voelde het grootste ongeduld na het uur, op 't welk de goeddaadige Oppasser ons bescheiden hadt. Hoewel de Heer lessington zich minder onverduldig betoonde, deedt de menschlievenheid zyns harten hem in myne verlangens deelen; en, geduurende den avond, keeken wy, nu de een, dan de ander, op onze horlogien, onverduldig wagtende na het afgesproken uur. - Het kwam eindelyk; onze Gast nam het juist in acht. - Ik begon het gesprek, met te vraagen, of onze tusschenkomst, zyns oordeels, van eenigen dienst zou kunnen weezen. Niet weinig stond ik versteld, als ik hoorde, dat hy mynen Gouverneur verzogt, eenige minuuten, in eene andere kamer, te mogen spreeken. Ik kon niet begrypen, wat die geheimhouding te beduiden hadt, naa my de geheele zaak verhaald te hebben: ik wist dit niet overeen te brengen. Dan, nog meer was ik verlegen, wat van dit alles te maaken,
| |
| |
wanneer ik ontdekte, dat zy beiden, zints een half uur, ten huize uit gegaan waren.
Ik putte myne verbeelding uit, om te verzinnen, wat de oorsprong mogt weezen van dit vreemd gedrag: eindelyk schreef ik het toe aan de vrees myns Gouverneurs; en dat hy zich verbeeld hadt, dat myne deelneeming in het ongelukkig lot des Vaders herkomstig was uit eene schielyk opgevatte genegenheid voor de Dogter. Hoe zeer my het denkbeeld trof, dat dit zyne opvatting zou kunnen weezen, begon ik myn eigen hart te onderzoeken, en myzelven af te vraagen, of het mogelyk ware, dat het enkel gezigt dier schoone bedroefde zulk eene drift in myn hart hadt kunnen ontsteeken. - Dat haare gedaante gevormd scheen door de hand der Bevalligheden, en dat haare houding en gedrag my beminnelyker voorkwamen dan iets dat ik ooit te vooren aanschouwde, bewees alleen, dat zy myne aandagt getrokken hadt, zonder dat daaruit hoogagting of liefde volgde. Ik wist, dat schoonheid altoos op de driften wrogt, en ongevoelig eene belangneeming inboezemde; doch vóór dat ik adela zag, had ik my bezorgd en bekommerd gevoeld over het deerlyk lot van haaren Vader, en was eene begeerte ontwaar geworden om hem een blyk van myne belangneeming te toonen! -
Bykans twee uuren lang hadt men my aan deeze overdenkingen overgelaaten, wanneer ik Mr. lessington, tot myne blydschap, zag wederkeeren. ‘Wel, myn Vriend,’ was zyn woord, ‘ik veronderstel, dat gy myn gedrag vreemd gevonden hebt; maar ik verlangde, den ongelukkigen, in wiens lot gy zo diep deelde, te zien’ - ‘En,’ liet ik 'er op volgen, hem in de reden vallende, ‘hebt gy de beminnelyke adela gezien?’ - ‘Ja,’ hervatte hy koeltje, ‘ik heb haar gezien; doch ik kan niet nalaaten verwonderd te staan, dat ik u een vuurig deel zie neemen in het lot van een jong Meisje, dat uwer oplettenheid geheel onwaardig kan weezen!’ - ‘Onwaardig!’ riep ik uit; ‘hoe! haare kinderliefde jegens haaren Vader is een genoegzaam bewys voor de ongegrondheid van zulk een denkbeeld.’ - ‘Aan haar gebrek van Kinderpligt,’ gaf hy my, op een eenigzins straffen toon, te verstaan, ‘heeft haar Vader te wyten, dat de Wet hem deeze straffe oplegt! Moet gy niet toestemmen, dat deeze Schoone zeer te laaken is, in de liefdeverklaaringen aan te neemen van eenen Man, toevallig ten haaren huize in gekomen, zonder des den Vader te kennen, die haar gelukkig te maaken tot het grootste doel zyns bedryfs stelde? - Wy moeten,’ voegde hy 'er, op een zagter toon, by, ‘nooit gedoogen, dat onze driften ons verstand benevelen. De
| |
| |
Jonge Juffrouw is zeker zeer schoon, doch heeft zich buiten twyfel aan een grooten misstap schuldig gemaakt. Dan ik zal, zo 't u behaagt, van haaren Vader spreeken, wiens naam, schoon bedekt, ik heb weeten uit te vorschen; en, zints die ontdekking, voel ik, dat zyne ongelukken by my eene dubbele belangneeming verwekken.’ - ‘Goede god!’ riep ik uit, ‘zeker, hy is geen van myne Bloedverwanten? Is hy zulks, dan bid ik u my zynen Naam te melden. ô, Ik zal hemel en aarde beweegen, om hem te verlossen, - om die schandlyke ketens van hem af te doen vallen!’ - Mr. lessington voerde my te gemoet: ‘De drift, welke gy gevoelt, moet door eenige voorzigtigheid gemaatigd worden, of gy zult uw oogmerk doen mislukken. Hy heeft ongelukkig de Wetten zyns Lands overtreeden; en het is niet in de magt eens Jongelings, die te doen herroepen.’ Hierop verhaalde hy my, dat, zo ras hy ontdekte dat Mr. S - myn Bloedverwant was, hy den edelmoedigen berigtgeever verzogt hadt, met hem na diens huis te gaan, waar zy een plan beraamd hadden, om de vryheid des ongelukkigen te bewerken; doch dat hy ten oogmerk hadt, aan mynen Vader te schryven, om te verneemen, of deeze zulks goedkeurde. Het plan, door hun beraamd, was, dat hy over de Alpen na Italie zou trekken, en zyn verblyf in het Milaneesche neemen: want daar zyn persoon aldaar geheel onbekend was, hadt hy geen vrees te voeden van ontdekt te zullen worden. Engeland was eerst voorgeslaagen, als eene voeglyke wykplaats; doch Mr. lessington dagt, dat, indien wy by elkander gevonden werden, wy ons zouden ingewikkeld vinden in de ontkoming: en, om allen vermoeden van oogluiking, welk op den Oppasser zou kunnen vallen, weg te neemen, stelde men vast, dat hy, voor het oog der andere Gevangenen, zyne tot hiertoe gehoudene handelwyze zou veranderen; dat hy
's anderen daags, wanneer adela, volgens gewoonte, by haaren Vader kwam, haar strenglyk zou aanzeggen, zulke zamenspraaken niet langer te gedoogen.
Het is my onmogelyk, eene beschryving te geeven van de onderscheide gemoedsbeweegingen, welke ik gevoelde, onder het aanhooren deezes berigts van mynen Gouverneur. - Dat ik haare hand zou mogen drukken, was het verrukkend denkbeeld, 't welk zich aan mynen geest opdeedt! - dan, hiermede niet voldaan, dagt ik, als haar Neef, haar aan myn hart te zullen mogen drukken. ô! In dit enkel denkbeeld was veel verrukkings; dan ik droeg alle mogelyke zorg, om die verrukking te bedekken. Hierom nam ik schielyk afscheid van mynen Gouverneur; wenschende, dewyl ik my zeer vermoeid vondt, na bed te gaan: maar het denkbeeld van myne
| |
| |
nieuw gevonden Bloedverwanten belette my te slaapen. En de volgende dag, dagt ik, zou niet ten einde komen: want Mr. lessington hadt my beloofd, my by deeze nieuw ontdekte Bloedverwanten te zullen inleiden, zo ras het 's avonds negen uuren was, - het uur, waarop alle de ongelukkige Gestraften afzonderlyk worden opgeslooten.
Nooit had ik zo veel moeite genomen om my op te schikken; nooit den traagen voortgang des tyds zo zeer ontwaard; nooit te vooren myn best gedaan om de weezenlyke aandoeningen van myne geschokte ziel voor het oog van mynen waardigen Gouverneur te verbergen! - Eindelyk kwam het gewenschte uur; de klok sloeg negen. Myn pols kreeg heftiger gang, myn hart klopte, en myn gelaat moet zeker verraaden hebben, wat 'er in myn binnenste omging.
Had ik my getroffen gevoeld door het gezigt myns Bloedverwants, onder den last van schandlyke ketenen; hoe veel te meer was ik zulks, wegens de deftigheid en bevalligheid zyner houding, nu hy niet langer onder die zwaarte gebukt ging. Zyne ontmoeting was deftig en teder tevens. Ik zag met greetig zoekend oog de kamer rond, in de hoope van haar te zullen zien, die aandoeningen, nooit te vooren door my ontwaar geworden, in myne ziel verwekt hadt. Naa eenigen tyd op de pynbank der verwagting uitgestrekt gelegen te hebben, zeide ik, ‘my gevleid te hebben met de hoope van ook onze andere Bloedverwante te zullen zien, die, door het betoon haarer Vaderliefde, de leevendigste belangneeming in myn hart hadt opgewekt.’ - Ik kreeg ten antwoord: ‘Myne adela hadt berigt gekreegen, dat ik deezen avond u zou zien, en heeft daarom haar bezoek vroeger afgelegd dan op het gewoone uur: want zy weigert, zints het ongelukkig geval, haaren Vader overgekomen, iemand, zelfs haare beste Vriendinnen, te zien; zy heeft haaren naam veranderd, en leeft met eene oude Dienstbode, op wier trouwe en geheimhouding zy zich ten vollen kan verlaaten.’ - Dit onverwagte antwoord van Mr. S - vernietigde op eenmaal al de vuurige hoope, door my gekoesterd; en met veel moeite bedekte ik de kwelling, welke deeze kundschap my veroorzaakte. Naa omtrent een half uur doorgebragt te hebben in betuigingen van dankbaarheid aan de zyde myns Bloedverwants, en verklaaringen van hoogagting en vriendschap van Mr. lessington en my, verliet ik een huis, waarin ik met de sterkste gemoedsbeweegingen was getreeden.
Volstrekt had ik beslooten, een gesprek met adela te hebben; maar het viel niet gemaklyk te bepaalen, hoe dit oogmerk te volvoeren: want ik kon niet nalaaten my te verbeelden, dat, haar dien avond niet te ontmoeten, van de bestel- | |
| |
ling myns Gouverneurs kwam. Ik vreesde, den beminnenswaardigen man, die zich zo zeer een vriend der bedrukten betoond hadt, over dit onderwerp te raadpleegen, om het vertrouwen, 't geen ik in hem gesteld had, niet te verraaden, of de weezenlyke gesteldheid myns harten te ontdekken. - In 't einde besloot ik, bedaard den volgenden avond af te wagten, en dan my te verschuilen naby het huis van den Opzigter, op den tyd wanneer myne Nigt haaren Vader ging bezoeken, en haar dan, by het na huis keeren, te volgen. - Gelukkig vond ik my niet andermaal te leur gesteld: want ik zag haar ten gewoonen uure naderen, vergezeld door eene oude Vrouw, die heen en weder wandelde, tot dat zy ten huize uit kwam.
Ten huize uit komende, sprak zy: ‘Gy zyt al te goed, jennet! Waarom zyt gy niet in huis gegaan? Ik vrees zeer, dat dit wagten in de avondlugt u zal hinderen.’ - ‘Medelydende Engelin!’ riep ik by myzelven ongewillig uit, en volgde het voorwerp myner tederste belangneeming. Ik nam waar, dat zy stil hieldt by een klein huisje, op den hoek van een naby zynde straat. - Jennet sloot de deur open, en in minder dan een minuut was adela uit myn oog. Ik was nu egter haare woonplaats te weeten gekomen, en dit baarde my geen gering genoegen.
Het duurde een geruimen tyd, eer ik kon besluiten, onder welk een voorwendzel ik het zou waagen, in dit heiligdom in te dringen, 't welk ik niet kon nalaaten als zodanig te beschouwen, uit hoofde van den betoonden Kinderpligt: maar ik voelde my gedrongen door eene te geweldige drift, dan dat ik dezelve kon te onder brengen. Eindelyk besloot ik, op den volgenden morgen, digt by de deur een struikelenden val te doen, en voor te wenden, dat ik myn enkel zodanig beschadigd vond, dat zulks my in de noodzaaklykheid bragt om te verzoeken in huis te mogen komen. Deeze kunstenary, dagt ik, zou niet kunnen ontdekt worden: want het was slegts eenige weeken geleden, dat ik myn been zeer zwaar geschaafd had, en ik droeg 'er nog een windzel om.
Het plan gelukte, zelfs boven myne verwagting: want juist toen ik op die hoogte kwam, tradt jennet de deur uit, die, my ziende vallen, met alle bezorgde deelneeming toeschoot, om my haare hulp te bieden. De welgebootste pynlyke aandoeningen maakten haar mededogen gaande; zy nam my by den arm, en bragt my ondersteunende in huis. De ontroering, welke ik voelde, op het denkbeeld, dat ik myne bekoorelyke Nigt zou zien, veroorzaakte eene beeving door myn geheele gestel; en het geen veroorzaakt werd door eene zamenvoeging van genoegen en tederheid, werd toegeschreeven aan het uitwerkzel van ondraaglyke pyn.
| |
| |
Jennet bragt my binnen als een vreemdeling, die een ongeluk gekreegen hadt, en ging terstond heenen, om iets te haalen, 't welk tot verzagting op myn been zou gelegd worden; dan zy keerde onmiddelyk terug, om zelve my bystand te bieden. Had ik my zodanig getroffen gevoeld door de veel uitdrukkende vertooning van de houding deezer maagd, by een enkel voorbygaand gezigt van de leevendigheid haarer uitdrukking, hoe veel sterker moest alles op my werken, toen ik de werking des medelydens in haar bespeurde! Zo aangenaam was het, my het voorwerp van die aandoening te vinden, dat ik naauwlyks kon besluiten te verklaaren dat de pyn verminderde: dan eindelyk besloot ik my te bedienen van het voorregt, 't welk my het dusver welgeslaagde ontwerp aanboodt. Naa mynen dank betuigd te hebben aan jennet, op de hartlykste wyze, welke een gunstbetoon kan inboezemen, wendde ik myne reden tot haare jeugdige Huisgenoote, met alle zorgvuldigheid verbergende, wat in myn hart omging. Elk woord, 't geen zy sprak ter beantwoording van 't geen ik bybragt, zette kragt by aan die genegenheid, welke ik bevond dat niet te bedwingen was; en ik besloot in 't einde haar te spreeken van onze bloedverwantschap, en haar mynen naam bekend te maaken. Toen zy haar leedweezen te verstaan gaf over het ongelukkig toeval my bejegend, de toevallige oorzaak deezer ontmoeting, was myne taal, dat ik dit ongeval altoos zou rekenen als de gelukigste ontmoeting in myn leeven, indien het tot een middel kon strekken, om haar te beweegen, my als een Vriend aan te merken. Haar antwoord was, op eenen toon, die duidelyk uitwees haar ongenoegen over de vryheid, welke ik onvoorzigtig gebruikt had: ‘Toevallige Vriendschappen, myn Heer! heb ik geleerd, dat zorgvuldig moeten vermyd worden: want de meest vertrouwdste worden veeltyds misbruikt.’ - Ik hernam: ‘Indien Vriendschap eene uitdrukking is, zo onaangenaam voor uwe aandoeningen, - mag ik hoopen, dat
Bloedverwantschap by u een sterker eisch zal maaken? Ik ben de Zoon van uws Vaders Zuster, en heb beslooten dieus Vryheid te bezorgen, of allen eisch op Familie en Naam te laaten vaaren. Ja, adela,’ voegde ik 'er nevens, ‘van dit oogenblik af zweer ik, dat geen afzonderlyk belang myne ziel zal beheerschen. Uw vrede, uw troost, uw geluk, zal het rigtsnoer weezen van alle myne volgende werkzaamheden. - Indien ik in u eene wederkeerige genegenheid kan verwekken; indien ik immer het geluk mag hebben, u myne Vrouw te noemen, - dan zal ik het geluk genieten van een zegen, zo uitgeleezen, als weinige stervelingen in hun leeven mogen smaaken. Maar, indien gy mywaards nooit
| |
| |
eenige warmte van genegenheid gevoelt; indien ik alleen gezegend ben met het vermogen om uwe agting te winnen, - dan zal het genoegen, 't geen ik voel in my uwer Vriendschap waardig gedraagen te hebben, my tevens tot belooning strekken!’ - Terwyl ik deeze zwakke pooging deed om met woorden myne aandoeningen uit te drukken, en tragtte haar van myne hartsgesteltenisse te overtuigen, sloeg ik naauwlettend acht op adelas gelaat en houding, en verbeeldde my het genoegen te mogen hebben van te zien dat myne verklaaring niet werd afgekeurd.
De eerste keer, dat ik mynen Gouverneur, naa dit onderhoud, ontmoette, gaf ik hem myn besluit te kennen, om nooit te trouwen, ten zy adela my met haare hand wilde begunstigen; hem nogthans, ten zelfden tyde, verzekerende, dat ik alle die Letteroefeningen, welke geschikt waren om op eene voegelyke wyze myne intrede in de wereld te doen, met allen yver zou voortzetten. - Naardemaal ik my verzekerd mogt houden, dat Mr. lessington mynen Vader onmiddelyk van dit myn besluit zou verstendigen, kan ik de bezorgdheid niet beschryven, welke my knelde, tot 'er Brieven in antwoord van mynen Vader aankwamen. Deeze ademden niets dan de uiterste bezorgdheid om myn geluk te bevorderen, en alles te doen om het ontslag of de ontkoming van onzen Bloedverwant te bewerken. Het plan, daartoe ontworpen, droeg myns Vaders goedkeuring niet weg. Liever wilde hy, dat onze Vriend na Geneve zou gaan, en van daar de Rhone af, tot hy de Middellandsche Zee bereikte, waar hy scheepsgelegenheid genoeg zou aantreffen om na Engeland over te steeken.
Ik kreeg den stelligsten last om myne Letteroefeningen voort te zetten, en werd hiertoe aangeprikkeld door de hoope van adela tot eene belooning van mynen arbeid te zullen ontvangen; die niet langer poogingen deedt, om de voorkeus, welke de vuurigheid van myne drift hadt ingeboezemd, te bedekken. - De beminnenswaardige Man, die zo vriendlyk de strengheid van de straffe myns Ooms verzagt hadt, deedt alles, wat in zyn vermogen was, om diens ontkoming te bevorderen; en zyne kennis van de bywegen in den lande diende gelukkig om alle nazetting vrugtloos te maaken. Op het oogenblik dat het wegzyn van Mr. S - kon bekend worden, toonde hy zich daarover op het geweldigst aangedaan; allerwegen heen werden Lieden afgezonden om hem te ontdekken en weder te brengen.
Myns Vaders eerste brief, naa de aankomst van Mr. S - en diens Dogter in Engeland, weerde alle bezorgdheid uit myn hart: want dezelve behelsde, dat, indien het aan mynen Vader gestaan hadt, voor my de keuze eener aanstaande
| |
| |
Egtgenoote te doen, hy adela zou verkoozen hebben. - Nagt en dag zette ik myne Letteroefeningen voort, met eene drift, die adela alleen kon inboezemen; zy was de Geleigeest, die myne stappen regelde, en my steeds met de edelaartigste verlangens vervulde. - De tyd kwam eindelyk, waarop ik die hoogte in de Weetenschappen beklommen had, welke Schoolsch onderwys den Leerling schenkt; en ik kreeg verlof, om in den schoot myner Familie weder te keeren, en daar het loon van al mynen arbeid te ontvangen.
De zodanigen, die het genoegen hebben mogen smaaken, van een dierbemind voorwerp, naa eene scheiding van twee traag voortkruipende jaaren, weder te zien, mogen zich een denkbeeld vormen van het onbeschryfbaar geluk, 't welk ik genoot, toen ik adela aan mynen boezem mogt drukken: maar zy, die nimmer zich in dusdanig een geval bevonden, kunnen zich slegts een zeer flaauw denkbeeld maaken van het geluk, 't welk my ten deele viel. - Agt jaaren zyn 'er thans verstreeken, zints het gezegend oogenblik, dat ik adela myne Vrouw mogt noemen; en, zints dat heuglyk uur, groeit ons geluk steeds aan, en maakt ons hoogst dankbaar voor 's Hemels gunstbetoon.
|
|