De Groote Waereld en Goedhartigheid. Een Famielje-Tafreel. Tooneelspel. Naar het Hoogduitsch van F.W. Ziegler. Te Amsterdam by G. Roos. In 8vo. 163 bl.
Een uitmuntend braaf en geheel ongekunsteld Landman bezoekt zynen Broeder in de Hoofdstad, die geslegen was tot den aanzienlyksten post, en, behalven zyne getrouwheid aan den Vorst, nu iedere andere deugd geheelenal had vaarwel gezegd; - vol schulden, aan zyne gade ontrouw, een slaaf der wellust, en een onnatuurlyk vader. Hy ziet hem door de laagste boosheid in ongenade gebragt, door zyne schuldeischers overvallen, en door zyne vrienden verlaten. Hy wordt zyn redder, door echte bewyzen, die hem onverwacht in handen komen, en door opoffering van zyn vermogen; zo dat alles zich herstelt, behalven alleen de dood van een der kinderen, een straffende wenk voor den vader, die onmidlyk van God kwam; terwyl de aanschouwer henen gaat met de vrolyke bewustheid, dat nu toch de diep gezonken man voor goed tot inkeer kwam, en zyn edelmoedige Broeder in het huwlyk met het beminnelyke landmeisjen, dat de verleiding standvastig wederstond, de gelukkigste dagen zal hebben, tot aller hartlyke blydschap; want wie hem naauwkeurig kent en wel verstaan heeft, die zegt gewis: ‘Frits is somtyds onbeschoft; maar hy is toch een eerlyke kaerel.’ - Dit is de Geschiedenis in dit stuk, dat zeer wel is uitgevallen, en zo vol goede gezegden en nuttige lessen, dat het ons spyt, dat niet hetzelve geheel voor ons bewerkt is, ieder toneel overgebragt op onzen grond, en alles voor de Hollandsche zeden en gewoonten berekend. Jammer is het ook, dat de overzetting zo vol germanismen is, en spel- of druk-fouten almede niet ontbreken.