Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1803
(1803)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 642]
| |
Raadgeevingen voor de Gezondheid der Zeevaarenden, byzonder der zulken, die of in 't geheel of grootendeels verstooken zyn van Genees- en Heelkundige Hulpe; ter bewaaringe der Gezondheid, en ter geneezinge der meest gewoone Ziektens en Toevallen. Beneevens een nodig Aanhangzel over de Geele Koortze, ten behoeve der geenen, die de Geneeskunst ter Zee, of in onze Buitenlandsche Bezittingen uitoefenen. In Twee Stukken. Door P. van Woensel, M.D. In 8vo. 428 bladz.Zonderling moet ongetwyfeld eenen ieder de wyze voorkomen, op welke een Doctor der Marine zich, op meer dan ééne plaats, uitlaat over den Zeedienst in 't algemeen, en den Matroozenstand in 't byzonder; daar hy het bestaan van hem met recht voor Roekeloos meent te mogen uitkryten, die, voor 10 à 12 Gl. 's maands, aan eene verraaderlyke Zee de voorkeuze geeft boven eenen Grond, die den werkzaamen Man nimmer laat verhongeren; - roekeloos bovenal in onze dagen, ‘daar niemand zich meer bekommert om de barheid des winters of de stormachtigheid der Equinoxen, daar men schepen na zee zendt in alle tyden des jaars, en Koopman en Rheeder gerust slaapen op hun polus van Assurantie; zich weinig bekreunende over het gevaar van den Zeeman; wel te vreeden zo hy van den Assuradeur eene gaave afreekening ontvangen heeft; zonder dat 't geweeten hem ooit verwyt, dat hy de geleegenheidlyke [een nieuw bywoord, immers voor ons] oorzaak is van het lyden en overlyden van veelen zyner Evenmenschen.’ - Hoe zeer wy deezen zet, als een woord op zyn pas gesproken, van geheeler harten beäamen, achten wy de zo breed uitgemeetene Roekeloosheid, in het verkiezen van den Zeedienst, 't welk wy thans niet willen toetzen, voor een Zeemans Handboek inzonderheid geheel te onpasse, en thans vooral zeer ontydig, ja niet min roekeloos bygebragt. - Dan, wy gaan over tot eene onpartydige beschouwing van het Werkje zelve, waarvoor wy (dit in 't voorbygaan) noch Uitgeever, noch Jaartal vermeld vinden. De bedoeling van den Heer van woensel - den Zeeman een Handboek omtrent Gezondheid en Ziekte in | |
[pagina 643]
| |
handen te geeven, en ook den Genees- en Heelkundigen op de Schepen eenigzins voor te lichten - is allerloflykst, en kon niet uitblyven, wanneer eene bekwaame hand zich daartoe verledigde, den Zeevaarenden van de grootste nuttigheid te weezen. Jammer dus, (en het doet ons waarlyk leed alzo te moeten spreeken) dat wy het Geschrift van Dr. van woensel - 't welk, behoudens eenige nieuwere aanmerkingen, een halve, indien niet een geheele Eeuw te laat schynt opgesteld - ter bereikinge van zulk een heilzaam en gewigtig doel, geheel ongeschikt moeten verklaaren, zo wel wat de form als den inhoud zelven betreft. En daar een groot gedeelte van hetzelve, volgens 's Schryvers eigene verklaaring, uit Afbraak bestaat, moeten wy zyn Ed. den goeden raad geeven, voortaan omtrent dien handel deskundige Sloopersbaazen te raadpleegen, ten einde hy beter het onderscheid leere kennen tusschen bruikbaaren steen en puin, welk laatste hy ongelukkig hier het meest vergaderd heeft! - Opdat, evenwel, de Heer van woensel niet zegge, dat wy hem vyandig of dorstig zyn na het vermaak om hem verdriet aan te doenGa naar voetnoot(*), van welke reeds by voorraad toegepaste beschuldiging wy onszelven volkomen vrykennen, zullen wy ons de moeite getroosten, de redenen van ons ongunstig oordeel in eenige byzonderheden te ontwikkelen; terwyl het ons in deezen echter volstrekt ondoenlyk was, in een doorloopend verslag en toets van het geheele Werk te treeden; welke onderneeming, van wegen de veelvuldige misvattingen, die ons hier op bykans elke bladzyde voorkwamen, by het Stalruimen van Hercules welligt te vergelyken ware! In de eerste plaats meenen wy met grond te mogen zeggen, dat de Dr., op het voetspoor van veele anderen, omtrent het waar begrip van de Volks-Geneeskunde, den bal geheel misslaat. Dit byzonder Vak der Geneeskunde kunnen en moeten wy, gelyk meermaalen is gezegd, niet anders dan in eenen negativen zin neemen; dat is, den Ongewyden in de Kunst alleen de klippen leeren vermyden, waarop gezondheid en leeven gevaar loopen. Men moge 'er nu en dan eens eenen enkelen raad tegen deeze of geene geringe ongesteldheid, of derzelver voorloopige toevallen, laaten invloeijen; | |
[pagina 644]
| |
dan het is hier van het grootste belang, het ne quid nimis niet uit het oog te verliezen. De uitdrukking zelve, (opdat wy dit in 't voorbygaan aanmerken) de kunst om het leeven te verlengen, behaagt ons niet: veel eigenaartiger ware het, in ons oog: de kunst om het leeven niet te verkorten. Al hetgeen dus tot het positive onzer weetenschaplyke kunst, of tot de eigenlyke kennis en geneezing van ziekten, betrekking heeft, behoort hier niet t'huis, en de gemeenmaaking daarvan kan hoegenaamd geen nut, maar veeleer de schadelykste gevolgen te wege brengen. Indien nu onze Schryver de zaak mede uit dit oogpunt beschouwd, en zich, voor zo verre den ruuwen Zeeman betreft, alleen bepaald had tot datgeen, 't welk, in den strengsten zin, tot den leevensregel voor den Zeeman, tot de bewaaring van deszelfs gezondheid en de voorkoming van ziekten behoort, dan zoude hy in de daad een verdienstelyk werk kunnen verrigt hebben; evenwel met deeze byvoeging, dat hy een eenvoudiger styl aangenomen, en denzelven minder met nota's, zystappen, zystappen in zystappen, vervolgen en toegiften had opgeschikt, - dat hy by zommige belangryke onderwerpen, als b.v. by de zo noodige zindelykheid, by het aanbelang van zuivere lucht op de Schepen, enz. had blyven stilstaan; al hadde hy dan, ter meerdere bekorting, de Dollehondsbeet en derzelver behandeling, die toch veelen in een Handboek voor den Zeeman wel niet zouden missen, onvermeld gelaaten; en dat hy voorts ook alle gewaagde stellingen had vermyd, waarvan eenigen zelfs in het belagchelyke vallen. Zoo zegt de Schryver b.v. bladz. 7 ‘dat het eeten van Spek hinderlyk is aan de doorwaazeming.’ In de daad eene ontdekking, waarvan den Heere van woensel alleen de eere toekomt! Of zoude ook Moses reeds bevreesd geweest zyn, dat zyne geloofsgenooten niet genoeg zullen uitwasemen? - Maar, ernstig gesproken, waarop steunt dit gezegde? En zyn 'er geene andere redenen, om deeze en dergelyke spyze in zommige ongesteldheden af te raaden, vooral voor onzen Schryver, die toch in alle gevallen met scherpe vogten in de weer is? Maar nu vraagen wy, wat nut 's Schryvers poogingen kunnen hebben, daar hy, behalven zyne, althans voor den mingeoefenden en zelden zeer leesgierigen Zeeman, byna onverstaanbaare voordragt, met ter zyde stel- | |
[pagina 645]
| |
ling van het boven aangeweezen onontbeerlyk onderscheid, den Zeeman zo maar op eens tot Genees- en Heelmeester bevordert; en dat wel op zodanige onberedeneerde wyze, dat men, met daarlaating van alle voorige Geschriften van dien aart, hier het duidelykste bewys heeft van het onbestaanbaare, en zelfs van het belagchelyke, 't welk in zodanige raadgeevingen opgesloten ligt. Zo wordt, b.v., den Zeeman verteld, wat een volle, sterke, harde, kleine en weeke Pols te kennen geeft. Waarlyk eene fraaie zaak voor een Zeerob met een paar bepikte handen, om zo maar ex tempore den staat der Pols te beoordeelen, hetgeen zo menigen jongen Geneeskundigen wel eens het zweet doet uitbreeken! Maar de man moet nog meer; hy moet de Keel-ontsteeking, met of zonder verkouwdheid, van de Slokbuis, de Luchtpyp, ook het Zydewee van de Long-ontsteeking kunnen onderscheiden (van de Lever-ontsteeking wordt niet gerept), het verschil weeten tusschen eene Rotkoorts en eene kwaadaartige Rotkoorts (over het geheel een zeer geleerde verdeeling.) Dit alles, intusschen, is nog niet genoeg; hy moet ook met een pennemes een ader openen, en wel acht geeven, om NB. geen slagadertje, geen zenuw, geen pees te kwetzen! hy moet ook, in eene zwaare Keelziekte, of by eenen Drenkeling, (in het eerste geval nog wel de Lyder zelve) zo maar eventjes de luchtpyp met een mes doorsnyden!... En dit alles (waarby wy nog veele staaltjes konden voegen) heet Volks-Geneeskunde, en zal den Zeeman van dienst weezen! Onzes achtens niet meer dan of men hem eene Verhandeling over het Zeerecht in handen wilde geeven, die evenwel nog by lange na niet van die schadelyke gevolgen zoude weezen. Dan, mogelyk bedoelde de Heer van woensel voornaamelyk, den Heelkundigen op de Schepen te onderwyzen? En hierby wilden wy, in de tweede plaats, een weinig stilstaan. In de eerste Raadgeeving reeds ontmoeten wy zo veel verkeerds, dat wy ook van dien kant ons niet veel heils van dit Werk kunnen belooven. Zo zegt de Schryver bladz. 12: ‘Als de pols tegen den vinger slaande, hem een gevoel geeft, als of de slagader massief of als een pyp was, noemt men die pols hard; en dit duidt doorgaans eene ontsteeking aan.’ Wee, intusschen, den Genees- en Heelkundigen, (of liever hun Patient) die op deeze wyze uit de pols tot het daarzyn eener | |
[pagina 646]
| |
ontsteeking wilde besluiten! Die zogenoemde hardheid is immers zeer bedriegelyk; waarom men ook te recht aangedrongen heeft, om, by zodanige pols, dezelve met de vingers sterk te drukken, en naauwkeurig acht te geeven, of die hardheid alsdan nog blyft aanhouden, dan of dezelve geheel verdwynt, 't welk van geen gering belang is en wel had mogen aangemerkt worden. - Voorts zegt de Schryver, eenige bladzyden verder, dat het in de Geneeskunde van het grootste belang is, de zaaken den rechten naam te geeven. Deeze stelling alleen, aldus zonder eenige bepaaling ter nedergezet, zou ons een blyk opleveren van de begrensde kunde eens Geneesheers; daar wy ons overtuigd houden, dat niets onzer Kunste meer nadeels heeft toegebragt, dan de Benaamingen der Ziekten, volgens derzelver zinnelyke verschynzelen. Weet de Heer van woensel niet, dat wy zogenoemde Naam-Doctoren hebben, en dat deeze juist de grootste weetnieten en domste kwakzalvers zyn? Heeft niet het woord Pleuris welligt zo veel onschuldig bloed doen stroomen als robespierre's Vaderlandsliefde? - Even zo is het gelegen met de Klassificatie, met de kentekenen en geneezing der Ziekten, waar, omtrent de Heelkundige ongetwyfeld meer nut zal hebben van de doorbladering der Schriften van lind, pringle, monchy, trotter, henning en zo veele anderen. Het laatste Boek, Beredeneerde Mediçyn-doos betiteld, zouden wy, voor den Zeeman, veeleer onberedeneerd noemen; ten minsten wy vonden dezelve zonderling dooreen gehaspeld; op No. 1 b.v. moet men 10 verschillende bladzyden opslaan: zodat het hier, by het gebruik, welligt zyn zou: De Heer zegene de greep! - Dan, ons bestek verbiedt, de Doos zelve voor den Leezer te openen. Wat nu eindelyk het Aanhangzel over de Geele Koorts betreft, 't welk eigenlyk voor deskundigen geschreeven is, goeddeels was ons het daarin vermeldde reeds van elders bekend; ofschoon in dit gedeelte anders hier en daar wel iets goeds en bruikbaars gevonden worde. Hier zouden wy nu ons verslag kunnen eindigen; dan wy vinden ons gedrongen nog iets te zeggen van de slordige principes, met laage aartigheden, waaraan hy zelfs den Bybel dienstbaar maakt, doorsuld, die de Heer van woensel zich niet schaamt alhier openlyk aan den dag te leggen, niet alleen, maar zelfs, op zyne wyze, te defendeeren, en die de felle verontwaardiging moeten wekken van elken Vriend van Zedelykheid. Wy zwy- | |
[pagina 647]
| |
gen van de vuile kladde, die hy, in eenen zystap, der Sexe zo hoonende durft aanwryven, en die hem allen omgang met fatzoenlyke Vrouwen (zo zyn gevoel en smaak daarvoor anders nog berekend zyn) ontzeggen moest; en die (indien het gestelde waarlyk 's Mans ernstig gevoelen is) zou doen vermoeden, dat van woensel alleen met zekere Classe, door hem met den halfeerlyken naam van Huurvrouwen bestempeld, te doen gehad hebbe. Wy bepaalen ons meer byzonder tot hetgeen de Dr. in de inleiding tot zyne raadgeevingen wegens de Venerische Kwaalen ter nederstelt, en juist berekend is, om, met het gevoel van schande en de vrees voor de schriklyke gevolgen, ook het laatste vonkje van Zedelykheid by den Matroos uit te blusschen; daar hy hier eene onbewimpelde apologie der Onkuischheid vindt, een Zedelyk Weezen onwaardig. - En, wat de Physieke gevolgen van zodanige onberedeneerde handelwyze betreft, is dezelve niet gelyk aan die van een Geneesheer, wanneer hy, een Patient in eene dispositie tot eene gevaarlyke Ziekte aantreffende, denzelven opzettelyk in zulk eenen toestand brengt, alleen om aan dien ongelukkigen zyne Kunstbekwaamheid te kunnen toonen, die met dit alles faalen kan? - Neen, Doctor! wy zyn noch Dweepers, noch Godgeleerden, boven wier naauw bezet geweeten gy u verheeven verklaart; en echter sprak ons zedelyk gevoel luide in ons, zich verzettende tegen uwen wensch, om het daarheen te stuuren, dat en Zee- en Landlieden zonder vreeze het pad der Ontugt zouden kunnen bewandelen! - Wy zouden vreezen, door hier den Schryver woordlyk te volgen, de kieschheid eener onbezoedelde verbeelding te beledigen, en tevens eener ongeregelde voedzel te verschaffen. - Wat zou de zalige de ruiter, de grootste Admiraal welligt, waarop ons Vaderland - wat zeg ik? waarop eenig Land immer kon roemdraagen, wiens Godsvrugt alleen zyne Dapperheid evenaarde, wiens edele lippen nimmer eenen Vloek ontkwam, daar zyn kragtigst stopwoord Kaerels was, dien de Matroozen Vader noemden, terwyl zy van zyne wenken vloogen - wat zou de ruiter zeggen, indien hy nu eens opzage, en zyne verbasterde Kinderen, onze hedendaagsche Jan-maats, zag en hoorde? Dan, hoe zou edele spyt zyn eerwaardig aangezicht doen gloeien, wanneer hy in eene denkwyze, hoedanige hier openlyk ontvouwd en verdeedigd wordt, de bron | |
[pagina 648]
| |
aanschouwde van zo groote bastaardy! - wanneer hy het Vergif van verpeste Zedelykheid (heilloozer nog dan het Vergif van Venus) onder dit in den oorsprong zo eerwaardig Ligchaam, waaraan Amsterdam deszelfs aanweezen, het Vaderland deszelfs thans helaas! zo zeer verduisterden roem en glorie is verschuldigd, zag verspreiden! Wy besluiten met te zeggen, dat, daar toch dit Geschrift door Dr. van woensel aan den Zeedienst is gewyd, wy 'er geen beter weg meê weeten, dan 'er Kardoezen van te maaken. Behalven dat 'er dan nog eenig nut van te trekken ware, zou zulks te gelyk voorkomen, dat de eer en roem van onze Vaderlandsche Zeden en Geneeskunde door hetzelve bezwalkt wierde! |
|