| |
Bydrage tot de historie der koepokken.
Door J.D.M. Cleve, Med. Dr. te Dordrecht.
Hoewel het Geneeskundig Committé, te Parys, tot onderzoek der Vaccine, benoemd, uit deszelfs gedaane Waarneemingen besluit: dat de Vaccine eene eigenaartige Ziekte is, van alle uitbottingen onderscheiden, die ook wel met geene uitbotting vergezeld gaat; en de Proeven, hier en elders genomen, dit ook schynen te bevestigen; heeft echter ook hierin wel eens eene afwyking plaats. Daar ik my echter in geene verhevene Bespiegelingen wil inlaaten, om de wyze, hoe zulks geschiedt, te verklaaren, maar, opdat ik het gezegde van den grooten van der haar bezige, dit voor de van alles reden geevende Theoretici overlaate; zo wil ik hieromtrent geen beslissend oordeel vellen. Dan hoe dikwerf zoeken wy, kortziende Stervelingen, na de Reden, om het verband tusschen Oorzaak en Uitwerking te ver- | |
| |
klaaren! En hoe gepast haalt niet de schrandere en zeer geleerde davids, in zyn Byvoegsel voor jenner's Onderzoek omtrent de Oorzaaken en Uitwerking der Koepokken, het schoone gezegde van den wysgeerigen, nu onlangs overleedenen, hertz aan: De noodzaakelykheid van behoorlyk doorzigt des verstands in onze daaden heeft altyd meer betrekking op de intensive verbetering van onzen beoordeelingsgeest, meer op de beschaaving van onszelven, dan op de volmaaking van het voorwerp onzer handelingen, wanneer dit geheel tot het Ryk der Ondervinding behoort. - Ik bepaal my dus ook hier maar alleen tot het volgend, op ondervinding steunend Geval:
Op den 25 December 1802 vaccineerde ik, onder anderen, ook een subject der Stads Diaconie Armen, welker helft aan myne geneeskundige verzorging is aanbevolen, en wel een Meisje van en scrophuleus gestel, 6 jaaren oud, met naame maria laarman, door haar op ieder opperarm een steekje toe te brengen. De gang deezer wondjes was langzaam. Op den 4den dag tekende de regter arm eenigzins gevat te hebben, vertoonende een klein bleek knopje, terwyl de linker nog twyffelagtig scheen. Toen ik dezelve op den 6den dag bezigtigde, ontdekte ik met spyt, dat de opkomende pok, op den regter arm, door de schuuring der kleederen, was opengekrabd, waaruit zig veel vocht ontlast had, zynde derzelver omtrek aanmerklyk ontstooken, verbeeldende daardoor een grooten straalkrans (Areola), terwyl ik te gelyk op eenen afstand van nagenoeg 2 vingeren breedte een puistje bemerkte, zo als wy wel meer by kinderen, onder den naam van vuurigheid, zien verschynen, zynde voor my, zo als het my toen voorkwam, van weinig belang; echter ondervond ik weldra het tegendeel, zo als hierna zal blyken.
Daar ik nu, door het openkrabben, de pok niet in haare natuurlyke gedaante zag, en dus ook niet in haaren regelmaatigen loop konde volgen, nog minder het haar eigenaartig signum characteristicum waarneemen; besloot ik reeds by my zelven, indien de linker arm, na een genoegzaam tydsverloop, niet tekende, tot eene tweede inenting over te gaan. Den linker arm beziende, begon het inentings-wondje op te komen, terwyl ik aan de binnenzyde van den arm, in de nabyheid van 2 vingeren breedte afstands van hetzelve, nagenoeg
| |
| |
in eene lyn, ook een puistje, eenigzins aan het bovengenoemde gelyk in gedaante, ontwaarde. Hoe zeer my dit vreemd verschynsel had moeten verbaazen, als ik deszelfs gevolg a priori had kunnen inzien, beschouwde ik dit als eene nietsbeduidende omstandigheid, my alleen vergenoegende, dat ik ten minsten nu, aan deezen arm, op het vatten en de waarschynlyke echtheid der pok zou kunnen rekenen.
Den 7den dag ontlastte de opengekrabde pok, op den regter arm, hoezeer met eene roof bedekt, nog veel vocht, en bleef pynlyk; ook was het bygekomen puistje in grootte toegenomen. Het inentings-wondje, op den linker arm, bleek een regelmaatig toeneemende pok te zullen worden, vertoonende nu een knopje, aan deszelfs punt iets ingedrukt, met een verheeven randje, terwyl het bygekomene puistje eenigzins grooter was geworden.
Door den langzaamen gang deezer Pokken, het Kind, dat by tyden ook wel eens van huis was, den 8, 9 en 10den dag niet gezien hebbende, ontdekte ik, tot myne verwondering, op den 11den dag, dat het naast bygekomen zweertje, op den regter arm, in eene volmaakt schoone Vaccine, met alle haare eigenaartige tekenen, veranderd was, terwyl de opengekrabde pok met eene roof bedekt bleef, nog vocht ontlastende.
Maar hoe veel grooter was myne verwondering, toen ik den linker arm ontblootte! My byna zelve niet geloovende, zag ik echter twee schoone Vaccinae, die al het kenmerk van echtheid droegen. De naaststaande Vaccine was volmaakt aan de inentings-pok gelyk, en het scherpziend oog van den geoeffendsten kenner kon hier geen onderscheid in de naauwkeurige gelykheid vinden.
Niet te vreden met deeze zeldzaamheid voor my alleen te houden, vertoonde ik dezelve aan myne Collegae, de Doctoren verhoeven, bodel, penn, crol en dingemans, als ook aan onzen kundigen Lector haver droeze, allen kenners, en meestal voortplanters, deezer op de ondervinding steunende, en zo heilzaame als weldaadige Uitvinding. De drie eersten, als ook de laatstgenoemde, hebben uit deeze Bypokken, die zy allen met my voor waare Vaccinae groetten, stoffe genomen, de ook wederom, by herhaalde inentingen, echte Koepokken heeft voortgebragt.
| |
| |
Hoe zeer nu ook de Plaaten van Dr. jenner in staat zyn, ons hiervan een duidelyk denkbeeld te doen vormen, scheen het my echter toe, het bericht van dit, zo ver ik weet, vreemd verschynsel meer gewigt te kunnen byzetten, byaldien ik hetzelve ook aan myne elders wonende Kunstgenooten in Plaat kon laaten zien. Ten dien einde had zig onze zo kundige Schilder, als Beminnaar der schoone Wetenschappen, a. van stry, reeds belangeloos verledigd, daarvan, op den 13den dag na de Vaccinatie, eene fraaije Tekening te maken, die onder my berust, doch van welker gravure en verdere uitvoering ik door de groote kosten, daaraan verknogt, wederhouden ben; te meer, om dat ik 'er geen voordeel mede beöoge.
Nu zy het my vergund, eenige gissingen, welke dit Geval aan de hand geeft, aan te roeren; derzelver uitlegging aan anderen overlaatende. - Voor het verschynsel op den regter arm zou men als een argument kunnen bybrengen, dat de huid door de wryving daarnaast gekwetst, en hierdoor, als 't ware, eene tweede inenting gemaakt was; doch men vergeete niet, dat deeze schuuring niet is veroorzaakt, door de ontbloote huid met de vingeren of nagelen open te krabben (want daartoe was de inenting te hoog geplaatst, en dus buiten derzelver bereik), maar door de kleederen. En dit al eens toegestaan zynde, waar is dan de reden voor de pok op den linker arm? Hier immers had geene schuuring of openkrabben plaats gehad; de huid was in haar geheel; en niettemin komen 'er twee schoone, volmaakt aan elkander gelykende Pokken, de duidelykste kenmerken draagende, van door de eigen werking der Natuur te zyn voortgebragt, alzo zy volstrekt geene wanvormige gedaante hadden, en nagenoeg in eene regte lyn met de ingeënte Pokken geplaatst waren.
Voor den langzaamen gang deezer Pokken heb ik geene reden noodig by de brengen; immers ligt dit zomtyds aan het virus, doch meestal, volgens de beste Waarneemingen, aan de constitutie der Lyderen, en wordt zelfs als het zekerste teken van het wel vatten aangenomen.
Hieruit nu schynt het my toe te mogen besluiten, dat het gezegde van den geleerden davids op pag. 24 van zyn reeds aangehaalde Byvoegsel voor jenner's Onderzoek enz. Hieruit nu dunkt het my waarschynlyk, dat de Eruptie, die men somtyds by de Vaccine waar- | |
| |
neemt, in de meeste gevallen, een dusdanig zacht en onbesmettend vocht bevat, waardoor men zelfs geen goedaartig zweertjen kan voortbrengen, - op dit myn Geval niet toepasselyk kan gemaakt worden, alzo (gelyk ik boven zeide) de ondervinding geleerd heeft, dat de stoffe, in de Bypokken bevat, andere echte Koepokken heeft voortgebragt.
Alhoewel nu dit verschynsel, in dit myn Geval, als vreemd, en niet noodzaakelyk met de Koepokken verbonden, kan beschouwd worden; verzoek ik echter, dat men my niet beschouwe, als of ik, door de opgave deezer Waarneeming, een argument tegen deeze heilzaame Uitvinding zou trachten te maken, en haar den bodem in te willen slaan. Neen, daartoe verklaar ik my een te groot Voorstander deezer weldaadige Ontdekking, en ben verplicht zulks te blyven, tot dat men my van het schadelyke tegendeel overtuige. Ook vertrouw ik, dat de volgende slotrede my voor deeze verdenking zal beveiligen. Ik geef het Geval slechts als eene zeldzaamheid op, beöog 'er niets mede, en weet 'er geene reden van te geeven; ik heb 'er zelfs niets tegen, dat men het een Lusus Naturae noeme.
Ten slotte van dit Verhaal kan ik niet voorby, zo wel aan myne Kunstbroederen als aan recht geäarte Ouderen, bekend te maken, dat de ondervinding my, even als Dr. davids, geleerd heeft, dat de Koepokken niet alleen het vermogen hebben om den Mensch voor de Besmetting de verderflyke Kinderziekte te beveiligen, maar zelfs van andere ziekten te geneezen. In het voorleeden jaar, naamlyk, behandelde ik eenen jongen Lyder, die zints lang aan eene kwaadaartige Kinkhoest laboreerde, tegen welke ik de meest beproefde geneesmiddelen vruchtloos had aangewend; tot dat ik eindelyk besloot, aan dit Kind de Inenting der Koepokken, als een afleider van de Kinkhoest, te beproeven, met dat gelukkig en voor my zo genoeglyk gevolg, dat alle toevallen der bovengen. ziekte met de verschyning der Pokken verdweenen, en het Kind door dit onwaardeerbaar middel geheel en al hersteld werd. - Dit nu behoort voorzeker niet anders dan tot eene volkomene overreeding te verstrekken voor hun, die, als Beoeffenaaren der Geneeskunde, zig voor als nog niet aan de voortplanting deezer heilryke Uitvinding hebben willen toewyden; alsmede voor zodanige Oude- | |
| |
ren, die hunne Kinderen, door een ongelukkig vooroordeel, liever aan de yzelyke verwoestingen der natuurlyke Kinderziekte zien blootgesteld, dan hun, door deeze onwaardeerbaare Uitvinding, het aangenaame des Leevens en het voortreffelyk geluk eener volmaakte Gezondheid te doen smaaken.
|
|