kinderen. Gedenkt aan my, en volgt my!’ Straks stelde hy zich aan 't hoofd van zynen Driehoek - wierp zyne wapens neder - greep zoo veele Lanzen aan als hy kon vatten, en liet zich doorbooren op de plaats, alwaar hy viel, om voor zyne landgenooten den weg ter overwinninge te baanen. Toen drongen de Zwitzers door het Oostenryksch batailjon, zwaaiden met hunne hellebaarden aan alle zyden, en dreeven welhaast den vyand op de vlugt. De Oostenrykers, zwaar gewapend, van vermoeidheid en hitte overmand, en met hunne lange Lanzen verlegen, hadden het nadeel op hunne zyde; de Edellieden beklaagden, toen het te laat was, het verlies van hunne paarden; aan 's vyands genade waren zy nu overgelaaten; zy bezwoeren den Hertog, dat hy toch wilde wyken: doch de grootmoedige Prins hernam: ‘God verhoede, dat ik zou vlugten! - Hebben zoo veele dappere Mannen, Graaven, Ridders en Voetknegten, hun leeven voor my gewaagd, en zal ik hen verlaaten? - Neen, liever wil ik met eere sterven, dan zonder eere leeven.’ Thans de Oostenryksche banier in gevaar ziende om veroverd te worden, en den Standaartdraager om hulp hoorende roepen, wierp hy zich in het digtste van 't gevegt, snelde na zyne banier, en sneuvelde in haare bescherming. - Zodanig was het roemryk einde van dien Prins, in het dertigste jaar zyns ouderdoms. Omtrent zevenhonderd Edelen lagen rondom hem op het Slagveld. Veele doorluchtige Huizen wierden vernietigd; en naauwlyks was 'er een Geslagt in Opper-Duitschland, den Elzas en Swaben, 't welk geen rouw droeg. De Standaartdraager wierdt dood gevonden, met een gedeelte van het vaandel in den mond; het overige hadt hy doorgeslokt, ter verhoedinge dat het in 's vyands handen viel. Des Hertogs Lyk wierdt weggedraagen in een Kist, die gevuld geweest was met Stroppen, bestemd om 'er de Inwooners van Sempach aan op te hangen.