| |
| |
| |
Mengelwerk, tot fraaije letteren, konsten en weetenschappen, betrekkelyk.
Volernstige uitoefening, in alle loflyke onderneemingen, aangepreezen, of redenvoering over 2 Kronyken XXXI:21.
In allen werk, dat jehizkia begon, in den Dienst van het Huis gods, en in de Wet, en in het Gebod om zynen god te zoeken, deedt hy met zyn gansche harte, en hadt voorspoed.
(Naar het Engelsch van den Eerw. w. enfield, L L D.)
Wanneer den onsterflyken newton gevraagd werd, ‘door welke middelen hy in staat geweest was, zulke snelle en gelukkige vorderingen in de weetenschappen te maaken, die de wereld deeden versteld staan?’ gaf hy ten antwoord: ‘Dat, indien hy, in eenig opzigt, meer gedaan hadt dan anderen, die zich op soortgelyke naspeuringen bevlytigden, dit zo zeer niet was toe te schryven aan eene meerdere kragt des verstands, dan wel aan de gewoonte, welke hy zich eigen gemaakt hadt, van gezette aandagt, en geduldig overweegen.’ Dit antwoord was, ongetwyfeld, eenigermaate, het uitwerkzel van die zedigheid, welke steeds de gezellinne is van uitsteekende verdiensten; maar het kwam tevens voort uit eene proefondervindelyke overtuiging van het voordeel, in alle najaagingen, te haalen, door een naarstig gebruik en volernstige uitoefening der verstandlyke bekwaamheden. Deeze groote Man, schoon onbetwistbaar door de Natuur met ongemeene Talenten beschonken, zou nimmer die wonderbaare ontdekkingen gedaan, nimmer die verbeteringen in de Wysbegeerte te wege gebragt heb- | |
| |
ben, welke zynen Naam der onsterflykheid waardig maaken, hadt hy zich niet met alle zyne zielsvermogens op de verkryging van kundigheden toegelegd.
In onderneemingen van eenen zeer verschillenden aart van die des gemelden Wysgeers, en in omstandigheden, welke poogingen van eene geheel andere natuur vorderden, ondervondt jehizkia het voordeel van deeze belangneemende toebrenging der gezette aandagt. - Ten tyde dat jehizkia den Throon van Juda beklom, vondt hy veele wanordes en misbruiken te herstellen, en hadt veel te hervormen, bovenal ten opzigte van den Godsdienst. Staande de Regeering van den snooden ahaz, waren de Afgoderyen, en wel van de aanstootlykste soort, aangemoedigd. Daadlyk deeze Godloosheden te stuiten, en den zuiveren Eerdienst des gods van Israël te herstellen, was eene taak, die wysheid, braafheid en standvastigheid vorderde. Een vloed van tegenkanting der zodanigen, die belang hadden by de volduuring deezes Zedebederfs, moest wederstand geboden worden. De driften en vooroordeelen van dat gedeelte des Volks, 't welk hetzelve begunstigde, hadt men te onder te brengen, nieuwe inrichtingen met voorzigtigheid in te voeren, en kragtig te ondersteunen. Dit alles volvoerde jehizkia voorspoedig.
Van de waardy en kragt der gesteltenisse, welke dien Vorst bezielde, en waarvan hy een voorbeeld heeft nagelaaten, verschaft de ondervinding ons ontelbaare proeven.
Wie ziet niet, hoe, in de gewoone bedryven deezes leevens, de gelukkige uitslag veelal afhangt van de maate der aandagt en ernst, met welke zy worden voortgezet. Laat een mensch, die eene keuze gedaan heeft van een leevensberoep, overeenkomstig met zyne bekwaamheden en neigingen, en die zich met onaflaatenden ernst op het waarneemen daarvan toelegt, en een ander, die met wederzin zyn beroep aanvaard heeft, en eer alles, wat 'er aan vast is, volvoert als een last, hem opgelegd, dan met vermaak, in de hoop van in zyn vak uit te munten, in alle andere opzigten gelyk staan, - 'er kan geen twyfel vallen, wie deezer beiden het meeste uitzigt hebbe van gelukkig te zullen slaagen. De vlytigste en oplettendste in zyn beroep kan, 't is waar, in den tegenwoordigen staat der dingen, zich niet onfeilbaar van voorspoed verzekerd houden; doch
| |
| |
de waarschynlykheden zyn zeker zeer ten zynen voordeele. In het aanleeren van allerlei weetenschap, in het verkrygen van vaardigheid in nuttige of tot cieraad strekkende kunsten, is het blykbaar, dat meest alles afhangt van vlytige beoefening, - eene hebbelykheid om 'er zich bestendig op toe te leggen. Geen Mensch steeg ooit tot de vermaardheid eens Geleerden of Wysgeers op, zonder zich, met al zyn hart, te bevlytigen in alles, wat strekken kan om den naam van een Geleerde of Wysgeer te verwerven. Niemand onderscheidde zich immer als Dichter of Kunstenaar, of hy voelde eene groote maate van aandrift, tot het bereiken van zyn doel, en zette zich bepaald om in zyn vak uit te steeken. Zelfs kan men in het aanleeren van 't geen enkel tot welstandigheid behoort niet uitmunten, zonder gevestigde aandagt toe te brengen. - Met één woord, wanneer ik eenen algemeenen regel moest opgeeven, om in eenig beroep of bedryf uit te steeken, dezelve zou weezen: Stelt belang in alles, wat gy onderneemt; of, gelyk dit in het geval van jehizkia wordt uitgedrukt: Doet alles, wat gy begint, met uw gansche hart.
'Er is geene omstandigheid, waarin het beschaafde leeven een grooter voordeel heeft boven den staat der onbeschaafdheid, dan in de verheevener maate van kragt en werkzaamheid, welke hetzelve aan elke verstandige bekwaamheid byzet. De Wilde blyft, wanneer geen sterke aandrift van behoefte of hartstogt hem tot werkzaamheid noopt, in vadzige luiheid liggen, en vindt zyn hoogste genoegen in de volkomene opschorting zyner vermogens om te werken. Niet gewoon aan verstandsbeoefeningen, beschouwt hy de voorwerpen, welke hem omringen, met geene uitdrukking van bewondering of vermaak, of met het naspeurend oog der weetgierigheid, maar met den stommen aanblik der onweetenheid. Voorwerpen, geheel nieuw en vreemd, kunnen naauwlyks voor een oogenblik zyne aandagt wekken. Men verhaalt, dat, wanneer de Europeaanen, voor de eerste keer, de zuidlyke kust van America bezogten, de Inboorelingen, schoon zy nooit voorheen een Schip gezien hadden, geene verwondering betoonden. - Beschaaving roept de slaapende vermogens der ziele op. Elke vordering, welke men in kennis maakt, verschaft aan den geest nieuwe voorwerpen van be- | |
| |
schouwing, en schenkt nieuwe bezigheid aan de verstandsbekwaamheden. Te deezer oorzaake zegt men zeer regtmaatig van Volken, by welken zeer onlangs de Kunsten en Weetenschappen groote vorderingen gemaakt hebben, dat zy ontwaakt zyn. Van deezen ontwaakten staat mogen wy groote dingen verwagten, ter verbetering van de veelvuldige kwaalen, natuurlyke, burgerlyke en godsdienstige, welke de lange slaapziekte van vroegere eeuwen veroorzaakt heeft, en ter verdere beschaaving des menschlyken leevens; en elk, hoofd voor hoofd, behoort, in zynen stand, zyne eigene vermogens wakker te houden, ten einde hy het voordeel moge genieten van het Licht, 't welk hem van alle zyden omschynt, en opdat hy zyn aandeel toebrenge, zo door vry onderzoek als door daadlyke eigene
werkzaamheden, tot den dagelyks toeneemenden voorraad van kennis en geluk.
Maar het is niet alleen in de gewoone leevensbezigheden en het verkrygen van kennisse, dat eene hebbelyke aandagt en werkzaamheid nuttig is; zy brengen tevens groote voordeelen aan, ten opzigte van onze Zedelyke en Godsdienstige belangen; en het is uit deezen hoofde, dat het voorhanden zynde onderwerp bovenal onze opmerking verdient.
Wat is het, 't geen den eenen Mensch zo veel nuttiger maakt dan een ander, in de betrekkingen en pligten des gezelligen leevens? Is het niet, ten grooten deele, de meerdere maate van yver, waarmede hy de belangen der Maatschappye voorstaat? Iemand moge veel eerlykheids en braasheids en groote bekwaamheden bezitten, en kan nogthans, door eene vadzigheid van aart, welke hem verhindert een werkzaam deel te neemen in de algemeene belangen, van weinig nuts weezen voor zyn Stad of Vaderland. Werwaards zal de Maatschappy het oog wenden, om uit te zien na Mannen, die de groote zaaken, tot dezelve behoorende, met wysheid, standvastigheid, en het vooruitzigt op eenen goeden uitslag, zullen volvoeren, dan op de zodanigen, die gereed en wilvaardig zyn om hun eigen gemak aan het bevorderen van het algemeene welzyn op te offeren? Van welke Persoonen mogen wy te gemoete zien, dat zy eene wenschlyke hervorming in begrippen, gewoonten en zeden, zullen daarstellen, dan alleen van de zodanigen, die eerlyke beginzels en uitgebreide inzigten veree- | |
| |
nigen met een warm hart en werkzaamen geest? Is het niet by deeze soort van Menschen alleen, dat wy mogen verwagten die aandagt, dat vlytbetoon, noodig om groote Plans uit te voeren, of het Regt naar eisch te handhaaven? Indien niet hier en elders zich eenige weinige waardige Mannen opdeeden, die deel namen in de algemeene belangen, en zich overgaven om het goede voor hunne Medeburgeren te bewerkstellingen, wat zou 'er worden van alle onze openbaare Inrichtingen, daargesteld om te voorzien in de hulptoebrenging aan elendigen, in het ondersteunen der zwakken, in het aanmoedigen van vlytbetoon, of die, in andere opzigten, tot heil werken van de plaats, waar zy stand grypen? Of hoe zouden de, heilzaamste Wetten gehandhaafd, of de nuttigste Plans ten uitvoer gebragt worden? Het is aan dien werkzaamen geest, welke niet zoekt, 't geen zich zelfs, maar 't geen eens anderen is, dat de armen zo veel verligtings verschuldigd zyn in den
druk, welke hun prangt, en dat het algemeen zo veel heeft dank te weeten, van alles, wat tot veiligheid en voorspoed strekt.
De meer bepaalde betrekkingen des Maatschaplyken leevens trekken desgelyks veel voordeels van deeze geestgesteltenisse. Werkzaamheden tot onderling gemak en voordeel zyn de steunzels van handelbetrekkingen. Onderlinge agtneeming op elkander is de ziel der verkeering en het weezen der beschaafdheid. De wederzydsche uitwisseling van vriendschapsbetooningen, die zamensmelting der harten, welke ieder aanzet om zichzelven als te vergeeten, de vuurigste wenschen en volyverigste daadlyke betooningen ten welstande van een ander, maaken de ziel der Vriendschap uit. De Huisgezinnen zyn gelukkig in eene juiste evenredigheid tot die maate van genegenheid, welke bestaat tusschen de onderscheidene leden, en de drift, waarmede ieder den vrede en voorspoed zoekt te bevorderen van het geheel. - In 't kort, de zielsgesteltenisse, welke ik ten oogmerk heb aan te pryzen, is het bezielend beginzel van elke deugd, en, gelyk de Zon, verspreidt het leeven, kragt, en heil, waar men het vermogen daarvan ondervindt.
Indien de invloed van eenen werkzaamen aart zo kragtdaadig zich betoont in het Zedelyke, mogen wy, met reden, vermoeden, dat dezelve niet minder zal zyn in het Godsdienstige. Godsdienst is een belang
| |
| |
van het uiterste gewigt. Daar het groot voorwerp van Godsdienstige beschouwing, eerdienst en gehoorzaamheid, de Eeuwigleevende Godheid is, die in haare natuur elke volmaaktheid bevat, welke indruk kan maaken op 's menschen hart, mag men eigenaartig veronderstellen, dat eene ziel, die zich in andere betrekkingen met kragt bevlytigt, niet in staat zal weezen, om die, welke tot den Godsdienst behooren, met onverschilligheid te behandelen. Waar een vast geloof plaats heeft in het Bestaan en de Voorzienigheid van den almagtigen god, gepaard met zodanige rechtmaatige bevattingen van 's Allerhoogsten natuur, als opgemaakt kunnen worden uit diens werken, mag men verwagten, dat 'er gevoelens van eerbiedenisse zullen gevonden worden, beantwoordende aan dat geloof en die bevattingen; en, naardemaal 'er weinigen gevonden worden, of deeze gevoelens huisvesten in hunnen boezem, door opvoeding en openbaar onderwys, schynt het niet onredelyk, te veronderstellen, dat 'er by het Menschdom eene algemeene overhelling tot den Godsdienst gevonden wordt. Gevolglyk zou men, op de bespiegeling afgaande, besluiten, dat, welk eene maate van aandagt en vuurige geestdrift iemand, door natuurlyke neiging of hebbelykheid, gewoon is te betoonen in andere belangen, hy ook dezelve doorgaans in die van den Godsdienst aan den dag zal leggen. - Stemt de daad met deeze redenkaveling overeen? Neemen de menschen, over 't algemeen - ik spreek van de zodanigen, die betoonen Godsdienstig te zyn, door zich te vervoegen by de openbaare Godsvereeringen - zo veel belangs in zaaken van den Godsdienst, als zy doen in andere zaaken, van mindere aangelegenheid? Denken en spreeken zy, over het Eerste Weezen in het Heelal, zelfs met zo veel hartlyken eerbied, dankbaarheid en toegenegenheid, als zy denken en spreeken van een aardsch Vriend en Beschermer? Wanneer zy betuigen zich onmiddelyk tot Hem te vervoegen, vestigen zy dan zo geheel hunne aandagt op Hem, zyn ze zo bezorgd om Hem te
ontmoeten met allen vereischten eerbied, als zy zouden weezen, indien zy opgeroepen wierden om hulde te bewyzen aan een aardsch Vorst? Wenschen zy zo vuurig na de tyden tot den openbaaren Eerdienst, welke hun gelegenheid geeven om hunne Godsdienstige gevoelens uit te boezemen, als zy ver- | |
| |
langen na de wederkomst der uuren, tot gezellige vermaakneemingen bestemd? Zyn zy, eindelyk, geduurende den tyd, tot den Godsdienst afgezonderd, zo geheel aandagt, zo geheel deelneeming, als wanneer zy zich bezig vinden in de gewoone bedryven of vermaaken deezes leevens?
Het moet aan ieder overgelaaten worden, deeze vraagen, overeenkomstig met de inspraaken van zyn eigen geweeten, te beantwoorden. Ik zal alleen aanmerken, dat, indien iemands geweeten hier een ontkennend antwoord geeve, hy, zonder twyfel, mag besluiten, dat zyn Godsdienst, zo dezelve opregt is, die vastheid in zyne ziel niet hebbe, of zo diep geworteld is in zyn hart, als het behoort.
Wanneer wy in aanmerking neemen den afgetrokken aart van Godsdienstige waarheden, en de meerdere kragt dier indrukken, welke op het hart en de verbeelding gemaakt worden door middel onzer zintuigen, boven die, welke gebooren worden door middel des verstands alleen; wanneer wy daarbenevens overweegen het natuurlyk uitwerkzel van de veelvuldige wederkeeringen derzelfde uitwendige Godsdienstverrigtingen, om het vuur der aandoening te verdooven, - zal men misschien vraagen, of eenige sterke werking der driften, in Godsdienstverrigtingen, natuurlyk te verwagten zy? En wanneer men de ontelbaare ongepast- en onwelvoeglykheden, welke de geestdryvery veroorzaakt heeft, zich te binnen brengt, zal men verder mogen vraagen, of die soort van Godsvereering, welke in zodanig eene gemoedsbeweeging bestaat, of dezelve hervoortbrengt, over 't algemeen verdient aangemoedigd te worden? - Dan Godsvereering, indien dezelve iets betekene, duidt ongetwyfeld aan, de uitdrukking van zekere gevoelens en aandoeningen ten opzigte van het Opperweezen. Indien deeze gevoelens en aandoeningen niet eenigermaate onze Gebeden vergezellen, zyn dezelve enkele woorden zonder beduidenisse. Wanneer wy niet aandagtig zyn op de Godsdienstverrigtingen, zodanig, dat wy derzelver meening begrypen, en 'er gebruik van maaken als onze eigene vervoeging aan den Hemel, kunnen wy in geenen voeglyken zin dier bewoordinge gezegd worden te bidden. Dit is het minste, 't geen begreepen kan zyn, in onzen Maaker, in geest en waarheid, te dienen. Zonder zulks, kan nimmer van ons gezegd wor- | |
| |
den, 't geen wy van jehizkia leezen, dat hy god diende met al zyn hart.
Maar, behalven dit, indien de aandagtige en werkzaame Geestgesteltenisse, welke ik aanprys, op ons Godsdienstig Character werkt, zal dezelve haaren invloed uitbreiden veel verder dan de uitwendige Godsdienstpleeging, en ons, door den geheelen loop onzes leevens, zorgvuldig doen zyn, voor de instandhouding en uitbreiding des waaren Godsdiensts in de wereld, ons vlytig maaken, om onzen invloed en voorbeeld tot ondersteuning daarvan te doen werken. Wy zullen ons steeds gereed betoonen om de zaak van den Godsdienst te verdeedigen door het eenig wapentuig, welk dezelve vordert, - gezond verstand en redelyke blykbaarheid; en het gezag daarvan handhaaven door de beste verdeediging, welke 'er voor bygebragt kan worden, - een deugdzaam leeven. Beminnende den Heere, onzen god, met geheel ons harte, zullen wy Hem dienen met eene gewillige ziele.
Zo kragtdaadig werkende is de invloed van welgevestigde aandagt en eenen werkzaamen geest in alle de belangen des leevens. Een gelukkige uitslag is 'er de eigenaartige vrugt van. In alle aardsche zaaken is de uitwerking zo waarschynlyk, als de onwisse toestand van dit ons tegenwoordig bestaan gedoogt. In Godsdienst en Zeden gaat dit uitwerkzel gewis. Geen mensch bevlytigde zich immer met zyn geheele hart op de betragting van zynen pligt, en slaagde daarin ongelukkig. Waarlyk, te besluiten in dit stuk is volvoeren: want het besluit duidt eene deugdgezinde geaartheid aan. Welke zwaarigheden ook de volvoering mogen vergezellen, zy zyn steeds van zodanig eenen aart, dat ze, door een welgevestigd besluit en kragtdaadige pooging, kunnen te boven gekomen worden: want de eerste stap om van een zondig tot een deugdzaam leeven over te gaan, het besluit om zyn leeven te verbeteren, vordert meer kragts van geest, dan eenig volgend bedryf van gehoorzaamheid aan de voorschriften der deugd.
De najaagingen van Godsdienst en Deugd hebben één voordeel boven alle andere najaagingen; hierin bestaande, dat, onder 's Hemels zegen, ons gelukkig slaagen geheel van onszelven afhangt. Veel hebben wy met de wereld te doen, om aanzienlyk, om ryk te worden; maar, om deugdzaam te zyn, alleen met god
| |
| |
en ons eigen hart. Eene menigte van omstandigheden, welke buiten den kring van ons beheer liggen, kunnen zich opdoen, en onze best overlegde en yverigste poogingen, in het staan na aardschen voorspoed, te leur stellen; maar wy kunnen ons in geen stand geplaatst vinden, of wy kunnen in denzelven Godsdienstig en liefhebbend weezen. Elke opregte zugt van het hart vol hemelschgezindheid zal ons beginzel van Godsvrugt versterken; elke zagte aandoening, elke edelaartige wensch, zal de hebbelykheid van goeddoen bevestigen. Zalig is de man, wiens lust is in des Heeren Wet: want wat hy doet in gehoorzaaming van die wet, moet zyne gelukzaligheid vermeerderen.
Genoeg heb ik, zo ik vertrouw, gezegd, om het nut en de waarde te toonen van volernstige uitoefening, in alle loflyke onderneemingen, en om u eene naarstige navolging aan te pryzen des voorbeelds van jehizkia, ‘om alles met geheel ons harte te doen en voorspoedig te zyn.’
De eenige zwaarigheid, welke ten aanziene van dit stuk kan ontstaan, is, dat eene geschiktheid en bekwaamheid, om onze daaden op de aangepreeze wyze te verrigten, meer afhangt van onze natuurlyke geaartheid, dan van het besluit onzes wils. Zeker is 'er, in dit opzigt, een weezenlyk onderscheid in de oorspronglyke gesteltenis van verschillende persoonen. Eenigen schynen, mag ik my dus uitdrukken, zamengesteld van een groover en logger stoffe, of bedeeld met eene mindere maate van natuurlyke werkzaamheid, dan anderen; maar de neiging tot werkloosheid en onverschilligheid, welke uit deeze tot traagheid aanleiding geevende gesteltenisse ontstaat, wordt, even als dezelve door botvieren grootlyks aangroeit, ook tegengewerkt, en eenigermaate te ondergebragt, door 'er zich tegen aan te kanten. Weinigen zyn zo ongelukkig in de gesteltenis hunner lichaamen, of zo gebrekkig in hunne zielsvermogens, dat zy buiten staat zyn om ze ten eenigen nuttigen leevensgebruike aan te leggen, om hunne vermogens te verbeteren, en het nut, 't welk zy kunnen doen, te vermeerderen. Dit veld kan gewoonlyk door opvoeding worden uitgebreid. Door de zodanigen, die het voordeel van vroegtydig onderwys ontvangen hebben, kan veel gedaan worden tot het doen ontluiken hunner vermogens; zy hebben veel, 't welk hun aan- | |
| |
spoort om met gezette aandagt en vlytbetoon te werk te gaan. - Men draage zorg om naauwkeurige denkbeelden te vormen van de natuur en gesteltenisse des Menschen, als een redelyk, een gezellig en onsterflyk weezen, omringd van de belangrykste verpligtingen, en in staat om steeds in volmaaktheid toe te neemen. Gewent uzelven, het menschlyk leeven aan te zien als een dierbaare schat, die, wyslyk aangelegd, ten grondslage kan strekken van het heerlyk gebouw van eer en geluk; merkt uzelven aan, als verbonden met elk menschlyk weezen door den band der natuure, en als belang hebbende in alles, wat rondsom u gebeurt; in 't kort, heft menigmaalen uw oog op tot den grooten
Beheerscher des Heelals, en bedenkt, dat gy steeds werkt onder diens op- en toevoorzigt, en dat diens goed- of afkeuring, met alle de belangvolle gevolgen, zo in dit als in het toekomende leeven, noodzaaklyk verbonden is met de wyze, waarop gy u in het tegenwoordige gedraagt. Laaten deeze groote en gewigtige begrippen steeds in uwe zielen leevendig zyn; en het is onmogelyk, dat gy u niet zult aangespoord vinden tot de bestendige aankweeking en in 't werkstelling uwer vermogens. Alle de groote Characters, die immer de Geschiedenis des Menschdoms vereerden, ontstonden uit verheevene denkbeelden en edelaartige gevoelens. Het was om dat jehizkia zynen god vreesde, en zyn Vaderland beminde, dat hy met zyn geheele hart zich bevlytigde om de edelste oogmerken te volbrengen, tot eer van den Godsdienst, en ten welzyn des Joodschen Volks. Het was om dat jesus het zyne spys rekende, den wil te doen zyns Vaders, die Hem gezonden hadt, en Hy de zodanigen beminde, die de Vader Hem gegeeven hadt, ‘dat Hy het land doortrok, goeddoende aan allen.’
Ik moet niet eindigen, zonder de aandagt te vestigen op het jeugdig deel myner Toehoorderen. By uwe intrede, myne jonge Vrienden! op den gewigtigen weg des leevens, wensch ik, dat gy, nevens de hoede tegen de snoodheid en slegtheid van een verkeerd pad op te slaan, u wapent tegen de zwakheid en dwaasheid om kruipend en traag op den goeden weg voort te gaan. Geloof my, wanneer ik u verzeker, dat het leeven geen beuzelagtig spel is, waarin gy veilig naar welgevallen moogt speelen; maar eene gewigtige en ernstige bezig- | |
| |
heid, welke al uwe aandagt, al uwe bevlytiging vordert. Van de wyze, waarop gy u in dit stuk gedraagt, hangt de geheele gelukzaligheid uws bestaans af, niet voor de weinige jaaren, in welken gy in staat moogt weezen om alle de geneugten der jeugd te genieten, maar door alle de tooneelen van middelbaaren leeftyd en ouderdom op deeze wereld, en door oneindig belangryker tooneelen van eene eindlooze duuring in de toekomende wereld. - Van uw tegenwoordig gedrag hangt grootendeels af de troost der zodanigen, die, uit de zuiverste beweegredenen van genegenheid, onmiddelyk belang stellen in uwen welstand, en wier genoegen gy uit allen hoofde verpligt zyt te bevorderen. - Van de hebbelykheden, welke gy nu vormt, hangt het geluk af der zodanigen, met welken gy u vervolgens in de naauwst mogelyke huislyke betrekkingen zult begeeven, en in zekere maate dat van uwe nabuuren, van uw Vaderland, en zelfs der naakomelingschap.
Door het vlytig te werk stellen van uwe verstandige vermogens in uwe vroege jaaren, kunt gy een voorraad van kundigheden opleggen. - Door eene hebbelykheid van onderzoek zult gy een ryk fonds opdoen van onderhoud voor uzelven en voor anderen. - Door vroegtydig u te gewennen tot bevordering van algemeen nut, tot edelmoedigheid, beleefdheid en goeddaadigheid, zult gy een zegen worden voor uw Gezin, voor uwen Vriendenkring, en voor uwe Medeburgeren. - Door de gevoelens van Godsdienstigheid aan te kweeken in bedryven van Godsvereering, zult gy nu een Godsdienstig beginzel in uwe ziel vestigen, 't welk u kragtdaadig zal behoeden tegen volgende verzoekingen; en gy zult een grond van vertroosting leggen, waarop gy veilig zult kunnen bouwen, als stormen van tegenheid u vervolgens beloopen - stormen, die gy u niet moet verbeelden altoos te zullen kunnen ontwyken. Zinkt, bid ik u, daar zo veel u, met luider stemme, toeroept, om u tot aandagt en vlytbetoon op te wekken, niet neder in vadzige luiheid; stelt u niet te vrede met dien staat van slaaperige werkloosheid, welke naauwlyks den naam van bestaan verdient; wekt uwe aandagt op voor alles, wat belangryk is in uwen toestand; brengt elke veer van werkzaamheid, binnen in u, in beweeging; laat eerzugt, genegenheid, dankbaarheid, hoop en vrees, alle zamenspannen, om vastheid
| |
| |
te geeven aan uwe besluiten, en kragt aan uwe uitoefeningen; spant alle kragten in op de loopbaane des menschlyken leevens; gedenkt, dat de opgehange prys gelukzaligheid is. - - ‘In allen goed werk, 't welk gy aanvangt, doet zulks met al uw hart, en gy zult voorspoedig zyn.’
|
|