moeten van ons zelven gelooven, dat wy zo elendig door de zonde geworden zyn, als God ons in zyn woord beschryft.
En wat zegt God van ons? wy zyn arm, blind en naakt; ontbloot van alle waar geluk en heilgoederen; ontbloot van Gods beeld, gunst en vriendschap; ontbloot van alle waardigheid, om voor God te kunnen bestaan.... Blind zyn wy geworden voor Gods deugden, ons zelven, en den weg der zaligheid, en van deeze blindheid zyn wy onkundig, wy zyn blind voor onze blindheid .... Afkeerig van het goede zyn wy; en ons hart is met eene menigte vooroordeelen bezet tegen Gods deugden, werken, wegen, dienst en volk, door erf- en daadelyke zonden zyn wy verdoemelyk voor den grooten God, en in ons zelven waardig, om voor eeuwig van Gods aangezigt verstooten te worden.’ Nog eenige waarheden, die wy, zegt reneman, moeten gelooven, vermeld hebbende, voegt hy 'er, ten slot, onder andere deeze aanmerking nevens: ‘Als wy zeggen, dat wy deeze waarheden gelooven moeten, dan willen wy daar mede zeggen, dat wy verpligt zyn, om deeze waarheden te gelooven, en geenzins, dat wy uit ons zelven gelooven kunnen. Neen, ontdekkende en verlichtende genade hebben wy daartoe noodig; met dit alles ontslaat ons onvermogen ons geenzins van de verpligting, om deeze waarheden te gelooven; wy moeten ze gelooven, zullen wy ooit gelukkig worden.’ Qui capere potest, capiat! Voor 't overige koomt het ons voor, dat reneman de vraag, immers wat het praktikaale gedeelte aangaat, slegts gedeeltelyk heeft beantwoord. Dezelve begeert een antwoord, wat men zelfs in een Armoedigen toestand te betrachten hebbe? waar door, naar ons begrip, andere, ook aanzienlyke leevensstanden niet worden uitgeslooten; terwyl de Leeraar zich eeniglyk tot de behoeftige klasse bepaalt; welke, intusschen, hier eenige onderrichtingen worden voorgedraagen, die, met den geest der onderscheidinge wordende opgevat, met nut kunnen gevolgd worden.
Beter doel dunkt ons de Schryver der tweede Verhandelinge te hebben getroffen, die, hoewel aan het Kerkgenootschap, voor 't welk hy schryft, insgelyks getrouw, door klaarheid en gemaatigdheid in de uit-