Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1803
(1803)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijIets over de onderscheidene rassen in de menschen-soort.Volgens l. de grandpré, Officier in de Fransche Armée)
Alle Menschen zyn onbewistbaar van ééne Soort, dewyl zy alle te gader kunnen voortteelen; doch de Rassen zyn zigtbaar onderscheiden. Ik heb 'er vier verschillende waargenomen, die zich in verscheide takken nader laaten verdeelen. Het eerste Ras is dat van Europa en Asia: want het schynt beweezen, dat de oorsprong dezelfde is, welke | |
[pagina 211]
| |
ook de kleur-verscheidenheid moge weezen. De kleur wordt donkerder, naar gelange men den Equator nader komt; 't welk my een bewys oplevert, dat de kleur aan de Lugtstreek moet worden toegeschreeven. Ik wil toestaan het zwarte Netvlies, door de Ontleedkundigen gevonden, tusschen het vel en de opperhuid eens Negers; ik wil zelfs toestaan, dat dezelfde byzonderheid desgelyks gevonden wordt by een zwarten Asiaan, dat is, een Indiaan van den laagen rang: want dezelve kan niet t'huis behooren tot dien der Braminen, wier kleur bleek geel is, een weinig minder donker dan die der Mulattos, en van een frisscher doorschyn. Maar, zelfs toegestaan zynde, dat die Slymhuid of Netvlies by een Indiaan gevonden werd, zou ik niettemin overhellen om te besluiten, dat de Lugtstreek alleen 't zelve heeft voortgebragt, en dat, op een hooger Breedte, 't zelve in weinige opeenvolgende Geslachten zou verlooren gaan, zelfs zonder eenige tusschenvermenging met Blanken. De Zwarten, daarenboven, ik meen de zodanigen, die volstrekt zo genaamd mogen worden, zyn niet zeer talryk in Asia. Weinigen worden 'er gevonden, uitgenomen op het Schiereiland van Indie, te Pegu, en op de Eilanden: want, zo ras wy op de Breedte van 20o komen, ontmoet men een helderder tint. In andere opzigten zyn de gelaatstrekken dezelfde als de onze. De voornaamste zyn, lippen van gemaatigde dikte, een wel uitsteekende neus, langwerpige oogen, zagt lang hair, en een baard. - - Dit Ras in Europa neemt drie zeer verschillende Schaduwen aan, (mag ik dit woord bezigen) van het Oost, het West, en de Laplanders. De eerstgemelden hebben iets behouden van het Grieksche gelaat, niet zo veel veranderd of het kan herkend worden. In Asia zyn de voornaamste Schaduwen, die der Witten, de Bramins, de Koper-kleurigen, de Zwarten, en de Chineezen. De meest in 't oog vallende trekken der laatstgemelden zyn een min vooruitsteekende neus, kleine en schuins staande oogen. Alle deeze onderverdeelingen hebben, myns oordeels, éénen algemeenen oorsprong; de lugtstreek alleen heeft hun het verschil, waardoor zy gekenmerkt worden, ingedrukt. Het tweede Ras is dat van Africa. Dit is volkomen onderscheiden, en moet een verschillenden oorsprong gehad hebben. De voornaamste charactertrekken zyn, | |
[pagina 212]
| |
over 't algemeen, een donkere kleur, zonder glans, de neus plat en breed, weinig uitsteekend, ronde oogen, dikke lippen, gekruld wollig hair en baard. In dit Ras heeft men tot nog toe slegts ééne onderverdeeling waargenomen, naamlyk die der Hottentotten, die eene min donkere kleur hebben, en onder welken men eenigen aantreft, die eenigermaate na het Koperkleurige hellen: doch in andere opzigten zyn de charactertrekken dezelfde. De gekrulde wol blykt in 't byzonder de voornaame eigenschap te weezen van het Africaansche Ras. - Een beroemd hedendaagsch Schryver heeft beweerd, dat men de wieg des Menschlyken Geslachts in het vlakke gedeelte van Tartaryen moest zoeken. Ik zal deezen oorsprong der Europeaanen en Asiaanen niet betwisten; want ik houd my verzekerd, dat zy van éénen oorsprong afstammen: maar ik kan zo gereed niet gelooven, dat Africa zyne Bevolking aan dien zelfden oorsprong te danken hebbe. De landengte van Suez heeft zigtbaar tot eene bedding voor de Zee gediend, in tyden, wanneer Africa niet onbevolkt kan geweest zyn. Dat groote Eiland moet een Menschenras, byzonder aan 't zelve eigen, gehad hebben, in tyden, wanneer de Scheepvaard te weinig bekend was, om ons te doen veronderstellen, dat Menschen, door middel der Scheepvaard, over den Aardbol zouden verspreid geworden zyn. - Wy willen, met zommige Schryvers, toestaan, dat de eerste Inwoonders in staat waren om van den Caucasus af te daalen, en zich over de vlakten te verspreiden, naar gelange zy opdroogden. Maar wy hebben geen reden om een dergelyk middel van bevolking aan Africa te ontzeggen, die ook zynen Caucasus kan gehad hebben, van waar het Africaansche Ras de herkomst ontleende. Wy zyn niet genoegzaam kundig van dat gedeelte der wereld, om vastgaande gissingen deswegen te maaken, maar zyn verpligt, onze waarneemingen te bepaalen tot het Menschen-ras, 't welk 't zelve bewoont. Dit Ras is zeker van het onze verschillend. De oorsprong kan gevolglyk dezelfde niet zyn: om dit te bewyzen, zou het noodig weezen, dat een Africaansch Gezin, in Europa overgebragt, zonder zich met het Europisch Ras te vermengen, Europische gelaatstrekken aannam; dat het hair sluik werd, enz. en dat het tegendeel by een Europisch Gezin, in Africa overgevoerd, plaats vondt. | |
[pagina 213]
| |
- Nogthans ontdekken wy niet, dat de Creolen aan de Kaap de Goede Hoop, wier Gezinnen de afwisseling van drie of vier geslachten beleefd hebben, het wollig hair aanneemen. Deeze Wol is zo diep het Africaansche Ras ingedrukt, dat, wanneer zy zich met Europeaanen vermengen, dit het laatste onderscheidend kenmerk is, 't welk verdwynt. Hetzelve kleeft dit Ras zo vast aan, het onderscheidt 't zelve zo volkomen van alle andere, dat het, zelfs op vier-en-dertig Graaden breedte, niets van deszelfs kragt verliest; het is steeds de eigenste Wol. Deeze byzonderheid behoort zo volkomen aan Africa, dat dezelve zich binnen de grensscheidingen van dit Werelddeel bepaalt, en deeze niet overschreidt. De Spanjaarden, alleen door eene Straat, een-en-twintig mylen breed, van hun gescheiden, hebben lang glinsterend hair. Desgelyks de Arabieren, die aan Africa grenzen, enkel door de Straat van Babelmandel 'er van afgezonderd, hebben allen lang hair. Wanneer de kenmerken zo onderscheidend zyn, hoe kan men dan nalaaten, een verschillenden oorsprong te erkennenGa naar voetnoot(*)? | |
[pagina 214]
| |
Het derde Menschen-ras wordt voornaamlyk omstreeks Darion gevonden; doch is verre het minst talryke. 't Zyn de Albinos, die zich meest onderscheiden door de doodsche witheid van hun vel, door vlas-gelykend hoofdhair, en door kleine ronde oogen, te zwak om het daglicht te verdraagen. - Zeer bezwaarlyk valt het, iets beslissends te zeggen over den oorsprong deezer elendige Weezens, aan welke de Natuur zo veel geweigerd heeft. Zy begiftigde hun, 't is waar, met het vermogen van denken en spreeken: doch het laatstgemelde vermogen is by hun zo onvolkomen, dat het veeleer een gemurmel dan een welgevormde spraak gelykt; zelfs op een korten afstand is de beweeging der lippen alles, wat men kan bemerken; geen klank bereikt het oor, of men moet aanraakens-digt by hun weezen. Wat hun denkvermogen betreft, indien wy mogen oordeelen uit de werkloosheid hunner leevenswyze, misschien voortspruitende uit een gevoel hunner zwakheid, gaat hetzelve niet diep. In de daad, acht geevende op zodanige hunner bedryven, welke wy weeten, worden wy gedrongen te erkennen, dat zy geen grooter aandeel van Redeskragt bezitten, dan noodig is om hun het schadelyke te doen vermyden. - Dit ongelukkig Menschen-ras, zwak en weerloos, bestaat nu slegts uit eenige weinigen, hier en daar verspreid, wilde Beesten en Menschen, die beiden hun belaagen, ontkomen. Eenigen deezer zyn onder ons gekomen: en, indien wy voorbaarig genoeg waren om uit deezen te oordeelen, zou men veelligt vaststellen, dat de Natuur eenige weinigen van dit Ras op den aardbodem verspreid hadt, zonder hun toe te laaten, eene eigene | |
[pagina 215]
| |
Volkplanting op zich zelve te vormen: althans de uiterste poogingen der Reizigeren hebben 'er nimmer eene kunnen ontdekken. Eenige weinigen deezer elendige Weezens, van beiderlei kunne, heeft men aan de kust gevonden, waar het bleek, dat zy van Visch leefden; en men veronderstelde, misschien ten onregte, dat zy naauwlyks meer verstands bezaten, dan de oesters, die zy van de rotzen raapten. - Indien dit Menschen-ras immer talryk geweest hebbe, is het grootendeels verdweenen: want 'er bestaan thans niet meer dan juist noodig is om 'er de gedagtenis van te bewaaren. Daarenboven is het te weinig bekend, om te bepaalen of 'er eenige onderverdeelingen in plaats hebben, of zelfs om 'er iets bepaalds van te zeggen. - Men heeft zich verbeeld, dat en de Natuurlyke en de Zedelyke staat deezer Weezens veroorzaakt was door Ziekte; zommigen hebben zelfs gedagt, dat dit voorkomen de Ziekte zelve was: maar dit zyn bloote gissingen, en wy moeten hun als een byzonder Ras beschouwen, tot wy berigten ontvangen hebben, die allen twyfel, ten deezen aanziene, verbannen. Het vierde Menschen-ras is dat van America. Een Volk, zich verspreidende onder een hemel, zo verscheiden, dat dezelve de koude, de gemaatigde en de brandende Lugtstreeken bevat, kan niet anders dan zeer veele onderverdeelingen hebben; en, in de daad, zy strekken zich bykans tot het oneindige uit; doch, met uitzondering van eenige Horden van Wilden in het Noorden, onderscheiden zy zich voornaamlyk door Baardloos te zyn. - Dit kenmerk van Baardloosheid is zo treffend en zo onuitwischbaar als de Wolhairigheid der Africaanen, en komt my voor, even onbetwistbaar te bewyzen, dat dit Volk eenen oorsprong heeft, van den onzen verschillende. - De nieuwheid van dit Vasteland schynt my toe, geene onlochenbaare proeve op te leveren, dat de Inwoonders, uit hetgeen wy de Oude Wereld noemen, afstammen: de Vlakten alleen hebben het voorkomen, dat ze eerst nieuwlings van de wateren des Oceaans bevryd geworden zyn; doch niets is 'er, 't geen ons opleidt om te gelooven, dat de Bergen aldaar onder water zouden gestaan hebben, toen de onze droog waren. Draagen de Pichincha en de Chimborazo duidelyke merktekens, dat de Oceaan, ten eenigen tyde, over die hooge Bergtoppen heen stroomde, | |
[pagina 216]
| |
onze Alpen draagen blyken van denzelfden aart; en het komt my redelyk voor, te gelooven, dat de Bergen van America de verblyfplaatzen waren van de eersten der Americaansche Menschen-soort; gelyk de Caucasus, de Atlas, en andere Bergen, misschien de Geboorteplaatzen geweest zyn van de onderscheide Rassen, die thans Europa en Africa bevolken. - Met één woord, het Hair en de Baard zyn, myns bedunkens, merktekens, door welke de Natuur de drie groote Afdeelingen van de Inwoonderen der Aarde (want de Albinos zyn zo weinig in getal, dat ze naauwlyks by de andere in aanmerking komen) onderscheiden heeft: die merktekens, welke zy wilde, dat de Menschen zouden draagen, zyn niet uitgedelgd; zy hebben van den beginne af bestaan, en zullen ten altoosduurenden blyke strekken van het verschil der oorsprongen, waaruit zy afstamdenGa naar voetnoot(*). |
|