| |
| |
| |
Mengelwerk, tot fraaije letteren, konsten en weetenschappen, betrekkelyk.
Over de huisselyke vreede.
Huisselyke gelukzaligheid, dat voornaamste en onontbeerlykste gedeelte van onze gezamenlyke aardsche welvaart, laat zich onmooglyk voorstellen zonder die verschoonende zagtmoedigheid en eendracht, die de harten van echtgenooten onderling moet verbinden, en die men gewoon is de Huisselyke Vreede te noemen. In eenen meer uitgestrekten zin van het woord verstaat men zeker daaronder de rust en eenigheid in 't algemeen, die onder alle de bewooners van een huis heerscht, onder de echtgenooten zoowel, als met betrekking van den Heer tot zyn gezin, en zelfs ook onder het laatste. Doch in eenen meer bepaalden zin, en volgens het eigenlyke taalgebruik, is men gewoon, onder het woord Huisselyke Vreede de echtgenooten alléén te verstaan, en de zulken als hoogst ongelukkigen te beschouwen, die zich daarin niet kunnen verheugen.
Ik kenne ook in de daad geene beklaagenswaardigere menschen, dan deezen; zoo dat het my wel der moeite waard schynt, eenige gedachten daarover ter neder te stellen, om daardoor den zulken, die dit geacht Maandwerk leezen, misschien eenigzins van nut te zyn. Ik zal daarin zekerlyk eenige waarheden ontmoeten, die zich niet wel openlyk laaten zeggen; ook wilde ik niet gaarn met het mannelyk, veel minder nog met het schoone geslacht in eenig geschil geraaken. Daar het my ondertusschen alleen om de Waarheid zelve, en om de tevreedenheid myner medemenschen te doen is, zo zal men het my ten goede houden, als ik menige zaak uit het huisselyk leven zoodanig voorstel, als ze, myns bedunkens, wezenlyk is, dewyl, buiten dat, myn arbeid nutteloos zyn zoude. -
| |
| |
Is het waar, hetgeen men in gezelschappen van Mannen zoo dikwyls hoort beweeren, dat, wanneer de Huisselyke Vreede menigwerf gestoord wordt, wanneer veelerleie ligchaam en ziel bedervende oneenigheden tusschen echtgenooten ontstaan, de schuld daarvan meestendeels aan de Vrouw ligt? Of oordeelen de Mannen te partydig, te éénzydig? - Ja! zegt men dan, was die Vrouw zoo heerschzugtig niet, wist zy haare eigenzinnigheid, te matigen, toonde zy meerder verschooning omtrent de zwakheden, meerder verstand by de gebreken van haaren Man, zo zoude het zaad der tweedracht nooit in haar huis opgaan. - Misschien beeldt zich de Man wel te veel in op het voorrecht, dat hy de Heer van het huis heet; misschien heeft hy ook in 't geheel niet geleerd, zyne eigenzinnigheid te beheerschen; misschien zyn zyne gebreken van zoodanigen aart, dat de Vrouw, die meerder nadenkt, dieper gevoelt, en zomtyds ook wel verder ziet dan de Man, dezelven niet meer stilzwygend kan aanzien; en het ligt dus maar alleen aan hem, om haare voorstellen zoo, als hy wezenlyk moest, aan te neemen.
Dit zy nu, zoo het wil! Men zal overal Mannen vinden, wier huisselyk geluk door het gedrag hunner Vrouwen gestoord wordt; doch ook tevens genoeg Vrouwen, die door haare Mannen ongelukkig wierden, en welker gesteldheid nog ongelyk treuriger is, dewyl haar eenigste toevlugt is en blyft, in stilte te zugten, en in de eenzaamheid, door verborgene traanen, haaren kommer te verligten. - Ik wil hier in geen verder onderzoek treeden, maar alleen eenige raadgeevingen voordraagen, door wier opvolging, myns bedunkens, de Huisselyke Vreede het zekerste zal kunnen verkreegen worden; raadgeevingen, die voor den Man en de Vrouw van het zelfde gewigt zyn, dewyl het, eens vooral, myn onveranderlyk gevoelen is, dat beide partyen het haare daartoe moeten bydraagen.
Hetgeen men van den omgang onder menschen in 't algemeen gezegd heeft, dat zelfde geldt ook ten aanzien van het Huisselyk leven; dat men namelyk op geenerleie wyze vorderen moet, dat echtgenooten in alle zaaken van hetzelfde gevoelen zyn; dat zy by alles, wat voorgenomen, of waarvan gesproken wordt,
| |
| |
bestendig overeenstemmen; dat zy, uit vrees van den anderen te wederspreeken, zich op eene slaafsche wyze naar zyne gevoelens, naar zyne denkwyze enz. schikken. Zulke menschen zouden in de daad een treurig, eentoonig leven leiden; hunne gesprekken zouden zouteloos en van korten duur zyn. Elke zaak toch, zy mag dan zyn, welke of hoedanig zy wil, krygt altoos eene andere gedaante, als twee andere oogen dezelve beschouwen; immers heeft de één altoos deeze of geene kennis vooruit, of wel meerder dingen gezien en ondervonden dan de ander. Dat dus ook echtgenooten, uit blinde vereering, of uit slaafsche onderwerping, elkander niet in alle dingen gelyk geeven; dat de één zyn eigen gevoelen, zyn tegenovorgesteld oordeel zegt; dat hy - het verstaat zich van zelven met liefde en zagtmoedigheid, niet met beledigende spotterny en hevigheid - den anderen tegenspreekt, waar het noodzaaklyk is, en juist daardoor levendigheid en vrolykheid in den eentoonigen en stillen loop des huisselyken levens tragt te brengen; dit, zeg ik, kan men op geenerhande wyze mispryzen. Al blyft de één zelfs by zyn tegenovergesteld gevoelen, zo is dat by dingen, die niet regtstreeks de welvaart van het Huis betreffen, geene stoorenis der hooggeschatte Huisselyke Vreede.
Het zoude echter eene geheel andere zaak zyn, wanneer de eene party zich aanmatigde, volstrekt altoos gelyk te willen hebben, en te vorderen, dat de andere party, zelfs in de onverschilligste dingen, zich naar hem en zyne gesteldheid schikken zal; wanneer de een den ander door kleinachting beledigde; of wanneer het hem eene heillooze gewoonte is geworden, den ander over alles verwytingen te doen, en zyne aanmerkingen op zulk eene hoonende wyze voor te draagen, dat het zelfs-gevoel den ander noodzaakt, daarop te andwoorden, waardoor als dan niet zelden twist en tweedracht ontstaan moet.
En wie, die zyn huisselyk geluk nog op prys stelt, zou dit niet gaarn verhoeden? - Men kan toch niets treurigers zich voorstellen, dan in zyn eigen huis zulk een hel te hebben. -
De voornaamste middelen nu, om de Huisselyke Vreede te bewaaren, schynen my te zyn: Wederzydsche Ach- | |
| |
ting, Verstandige Toegeevenheid en Wederzydsche Volmaaking.
Wederzydsche Achting. By alle de vertrouwelykheid in 't Huisselyk leven, mogen echtgenooten toch niet ophouden, elkander met achting te bejegenen, en daardoor die hoogschatting aan den dag te leggen, die hunne harten wederzyds voor elkander koesteren. Hunne verbinding is zeker de naauwste, die men zich denken kan. Zy hebben slegts één gemeen belang, één gemeen doel, waartoe hunne vereende poogingen zyn ingericht. Wat is natuurlyker, dan dat de één voor den ander zyn hart opensluit, hem zyne geheimste wenschen openbaart, dewyl het recht en de bystand van den ander vereischt wordt, om ze gelukkig te doen slaagen. De dagelyksche omgang, de dagelyksche opmerking by de verschillendste voorvallen en omstandigheden maakt hen wederzyds met de geheimste plooijen hunner harten bekend. Het behoort mede tot het geluk en de voorrechten des huisselyken levens, dat men in den omgang met de zynen alle styve ceremonien en bloote complimenten geheel vergeet, die in de verkeering met andere menschen gevorderd worden, doch ook tevens zoo menig gezelschap lastig en onaangenaam maken. Vorsten zelfs, die gevoel voor huisselyk geluk hebben, haaken zomtyds naar het byzyn van de hunnen, om in hun midden te vergeeten, dat zy Vorsten zyn; om dáár, vry van den dwang der Etiquette, als Menschen, als Vaders te gevoelen.
Dan, gelyk men het aan Vrienden altoos als een hoofdregel eener duurzaame Vriendschap heeft aanbevolen, hunnen vryen omgang nimmer in eene laage, onedele vertrouwelykheid te doen ontaarten, dewyl zulks vroeg of laat walging baaren, en hunne harten van elkander verwyderen moet; even zoo moeten ook Echtgenooten, wier verbinding de naauwste vriendschapsband behoort te zyn, zich nog meer wagten, dat de vertrouwelykheid, waarin zy leeven, hunne Wederzydsche Achting niet doe verflaauwen. Juist daarom, wyl hunne band de naauwste is, moeten zy des te zorgvuldiger daarover waaken, en deeze Hoogschatting, in woorden en daaden tevens, bewyzen. Men mag dit zelfs zeer wel tot eene gepaste, zindelyke kleeding
| |
| |
uitstrekken, waaromtrent de Vrouw, uit achting voor haaren Man, zich byzonder moet in acht neemen, dewyl het uiterlyke maar al te veel indruk op ons maakt.
Zekerlyk is wel menig een in het geval, dat de persoon, waarmede hy verbonden is, geene Achting van hem verdient, en dat is wel de grootste elende, die men zich kan voorstellen. Natuurlykerwys echter zou dit by weinigen het geval zyn, wanneer een ieder zoo dacht en handelde, als hy moest. Al maakt ook een langduurige omgang echtgenooten met hunne wederzydsche zwakheden en gebreken bekend, zo blyven 'er toch altoos goede zyden over, die insgelyks door eene lange kennis zigtbaar worden, en alzoo moest iedereen, by het bewustzyn zyner eigene fouten, meer en meer van het denkbeeld terug koomen, een geheel vlekloos schepsel, een engel tot reisgenoot in dit leven voor zich te willen hebben.
De Achting nu, welke echtgenooten voor elkander koesteren, moet by voorkoomende gelegenheden zich duidelyk aan den dag leggen. Hiertoe behoort voornamelyk, dat de één den ander in zyne byzondere bezigheden niet hinderlyk zy. In de meeste huisgezinnen heeft eene verdeeling der bezigheden plaats. De Man, die aan zyne bediening of beroep gebonden is, kan zich met de menigerleie huisselyke aangelegenheden, als wasschen, kooken, enz. niet bemoeijen, en hy is gelukkig, wanneer hy eene Vrouw heeft gevonden, die dit alles met wysheid en opmerkzaamheid bezorgt. Deeze nu ziet daarin, zoo als ook in de zorg voor de Kinderen, haare werkzaamheden bepaald. Het raadzaamste is dus, dat ieder zich by zyne bezigheden houdt. Het maakt altoos eenen onaangenaamen indruk, indien de Vrouw haare Keuken vergeet, en zich tot adsistente haars Mans in de bezigheden van zyn beroep opwerpt; en - (myne Lezeressen vergeeven het my, zo zy hierin te veel mannelyken hoogmoed mogten vinden) - beledigend is het, byaldien zy de vryheid neemt, den Man voorby te praten, of in zyne plaats andwoord te geeven, 't welk aan hem alleen stond; of ook wel zich aan hem op te dringen, wanneer de eene of andere vreemdeling hem wenscht te spreeken, enz. Gesteld ook, hy nam zynen post, onder haaren bystand, waar, zo moest zy toch beschei- | |
| |
denheid genoeg bezitten, haaren Man de eer daarvan te laaten, en hem liever in stilte met haar ryper oordeel ondersteunen, dan hem openlyk van de achting berooven, die men hem bewyst; want de Eer van haaren Man is onafscheidelyk met de haare verbonden. - Die Man is, verdraagt zulks niet; en al ware hy ook zwak genoeg, het eenen tydlang te dulden, zo koomen 'er toch weder oogenblikken, waarin hy zich daardoor beledigd rekent; wanneer zulk een inbreuk en aanmatiging zeer ligt den grond konden leggen tot den ondergang der Huisselyke Eendracht.
Gelyke oplettenheid nu kan ook de Vrouw vorderen by het verrichten der huisselyke bezigheden, die aan haare zorg zyn toevertrouwd. Het is onbillyk, als de Man zich daarin mengt, als hy dingen beoordeelt en berispt, die hy niet verstaat, als hy, zonder medeweeten der Vrouw, schikkingen maakt, of haar met verwytingen over huisselyke voorvallen overlaadt, zonder de zaak onderzogt te hebben, ja zelfs zonder die behoorlyk te kunnen onderzoeken. Van Mannen, die hunne Vrouwen voor bloote Huishoudsters aanzien, en verlangen, dat zy zich, even als de zulken, naar hunne luimen schikken, spreek ik niet. Voor dezulken is geen raad, byaldien zy de Huisselyke Rust missen.
Hiertoe behoort ook, dat de Man geen behaagen daarin scheppen moge, de zwakheden zyner Vrouwe in gezelschappen te doen opmerken, ongepast te schertsen ten haaren koste, en haar aldus aan het algemeen gelach prys te geeven. Al had zy ook haare eigenzinnigheden en gebreken, zo zou het nogthans verstandiger zyn, die te bedekken, dan, door het dusdanig onvoeglyk openbaar maaken derzelven, de regtmatige gevoeligheid der Vrouw te prikkelen, en haaren toorn gaande te maaken. - Zal de eene echtgenoot in een gezelschap geacht zyn, zo moet de andere, in zyne handelwyze omtrent den eersten, zelf daartoe den grond leggen.
Tot het daadlyk bewyzen deezer Achting onder echtgenooten reken ik ook nog inzonderheid, dat de één behoorlyk acht geeve op het aanzien des anderen by huisgenooten en kinderen: en dit is wel voornamelyk de plicht der Mannen; want gewoonlyk is de Heer van het huis, de Vader, het meeste gevreesd, en men
| |
| |
waagt het niet ligt, zyne auctoriteit te kwetsen: de Huisvrouw echter, die gestadig met het huisgezin in betrekking is, en altoos onder haare Kinderen leeft, is eerder in gevaar, door den moedwil der Kinderen, of door den weinigen eerbied der Dienstboden, in het een of ander eene vernedering van haar gezag te lyden. In zoodanig geval moet de Man haar noodwendig ondersteunen; hy moet toonen, dat eene belediging zyner Vrouwe eene belediging van Hem zelf zy, en haar gekwetst gezag trachten te herstellen.
Dusdanige Wederzydsche Achting is voorzeker het onfeilbaarst middel, om de Huisselyke Vreede te bewaaren. Want hoe oprechter myne Achting voor iemand is, des te zorgvuldiger wacht ik my, iets te doen, dat hem zou kunnen beledigen; des te meer doe ik myn best, zyne goedkeuring, zyn welgevallen te erlangen. Men beschouwe slegts menschen, onder welken dikwerf twisten ontstaan, of zy niet weldra elkander verachten, en of hunne oneenigheden niet veelal uit gebrek aan de elkander verschuldigde hoogachting ontstaan. Veroorlooft de Man zich in 't byzyn zyner Vrouwe ongepaste vryheden, zo veroorlooft hy zich ook spoedig, iets te doen, 't welk beledigend voor haar is; hy slaat 'er ten minsten zoo zorgvuldig geen acht meer op, zoo iets te vermyden. En hoe ligt ontstaat dan niet huisselyke Oneenigheid, wanneer de Vrouw haare gevoeligheid op eene manier aan den dag legt, zo als men niet gewoon is te doen jegens menschen, die men in de daad hoogacht.
Daarenboven is het punt van eer voor den mensch van te veel gewigt, dan dat hy gevoelige vernedering, of zelfs maar onachtzame behandeling, onverschillig zou kunnen verdraagen. Is nu de eene echtgenoot van natuur driftiger, zo wordt hy, by gebrek van de hem toekoomende Achting, gemelyk, en de Huisselyke Vreede is voor altoos verlooren, indien de andere 'er zich niet op toelegt, deeze zyne zwakke zyde met voorzichtigheid te behandelen, en de noodlottige aanleiding tot nieuwe oneenigheden uit den weg te ruimen. -
Hoeveel ondertusschen deeze Wederzydsche Achting daartoe bydraagen moge, om huisselyken twist te verhoeden, zo is toch daarmede alles nog niet verricht, maar het is veeleer volstrekt noodzaaklyk, dat de Man, zo- | |
| |
wel als de Vrouw, zich aan eene Verstandige Toegeevenheid gewenne. - De Styfkop, de Eigenzinnige ligt met de gantsche waereld overhoop. Hy vindt overal in den omgang, even als by het verrichten zyner bezigheden, menschen, die met hem in gevoelens verschillen, en waarmede hy in oneenigheid geraakt, dewyl hy niet geleerd hoeft, zich naar anderen te schikken. Zo volgt hier dan uit, dat men hem uit hoofde van zynen twistzieken aart vermydt, en voor hem uit den weg gaat, waar men kan. In alle gesteldheden des menschelyken levens, in alle deszelfs betrekkingen, is het dus hoogst heilzaam, wanneer men zyne eigenzinnigheid leert beheerschen, zich naar de gevoelens en neigingen van anderen schikken, en van zyne vermeende rechten, zooveel zulks voegzaam geschieden kan, afstand doen. - De huisselyke vereeniging, echter, vereischt wel byzonderlyk deeze groote kunst. Ik kenne niets onvoeglykers, dan wanneer de Man zyn voorrecht, dat hy Heer des huizes heet, zoo verre overdryft, dat één woord van hem toereikende zyn moet, alles, wat hem omringt, tot zwygen te brengen, en met eene angstige vrees te vervullen; wanneer hy hoegenaamd geene tegenbedenkingen, al worden ze ook nog zoo redelyk en verstandig voorgedragen, kan veelen; wanneer hy alle by hem opkoomende invallen en luimen oogenbliklyk opgevolgd en uitgevoerd wil zien, zonder bedaardelyk te overleggen, of het zich doen laat. Wy leeven niet meer in die tyden, waarin de Vrouwen slegts als halfmenschen, en als slavinnen der Mannen, wierden aangezien. By verstandige lieden hebben Man en Vrouw gelyke rechten, met dat onderscheid alleen, dat den Man het recht van beslissen toekomt, dewyl hy, eenige weinige halfmannen uitgezonderd, die alles door hunne Vrouw zyn, en dus ook wel gehoorzamen
moeten, het hoofd des geheels, de steun des huizes, de verzorger des huisgezins is. - Zich naar alle de luimen van den Man te voegen, zyne magtspreuken gehoorzaam te zyn, wanneer zy het nadeelige daarvan inziet; by het maaken eener aanmerking, zich met de harde woorden: Ik wil het zoo hebben! tot stilzwygen te laten brengen; voor alle zorg en moeite, welke zy tot de getrouwe bezorging van al het huishoudelyke, en ter instandhouding en vermeerdering van den bloei haars gezins, steeds aan- | |
| |
wendde, niet eens de belooning te smaaken, dat haar woord iets gelden zoude - Wie kan dat van eene Vrouw verwagten, die zelf-gevoel heeft, en een edel hart bezit?
Dat men hier en daar goedaartige Vrouwen vindt, die onder de tiranny haarer Mannen zugten; die liever in stilte lyden, dan de Vreede te stooren, - is zekerlyk waar; doch wie staat u borg, dat uwe Vrouw ten allen tyde tot het getal der zulken zal behooren? Wie staat 'er u voor in, dat niet de overredingen van de eene of andere heerschzugtige Vrouw eens haar hart bederven, en haar leeren zullen, zich tegen zulk een ondraaglyk juk te verzetten? En dan - weg is de Vreede uwes huizes!
Niet minder is het te mispryzen, wanneer de Vrouw zich rechten aanmatigt, die haar niet toekoomen; wanneer zy verlangt, dat de Man in alle dingen haar volgen, haare, veelligt dwaaze, wenschen, haare begeerte naar ontbeerlyke kleeding of vermaaken eerst bevreedigen, en dan daarnaa aan noodige behoeften denken zal; wanneer zy, by de geringste tegenspraak, aanstonds tot traanen haare toevlugt neemt, en den Man, die door hevigheid niet te winnen was, door geduurige zugten, klagten, en een verdrietig humeur, zoo lang kwelt, tot dat hy, gedwongen, toegeeft.
Echtgenooten, die met gelyke drift hunne, tegen elkander strydende, oogmerken willen ten uitvoer brengen, en zich niet gewennen, elkander toe te geeven, verstooren voorzeker de rust hunnes levens. - Verstandige Toegeevenheid is dus beider plicht. Geen van beiden moet zich voor onfeilbaar houden, maar naar den anderen luisteren. Dingen, die het gemeenschaplyk welzyn van hun Huis betreffen, moeten door beiden overwoogen, en de gronden vóór en tegen behoorlyk gewikt worden. Geen één moet volgens drift handelen, iets willen, omdat hy het wil, maar naa verstandig overleg het beste kiezen. - Gebeurt het, dat de één door het een of ander voorval minder opgeruimd, dat hy door verdrietelykheden gemelyk is, zo moet de andere het eerst van zyne gevoelens en eischen afstaan, en niet door ontydige tegenspraak zyne zinnen nog meer trachten in oproer te brengen.
Beter is het dus, zyn recht te laten vaaren, dan den band des Vreedes te verbreeken; want de kwaade ge- | |
| |
volgen daarvan treffen gewis den geenen het meest, die uit dwaaze eigenzinnigheid zich met naar den anderen schikken wilde. Het ware zekerlyk wel goed, zo overal de regel wierd gevolgd, van in zulke dingen, die eigenlyk tot het vak des anderen behooren, zich naar zyn gevoelen en oordeel te schikken. Doch het is tevens onloochenbaar, dat ook by andere gelegenheden eene Verstandige Toegeevenheid veel heilzaammer is, dan de styfhoofdige doordryving zyner begrippen.
Van waar nu oneenigheid, van waar stoorenis der dierbaare Huisvreede, indien de echtgenooten van beide zyden zulke naauwgezette behoedzaamheid aanwenden.
O! was men in staat, de getuigenissen te hooren van de zulken, die door dit middel hunne vereeniging tot een Hemel op Aarde maakten. Sterk en dringend zouden ze spreeken tot de harten van hun, die, door nalatigheid in deezen, tot hier toe zoo menig uur hunnes levens, door hunne eigene schuld, verbitterden. Ze zouden ons zeggen, hoe spoedig elk opkoomend onweder bedaarde, en hunne hemel op nieuw helder wierd; hoe zy, onder den weldaadigen invloed deezer stille rust, hunne dagen zoo regt gelukkig doorbrengen, en aldus, ten naauwste vereenigd, de eeuwigheid te gemoete zien!
Ik wil met dit alles niet gezegd hebben, dat men by eene Verstandige Toegeevenheid onderdrukkingen lyden moet. Dikwyls behoeft men slegts het oogenblik te laten voorbygaan, waarin de ander eene zaak van de verkeerde zyde beschouwt, en met drift op zyn gevoelen staan blyft. Kort daarop koomen voorstellingen te pas, en, worden die dan op de regte wyze voorgedraagen, zo is zyn hart gewonnen. Dit nu leert een verstandig mensch wel door de langduurige ondervinding en omgang; op welke wyze, namelyk, men het hart des anderen het beste treffen kan. Ook hier kon men dus zeggen: de verstandigste geeft toe. Ter zyner tyd zal hy het oogenblik wel weeten te vinden, waarin hy den draad des gespreks weder aanknoopen, en, wanneer hy zelf behoorlyk daartoe gestemd is, den echtgenoot tot bevoordering zyner oogmerken overhaalen kan.
Ik waage het, hier eenen voorslag te doen.
Byaldien Echtgenooten in geruste uuren met elkander
| |
| |
afspraken, hoe zy zich in zulk een oogenblik moesten gedragen, wanneer de één met drift op zyn gevoelen mogt blyven staan? - Zou op zoodanige manier hunne handelwyze niet de zekerste waarborg zyn ter vermyding van twist en oneenigheid? -
En nu nog een woord over de derde raadgeeving ter bewaaring der Huisselyke Vreede. Deeze is Wederzydsche Volmaaking, zoo wel des verstands, als van het hart. Ik wil echter voor het tegenwoordige my by het laatste bepaalen; hoewel het zeker is, dat ook het eerste, by menigvuldige gelegenheden, zyne heilzaame uitwerkselen aan den legt. - Menschen, die een verbond sluiten, 't welk de dood noch het graf kan verbreeken, 't geen door alle eeuwen heen voortduuren zal, moesten het zich van zelf tot plicht maaken, voor de wederzydsche veredeling hunner harten te zorgen, om des te zekerder te zyn, dat zy elkander eens wedervinden, en, met de hunnen en hunne kinderen vereenigd, des te volmaakter de zaligheid des Hemels genieten zouden. Reeds op deeze waereld kunnen voorvallen genoeg ontstaan, waarby schoonheid, aanzien, rykdom van den echtgenoot niets vermoogen, waarby alleen eene schoone ziel en edel hart in staat is, het gantsche geluk van een geslooten verbond te doen gevoelen en genieten. En wie heeft betere gelegenheid, ons te leeren kennen, onze zwakheden, onze gebreken op te merken, dan de reisgenoot onzes levens, die ons op roozenpaden en ongebaande wegen vergezelt, voor wien wy ons hart ontsluiten, en die ons in oogenblikken kan gadeslaan, waarin geene sluijer hoegenaamd de ziel omhult? Hy is getuige van de eerste opwellingen onzer gewaarwordingen, vóór dat nog ryp overleg of gesleepene waereldkennis ons onze driften leert matigen of beheerschen. - Wat kunnen dus echtgenooten niet al voor hun hart verrichten, wanneer zy het zich tot eene onverbreeklyke wet maaken, op de gebreken des anderen acht te slaan, hem aan dezelven te erinneren, hem de plooijen van zyn hart, die hem zelf onbekend zyn, te ontwikkelen, en hem ten spoorslag te strekken, byaldien onverschilligheid en koelheid jegens plicht en deugd zyne ziel trachten te vermeesteren!
Is het u bewust, hoeveel het in zich heeft, zich zelven te leeren kennen; is het u ernst, een beter mensch, een volmaakter Christen te worden, zo
| |
| |
zult gy van zelfs den vriend dankbaar de hand reiken, die u op uwe gebreken opmerkzaam maakt, en zoo zult gy des te zorgvuldiger den band des huwelyks tot dit groote oogmerk doen strekken, als welke zoo geheel daartoe ingericht, en, ik mag wel zeggen, daartoe mede bestemd is.
Lieten slegts veelen 'er zich meer aan gelegen zyn, in hunne wooningen Godsdienst te oeffenen, leerryke Schriften te leezen, en gemeenschappelyk hun Gebed aan den Allerhoogsten op te draagen, zo zoude daardoor reeds zeer veel gewonnen worden.
Nooit zal het huisselyk leven regt gelukkig zyn; nooit zullen echtgenooten, in oogenblikken van bitteren kommer, troostryke toespraak van elkander ondervinden, byaldien niet te vooren Wederzydsche Volmaaking of bevoordering van hunnen zedelyken toestand hun onderling doel was. Zelfs hunne eendracht zal buiten dat niet staande blyven. Slegts zoo lang zullen zy in Vreede leeven, als hunne gebreken elkanders belang niet in den weg staan, en hunne neigingen ongestoord haaren weg vervolgen. - Doch moet de één om des anderen wille eene onzuivere neiging bedwingen, moet hy, om het vergenoegen, om de rust van den ander te bewaaren, tegen zyne aangenomene gewoonte handelen, dan ontbreekt het hem, by gebrek van een waarlyk edel hart, aan sterkte en aandrang. Onverschillig ziet hy neder op de verlegenheid van den echtgenoot, daar hy reeds lang jegens zyn hoogste goed, zyne deugd, even onverschillig was. - Geenerleie plicht is hem heilig. - Voort te gaan op den éénmaal betreeden weg, de zinnelyke vermaaken, waarin hy tot hiertoe zyne gantsche gelukzaligheid stelde, te blyven genieten, dit is zyne eenigste zorg. - Nu moet by den ander natuurlyk wrevel, verdriet, onverschilligheid enz. ontstaan, en op die wyze moet het spoedig met hunne eendracht gedaan zyn, als welke op niets minder, dan op eenen zekeren grond, gebouwd is.
Geraakt de welvaart van dusdanige menschen agteruit, worden zy door tegenspoeden overvallen, zo weeten zy zich op geenerhande wyze te redden. De één doet den ander verwytingen, waardoor hunne gesteldheid nog oneindig beklagenswaardiger wordt, en - verre zyn alsdan de onbeweeglyke steunsels van dien getroosten
| |
| |
moed, waarmede echtgenooten in duistere tyden elkander opbeuren, wier eerste en voornaamste doel was de bevoordering hunner deugd.
Door Wederzydsche Volmaaking, integendeel, wordt de Huisselyke Vreede gesterkt en behouden; want daardoor gewint de wederzydsche dankbaarheid; daardoor gevoelt de echtgenoot hoe langer hoe dieper, hoe dierbaar hem de reisgenoot zyns levens zy; hoe hy zonder die liefderyke herinneringen, zonder die zagte teregtwyzing, zonder die hartelyke toespraak nog gantsch niet vry van veelen zyner voorige gebreken zyn zoude, en hoe hy eindelyk, zonder dit alles, dien yver, die standvastigheid in de vervulling zyner plichten nog niet zou verkreegen hebben. - Alles, waardoor hy zich dankbaar en erkentelyk aan zyne echtgenoote kan betoonen, wordt hem nu heilig. Dierbaar wordt hem haare rust, haare tevreedenheid, en elke handeling, waardoor haar edel hart eenige krenking zou kunnen lyden, baart hem een afschrik. Dan eerst beoogen beiden slegts één doel; dan eerst zyn zy slegts één hart en ééne ziel. - Duizenderleie aanleidingen tot oneenigheid vallen by hun geheel weg, waardoor de zulken in twist geraaken, die geenen anderen levensregel kennen, als hunne driften; ook wordt allerleie stryd, als iets geheel onregtmatigs, meer en meer gehaat in hunne oogen.
In dusdanig eene wooning tracht dan ook de Laster, die altoos 'er op uit is, de Vreede in hutten zoowel als in paleizen te verstooren, te vergeefs het zaad der tweedracht te strooijen; want men geeft hem geen gehoor. - Bekend met de denkwyze van den echtgenoot, overtuigd van zynen yver om een waardig mensch te worden, mistrouwt men de verzekeringen dier laage schepsels, die het masker van vertrouwen en medelyden aanneemen, en daaronder hunne boosaartige oogmerken trachten te bereiken. Men wagt het uur af, waarin men met eene voorzichtige openhartigheid den echtgenoot daarover onderhouden kan, en behoedt zich aldus voor de schadelyke uitwerkselen, welken het gif der kwaadspreekenheid in staat geweest ware te veroorzaaken.
Zyn nu de harten der echtgenooten door zoo vaste banden der eendracht verbonden; doet ieder het zyne, om dezelven al vaster en vaster te knoopen, dan verbrei- | |
| |
den zich ook de heilzaame gevolgen daarvan op allen, die by hen woonen. Hun voorbeeld werkt met een levendig vermogen op Kinderen en Dienstboden. Hunne wooning is eene wooning des Vreedes. Byzonderlyk worden in de harten der kinderen zeer diepe indrukselen ingeprent, die in hun geheel overig leven hunnen invloed aan den dag leggen. - Van kindsbeen af leeren zy toegeevenheid, verschooning en zagtmoedigheid. Vreede te stigten, en Vreede te bewaaren, wordt hunne hoogste lust en begeerte, en zy beyveren zich op eene edele wyze, ter eeniger tyd waardige en gelukkige huisvaders en huismoeders te worden.
Hetgeen ik tot hiertoe gezegd heb, nog eens overdenkende, valt my nog iets in, hetgeen voor alle dingen, als een hoofdmiddel ter bevoordeling van het Huisselyk Geluk, verdient te worden aanbevolen, te weeten: Overeenstemming der grondstellingen omtrent de Opvoeding der Kinderen. 'Er zyn zeker ontelbaare huisgezinnen, waarin juist daardoor de grond tot misverstand, tot verwytingen, ja tot bitteren twist gelegd wordt, dat één gedeelte der ouders te toegeevend, een ander weder te hard is omtrent de gebreken der kinderen, en dat zy nimmer naar vaste grondstellingen, in den zwaarwigtigen arbeid der kinder-opvoeding, handelen. Dit punt, echter, komt my belangryk genoeg voor, om afzonderlyk verhandeld te worden. Veelligt wordt dit nu of dan eens ondernomen door een Man, die ondervinding en waereldkennis genoeg daartoe bezit, en die meer, dan ik, de gave heeft, tot de harten van hun te spreeken, die hierin eene teregtwyzing behoeven.
Op de beandwoording der Vraage: hoe kan men dezulken helpen, die nu eenmaal de vreedzaame Huisselyke Rust verwaarloosden; die met eenen echtgenoot verbonden zyn, wien de twistzucht tot eene tweede natuur geworden is? kan ik my hier niet inlaaten. Zeker is het ondertusschen, dat het opvolgen der gemelde raadgeevingen ook voor hun heilzaam zyn zal, en dat zy, met eenen volhardenden moed in het gebruiken derzelven, allengskens tot het genot der beste en zuiverste aardsche gelukzaligheid, de Huisselyke Vreede, zullen geraaken. Het is, wel is waar, niet het werk van éénen dag, doch het loon laat zich gerustelyk opweegen tegen de aan te wendene poogingen. -
| |
| |
Hy, die nog voor eenig gevoel vatbaar is, en nog eenige liefde heeft voor zich zelf, zal ten minsten geen middel onbeproefd laten, om twist te weeren, en de Vreede in zyn huis op nieuw te vestigen; want - wie toch zoude wenschen, die geen te zyn, die eenmaal, in die plegtige uure, wanneer de Dood eene scheiding maakt, en men den reisgenoot zyns levens naar zyne rustplaats vergezelt, tot zich zelven zeggen moest: Gy hebt hem zyn leven verbitterd, zyne dagen verkort: hy wandelde misschien nu nog aan uwe hand op eene vrolyke levensbaan, had gy niet door zoo menigvuldige onzalige twisten en kibbelaryen den grond tot zynen dood gelegd. Zaliger is het toch, en geruststellender voor alle de nog overig zynde dagen des levens, wanneer de laatste adem des stervenden echtgenoots ons zegent, en wy hem dan reikhalzend naaoogen in eene betere waereld.
|
|