Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1803
(1803)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijBeslissende proef met koepokstof.
| |
[pagina 104]
| |
betering kan nimmer, dan door sterk spreekende voorbeelden, verkreegen worden. Hoe onaangenaam deze taak dan ook zy, is 't echter de plicht van hem, die hiertoe stoffe voorhanden heeft, zulks ten voordeele der Maatschappy te verrichten. Uit dit grondbeginzel vinde ik my gedrongen, het volgend Geval, ter geruststelling van Ouders, en ten voordeele van 't aankoomend Geslacht, bekend te maaken. De zo gelukkige als grootsche Ontdekking van jenner wordt terecht door alle kundige mannen omhelsd, maar door het vooroordeel en de ingebeelde zelfkennis der onkundigen tot hiertoe geweldig tegengewerkt; waardoor dezelve, vooral in ons Land, onderscheide schokken heeft moeten ondergaan, welke derzelver heilzaamen voortgang hebben vertraagd, of somtyds geheel doen ophouden. In weerwil dezer botzingen, heb ik my, staande den tyd dat de Koepokken in ons Land zyn ingevoerd, uit gevoel van derzelver weezenlyk nut, altoos daarmede bezig gehouden, en myne Waarneemingen in de Brieven over de Koepokken, No. 7, by A. Loosjes te Haarlem uitgegeeven, bekend gemaakt; dan eene, myns inziens, alles beslissende Proef moet ik nu der Maatschappy mededeelen. Op den 28 November 1802 wierd ik geroepen by den Heer J.P.C., die van de reeds genoemde gebreken radicaal was geneezen, of wel nimmer aan dezelve had gelaboreerd; deze Heer raadpleegde my over een zyner tien Kinderen, 't welk, naa gedaan onderzoek, bleek, de beginzelen der natuurlyke Pokken om te draagen. Ik verwittigde hiervan den Vader, die my daarop zyne bekommering mededeelde voor nog drie andere van zyne Kinderen, die nog nimmer schaduw van Pokziekte hadden gehad; voor de gevolgen waarvan hy, zo wegens de huisselyke omstandigheden als voor zyne Kinderen zelve, bevreesd was. - Ik sloeg hem daadelyk voor, de inoculatie met Koepokstof aan de drie overige Kinderen te verrichten; waarop gemelde Heer my te verstaan gaf, ‘dat hy my geroepen had om de zorg voor het lydend Kind op my te neemen; dat ik derhalven moest weeten wat my te doen stond, zo wel in 't een als in 't ander geval; en dat ik moest handelen naar myn beste weeten, en ten meesten voordeele zyner Kinderen.’ | |
[pagina 105]
| |
Ik aarzelde geen oogenblik om daadelyk werkzaam te zyn, ten einde de bewuste stof magtig te worden (wyl ik op dien tyd geen stof voorhanden had); dan ongelukkig slaagde ik niet dan op den tienden dag, naa de ontwikkeling der natuurlyke Pokken. Ik entte, in weerwil van den reeds verloopen tyd, de genoemde drie Kinderen in, waarvan het oudste nog geen drie jaaren, en het jongste een zuigeling was. - Staande het gansche beloop der natuurlyke Pokziekte waren deze Kinderen in 't zelfde vertrek geweest, hadden met het besmette Kind omgegaan en gespeeld, en ik liet deze conversatie den volgenden tyd volhouden. Met ongeduld zag ik den uitslag dezer alles beslissende Proef te gemoet; en ziet hier het resultaat. Naa verloop van eenige dagen zag ik de gewoone beginnende ligte ontsteeking der wondjes by de twee oudsten der drie Kinderen, terwyl 'er by het jongste geen spoor van ontsteeking te vinden was. Deze ontsteeking ging by de twee genoemde Kinderen haaren gewoonen weg, terwyl dezelve by het jongste geheel agterbleef; 't welk ten gevolge had, dat het jongste Kind op den tienden dag (juist op het tydstip dat men meestal de tweede besmetting ziet ontwikkelen) ziek wierd, en geweldig door de natuurlyke Pokken wierd aangetast; en dat de twee, by welke de Koepokstof gevat had, op elk der gemaakte wondjes met een schoone Koepok waren voorzien. Zonderling, echter, was het, dat deze beide Kinderen, op het zelfde tydstip dat het jongste de Pokken kreeg, met valsche natuurlyke Pokken hier en daar wierden aangetast, welke den vyfden en zesden dag (het eenigste kenmerk, waaraan dezelve recht gekend worden) geheel verdroogden; en dat een dier Kinderen, op dat zelfde tydpunt, dezelfde toevallen had, als het Kind, 't welk door de natuurlyke stof was aangedaanGa naar voetnoot(*). Hiernaa genazen alle deze Kinde- | |
[pagina 106]
| |
ren volmaakt, hoezeer het jongste verscheide dagen blind was geweest. Ziet daar, myne Landgenooten! eene alles beslissende Proef. Mogen wy nu niet, hy gevolgtrekking, veilig veronderstellen, dat deze twee Kinderen door de Koepokstof van de natuurlyke Kinderpokken volkomen zyn bevryd gebleeven; en dat ook het jongste bevryd zou geweest zyn, indien het 't zelfde geluk had genooten als de twee anderen, naamelyk dat de Koepokstof had gevat? Verzekerender Proef van de waare werking der Koepokstof kan niemand verlangen; immers had 'er eene daadelyke besmetting plaats, welke vermeerderd of vernieuwd wierd door de Pokken van het jongste Kind; en dat de twee Kinderen niet geheel van de besmetting zyn vry geweest, bewyzen de valsche Pokken van beide, en de toevallen van het middenste Kind. - Laaten dus deze en andere Proefneemingen, zo binnen als buiten ons Land genomen, in staat zyn, u van de reeds genoemde dwaalingen terug te brengen; - draagt de taak van Genees- en Heelkunde aan deskundige mannen op, en weest verzekerd dat deze, met eenen voorbeeldeloozen yver en onafgebroken arbeid, soms huiverig zyn om te beslissen, daar elk onkundige daadelyk zulks uitoefent, en dat zy nimmer voorbedagtelyk iets zullen in 't werk stellen, 't welk ten nadeele van het menschdom kan uitloopen; - offert, derhalven, uwe Kinderen niet langer aan de onberekenbaare gevolgen der natuurlyke Kinderziekte, ja aan den dood zelve op, en stelt uzelven niet langer in gevaar, van, als zy tot jaaren van onderscheid gekoomen zyn, het bittere verwyt te ondergaan: Gylieden zyt oorzaak van ons rampspoedig leeven! |
|