| |
Veldtogten van Bonaparte, op Malta, in Egypten en in Syrien. Benevens eene korte Beschryving van Opperen Neder-Egypten; deszelfs Regeerings-form, Godsdienst, Zeden en Gewoonten, Koophandel, Oudheden, Kunsten en Weetenschappen, enz. Door J.B. Lattil. Uit het Fransch vertaald. In den Hage, by I. van Cleef, 1803. In gr. 8vo. 289 bl.
‘De snelle wapening van het Esquader te Toulon; de aankomst der zegevierende Troepen uit Italien en uit Zwitzerland op de oevers van de Middellandsche Zee; de byeenverzameling van Kunstenaars en Wysgeeren in het Zuiden van Frankryk, en de keuze des Gouvernements, tot eene zo geheime Expeditie, op bonaparte gevestigd, lokten my uit, om de opmerkelykste gebeurtenissen van dien Veldtogt op te tekenen.
In het vervolg breidde myn plan zig veel verder uit. En daar de verovering van Malta en Egypten my in landstreeken overbragt, die zeer weinig bekend zyn, en omtrent wier beschryving de reizigers niet overeenkomen, heb ik eene pooging gedaan, om den nevel van twyfel, met welken derzelver toestand bedekt was, te verdryven.
Ik zal van Egypten, van deszelfs uitgestrektheid, lugtstreek en vrugtbaarheid spreeken, en, na deszelfs Steden beschreeven, deszelfs Bewoonders, Godsdienst en Zeden afgeschetst te hebben, zal ik eene naauw- | |
| |
keurige geschiedkundige beschryving geeven van deszelfs Gedenktekenen. Het is alleen door den baijert der oude Schryvers te ontwikkelen, en, op de plaats zelve der puinhoopen en overblyfzelen van voorige tyden, my aan onvermoeide naspeuringen over te geeven, dat het my gelukt is eenige zekerheid omtrent zo veele twyfelagtige onderwerpen te verwerven.
De Syrische veldtogt heeft my de noodige bouwstoffen verschaft tot het beschryven van nieuwe Provincien, en tot het afschetzen van een krygstooneel, op hetwelk de bloedigste oorlogen zo veele verschillende volken vernield hebben.
Onafgebrooken ben ik het gros des Legers gevolgd tot op de ontruiming van Cairo door den Divisie-Generaal belliard: ik kan diensvolgens de getrouwe Geschiedschryver van de veldslagen en de krygsdaaden dier Armée zyn.
De aart van oord en onderwerp sommige plaatzen van myn dagverhaal al te droog en verveelend maakende, heb ik het bekoorelyke der Fabelleer te hulp geroepen; ik heb het met eenige geschiedkundige aanmerkingen doorweeven. Kortom, ik heb niets overgeslaagen, 't geen my belangryk scheen, en zorgvuldig alle feilen tegen de tydreekening vermyd.
Indien myn werk al niet door den inneemenden schryfstyl van volney, savary, of voltaire, veraangenaamd wordt, zal het ten minsten de verdienste bezitten van de dwaalingen te herstellen, in welken, by gebrek van met eigen oogen gezien te hebben, zelfs die beroemde Schryvers gevallen zyn.’
Zo luidt de Inleiding van den Schryver lattil, die het aantal der Werken over de Krygsbedryven van bonaparte en andere Fransche Helden, op de gemelde tooneelen, vermeerdert, en ook in onze taal te voorschyn treedt. Op geen laagen toon is dezelve gestemd, en de styl in het Werk zelve gaat op denzelfden toon voort. Hierdoor onderscheidt het zich van andere Dagverhaalen, gelyk het eerste gedeelte een Dagverhaal behelst. De genoeg bekende Gebeurtenissen worden als zamengedrongen, en met een verbaazend vuur vermeld.
De tocht na en de vermeestering van Malta wordt kort beschreeven, en de Burger lattil wenscht de tachtigste halve Brigade, ‘de getrouwe bewaarster van het veroverde Eiland en van de bekoorelyke Mal- | |
| |
teezerinnen, heil en vermaak;’ en zag zich ten tweedemaal de geheele Armée ‘op het zilte watervlak verzameld. De adem des noordenwinds deedt het water golven, en den twaalfden dag waren wy voor Alexandrien aangekomen.’ Hier treedt hy tot de oudheid terug, maakt vergelykingen tusschen de oude Stad en de nieuwe, en vervangt zulks door het vermelden der Krygsbedryven, bovenal de Slag van Chebreis en de Veldslag der Pyramiden; Groot Cairo wordt beschreeven. De bevolking dier Stad is, volgens hem, door volney niet naauwkeurig opgegeeven; van de viermaal honderd duizend zielen, door hem aan die Stad gegeeven, kan men 'er honderd duizend aftrekken. ‘De Mamelukken,’ merkt hy op, ‘hadden zich de schoonste Vrouwen uit Georgien en Mingrelien toegeëigend; hunne Serails leeveren het schitterendst en wellustigst gezigt op. Elk verhemelte vormt een gulden koepel, vangt den Noorden-wind op en dwingt hem neder te daalen op den leliënboezem der schoone Slavinnen. Op hunne beurt doen de Zephyrs eenen verkwikkenden lugtstroom in de vertrekken gebooren worden, en ademen zagtkens onder het doorzigtig gaas. - Een straal van springend water, nedervallende in een kom van wit marmer of van granietsteen, maatigt in den Zomer de al te sterke hitte der lugtstreek, en onderhoudt de frisse blos deezer Houris. Sophas, pragtige Tapyten, vergulde Kussens, versieren de ryke vertrekken. Het zuiverste goud van Sennar, de esmerauden van Peru, het coraal der Roode Zee, en de
zeldzaamste diamanten, doen haare bekoorelykheden nog meer uitkomen. De verblyfplaatzen dier schoonheden, de Afgoden der Mamelukken, zyn een heiligdom, ontoeganglyk voor elk ander man. In een losse houding naast haaren Sultan gezeten of uitgestrekt, of weeklyk rustende op eenen Turkschen Sopha, brengen zy haar leeven in eene zagte kwyning door. In deeze verblyfplaatzen der weelde, en tot eene pragtige slaverny gedoemd, leeven en sterven zy, voor niemand zigtbaar dan voor haaren meester.’ - - De Zeeslag van Aboukir wordt met veel vuurs beschreeven, en zo ook de daar op volgende Krygsbedryven van bonaparte vermeld, afgewisseld door Plaatsbeschryvingen.
Met eene nieuwe Afdeeling vangt de Expeditie van Opper-Egypten onder desaix aan, wien lattil vergezelde, en vermeldt den bloedigen Slag van Sediman. De
| |
| |
opstand te Cairo, door bonaparte gedempt, beschreeven hebbende, luidt het slot: ‘Een godlyke stem weergalmde door geheel Egypten. Bonaparte, met den schitterendsten roem omgeeven, werd den Volken als een nieuwen Zendeling van mahomet verkondigd. De redenaars der Moskeën predikten alomme, dat zyne overkomst na Egypten in twintig plaatzen van den Coran voorspeld was, en dat hy door den wil van het Opperweezen de Kruissen van het Westen hadt ter neder geworpen.’
De Expeditie van Syriën onder kleber woonde onze Schryver by, en maakt dezelve eene belangryke Afdeeling. Plaatsbeschryvingen wisselen hier de krygsbedryven af. Den Nyl opvaarende, zag hy den top van de Delta, by de Geschiedschryvers onder den naam van Koe-buik bekend. ‘Buiten twyfel,’ merkt hy op, ‘heeft savary willen schertzen, als hy verhaalt, dat de welriekendste geuren, de bloozende roos, de yvoirwitte lely, de bloeiende muurbloem, de schitterende jasmyn, in één woord alle de uitgezogtste gaven van Flora, de schoone kunne van den omtrek uitlokten, om zich hier te komen optooijen. Ik heb nimmer iets anders gezien dan Vrouwen, vuil als slakken en zwart als aardmollen. Zy, die fraai zyn, komen byna nimmer buiten hunne elendige wooningen. - Indien, ten tyde van savary, zy zich aan de oevers van den Nyl kwamen optooijen, moet zulks geweest zyn te midden van een gloeiend stuifzand, met modderig water, en nimmer omringd van eenigen welriekenden geur.’ - Van het Meir Manzaleh, waarmede geen Europeaan tot nog toe volkomen bekend was, treffen wy hier keurige narichten aan. - Het Beleg van El-arisch vervangt die beschryving, en wordt dit gevolgd van het Beleg van Acre. ‘In menigte,’ tekent onze Schryver hier op, ‘kwamen de Christenen van het Land ons onder onze tenten het beste voedzel aanbrengen, 't welk Syriën leeveren kan. Ik voelde meer dan immer het zagte en aanminnige, 't welk een Godsdienst vol zuiverheid en opregtheid haaren belyderen byzet. Ik verbeeldde my Gods uitverkooren volk te zien. Elk beyverde zich om den ander in dienstvaardigheid te voorkomen, zyn afgryzen voor diezzar te betuigen, en
bonaparte de handen te kusschen. - Het Leger verslond de sappige spyzen deezer lugtstreek, lesch- | |
| |
te zynen dorst aan de zilveren springbronnen van het gebergte, en dronk met volle teugen den geurigen nectar der lachende heuvelen van den Jordaan.’
Het berigt van den bloedigen Veldslag by Nazareth wordt door de Reize op den Jordaan vervangen. De beschryving van Nazareth, begroot als eene Stad met vierduizend zielen bevolkt, is doormengd met uitdrukkingen, waar toe de Vertooningen des Bygeloofs aanleiding gaven, welke op de Godsdienstleer der Christenen zydelings terugkaatzen. De Veldslagen van Canaän en den Berg Thabor worden gevolgd door de hervatte Belegering van Acre en het wederkeeren na Egypten met het Leger, dat by het binnen treeden in Palestina uit dertien duizend man bestondt, en van 't welk 'er slegts agt duizend terug keerden; ziekten hadden drie duizend man weggesleept; twee duizend sneuvelden, of werden gekwetst in uitvallen, veldslagen en stormen.
De landing der Turken in Egypten en de Veldslag van Aboukir maakt eene nieuwe Afdeeling uit: deeze vermeldt bonapartes vertrek uit Egypten, klebers aanstelling tot Generaal en Chef, met diens Krygsbedryven, en Vrede met mourat-Bek; den moord aan kleber gepleegd, en hoe menou hem opvolgde. ‘Deeze,’ luidt de taal des verhaals, ‘berigtte ons, volgens tydingen uit Europa ontvangen, de verheevene daaden van bonaparte. Wy twyfelden niet langer of de Fransche Republiek zou weldra de eerste der Natien, en de Eerste Consul de Scheidsman der Volken worden. Reeds eerbiedigt Africa zyne wetten; de Americaanen spreeken van niets dan van zyne overwinningen; in Persiën wischt zyn naam dien van alexander en in Syriën dien van scipio uit, en aanzienlyke lieden, uit China gekomen, spreeken van de wederopstanding van gengis-Kan in Europa. - In de vervoering van deszelfs vreugde vierde het Leger dagelyks de luisterrykste feesten. Egypten was het middenpunt der vreugdebedryven geworden. Dan, weldra kondigden de schikbaarendste gerugten in geheel het Oosten eene nieuwe landing aan, en, terwyl bonaparte onze dapperheid vleide, verzamelden de vlaggen van de Theems en de Dardanellen zich in alle zeeën, om de Egyptische Volkplanting te overweldigen.’ - Hoe dit geschiedde, wordt op denzelfden trant als het voo- | |
| |
rige opengelegd. Hy houdt met dit alles zich verzekerd, dat de handvol volks, welke, zints drie jaaren, meer dan
driemaal honderd duizend man van onderscheidene volken geslaagen hadt, zich ten derdemaale van Egypten meester zou gemaakt hebben, indien zy den Veldheer had mogen behouden, die haar derwaards geleid hadt.
Hoe veel ook van plaats- en volkbeschryving onvermydelyk in de Eerste Afdeeling inkwam, is de Tweede bepaald bestemd tot eene Beschryving van Opper- en Neder-Egypten. De Delta, de Nyl, de Pyramiden van Saccara, de Tempels, de Puinhoopen, de Beelden krygen niet alleen hun aandeel in de beschryving, maar ook geeft lattil, over verscheide stukken dier hooge oudheid, zyn byzonder gevoelen op, alles zeer vereerend voor de Egyptenaaren en de hooge oudheid diens volks. Aan dit alles hegt onze Schryver een Tafereel van den tegenwoordigen staat van Egypten in verscheidenerlei opzigten; ten aanziene van de Regeeringsvorm merkt hy aan: ‘Bonaparte deed poogingen om het volk aan de slaverny te onttrekken, en hetzelve eene democratische regeeringsvorm te geeven; maar weldra veranderde hy van gedagten: de invloed van den Godsdienst op de Regeering was nog al te sterk, en de Egyptenaars al te onweetend.’ Die Godsdienst, de Mahomedaansche, wordt vervolgens afgemaald, gepaard met eene schilderagtige beschryving van de Zeden en Gebruiken, van de Kunsten en Handwerken, van den Koophandel, van de Weetenschappen: laag is de ebbe, waartoe dezelve gedaald zyn. ‘Het was,’ merkt onze Schryver ten deezen opzigte aan, ‘den Franschen Kunstenaaren en Geleerden reeds gelukt, eenige lichtstraalen onder de inwoonders van Cairo te verspreiden. Het Gouvernement was voorneemens hen te beschaaven, en kunde en verstand te doen herleeven. De Generaal menou had Gasthuizen ingesteld, alwaar men Franschen en Turken gezamentlyk zou verzorgd hebben. Hy noodigde hen tot onze feesten, tot onzen schouwburg. Men bezigde hen vervolgens
in de werkplaatzen der Republiek, en in de drukkery. - Weldra egter viel de noodlottigste verandering voor. Onze terugkeering naar Europa dompelde hen dieper dan immer in slaverny; en de scheemering van verlichting, welke zich aan het oog dier ongeluk- | |
| |
kige Musulmannen vertoond hadt, diende alleen om hun hunne verlaaging en hunnen rampspoed te toonen.’
Schoon in deeze Afdeeling de styl niet zo zwellend is als op veele plaatzen in de voorgaande, zal men dien, over 't algemeen, des niet kunnen vryspreeken. Met dit alles heeft het Stuk verdiensten genoeg, om eene plaats te bekleeden by 't geen wy reeds van deezen Tocht in onze taal bezitten.
|
|