Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1803
(1803)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijOverzicht van de Bewyzen voor het Christendom, door William Paley, Meester der vrye Konsten en Aardsdiaken van Carlisle. Naar de zevende Uitgave uit het Engelsch vertaald. Met eene Voorrede van Joh. Aug. Noesselt, Hoogleeraar te Halle. Iste Deel. Te Haarlem, by A. Loosjes Pz., 1803. In gr. 8vo. 351 bl.De bekwaame Schryver van dit voortreffelyk boek is, voor ettelyke jaaren, by onze Landgenooten met roem bekend geworden, door de uitgave eener Nederduitsche vertaaling van zyn belangryk geschrift: De waarheid der Schriftuurlyke Historie van den Apostel Paulus, beweezen uit eene vergelyking zyner Brieven met de Handelingen der Apostelen, en met elkan- | |
[pagina 545]
| |
derenGa naar voetnoot(*). Van 't werk voorhanden zyn reeds zeven uitgaven, in 't oorspronkelyke, in 't licht verscheenen. De beroemde Hoogleeraar noesselt, een man, die ook, met algemeene toejuiching, als Verdediger van het Christendom is te voorschyn getreeden, met zyn geschrift: Verdediging van de waarheid en godlykheid van den Christelyken GodsdienstGa naar voetnoot(†), noemt het, in de aanpryzende Voorrede voor de Hoogduitsche vertaaling, een onschatbaar boek, en verheft daarin, naar verdiensten, deszelfs groote waarde. Men wordt, in het leezen, spoedig ontwaar, dat het werk van paley de vrucht is van een eigen, bedachtzaam en rustig voortgezet onderzoek. Zyn hoofddoel is, de geloofwaardigheid der heilige Schryvers van het Nieuwe Testament, in het bevestigen van den wondervollen oorsprong der Christelyke leere, en van derzelver Goddelyk karacter, en dat van haaren eersten Stichter, voor te stellen. Natuurlyk moest hy, handelende over zaaken, die zoo dikwerf, en op zoo veelvuldige wyze, onderzocht zyn geworden, veel zeggen, het geen reeds veelmaalen is gezegd geworden. Dan reeds de hem byzonder eigen wyze, waarop hy het zegt, kan menig een Leezer, die 'er zich aan laat gelegen liggen, om zich omtrent deze zaaken meer en beter te laaten onderrichten, en die by anderen eene zekere duidelykheid, of natuurlyken samenhang, of uitvoerige voordracht missen, of door den beslissenden toon afgeschrikt worden, uitlokken en overhaalen, om dezelfde zaaken, met minder vooroordeel, en kalmer, uit andere gezichtpunten, of onder andere wendingen van denkbeelden, te beschouwen, en zoo slechts, langs eenen eenigzins anderen of meer gebaanden weg, tot overtuiging van de waarheid en Goddelykheid van het Christendom te geraaken. Hy gaat werkelyk veel, dat meermaalen onderzocht is, daar stilzwygend voorby, waar zyn doel het niet volstrektelyk vorderde 'er nogmaals van te spreeken, en beschouwt het dan nog van een zekeren kant, van welken het nog niet, of nog niet toereikend, is beschouwd geworden. Ook verheft zich zyne voordracht door eene | |
[pagina 546]
| |
menigte van fyne aanmerkingen, die reeds bekende zaaken meer bevestigen, of byzondere twyfelingen ontzenuwen, of daarover in het algemeen een nieuw licht verspreiden kunnen. Voornaamelyk is de echtheid der redevoeringen en gesprekken van Jesus, die by de Euangelisten voorkomen, en in het algemeen de geloofwaardigheid der berichten van de gewyde Schryvers, aangaande Hem en zyne leer, benevens derzelver even ver afzyn zoo van bedrog, als van geestdryvery, hier in zulk een licht geplaatst, en door zoo veele niet gewoone en in 't oog vallende aanmerkingen voorgesteld, als men 't in weinige andere geschriften aantreft. Men zal, zegt de Hoogleeraar noesselt, wanneer men dit werk, en het geen hetzelve byzonder eigen heeft, met opmerkzaamheid beschouwt, weldra ontwaar worden, dat de Schryver 'er van onze heilige Schriften zeer vlytig bestudeerd, en zich inzonderheid, indien ik zoo eens spreeken mag, in den geest van dezelven ingestudeerd heeft. De werking daarvan vertoont zich in veele vergelykingen van byzondere plaatzen, die, in den eersten opslag, niets met elkander schynen gemeen te hebben, en toch werkelyk hetzelfde behelzen, en van denzelfden stempel zyn; in zekere fyne aanmerkingen, die den gemeenen Leezer van het N. Testament niet in 't oog vallen, en zich echter aanstonds aan den Leezer van fyn gevoel opdoen, zoodra hy 'er opmerkzaam op gemaakt wordt; in een kunstig schynende en toch zeer natuurlyke samenvoeging dezer aanmerkingen, die allen op één punt en met zulk eene kracht op een onbevooroordeeld gemoed werken, welke hem eene zekere achting voor het Christendom en deszelfs eerste getuigen afperst. Dit is, naar het oordeel van den waardigen noesselt, waarmede wy volkomen instemmen, de voornaamste verdienste van dit schoone verdedigschrift voor 't Christendom, welk zich daardoor onderscheidt van alle andere soortgelyke werken, die dus verre, over deze stoffe, zyn in 't licht verschenen. Het geheele werk bestaat uit twee Deelen. In dit eerste Deel wordt gehandeld over 't rechtstreeks geschiedkundig bewys van het Christendom, ontleend uit de Wonderwerken, en getoond, waarin dit bewys onderscheiden is van dat, 't welk voor andere wonderwerken wordt bygebragt. De oordeelkundige Schryver | |
[pagina 547]
| |
doet zulks in dier voege, dat hy zich eerst beroept op den veelvuldigen arbeid, gevaaren en lyden, die de eerste uitbreiders van het Christendom, ter bevestiging van 't geen zy verhaalden, en alleen in gevolge van hun eigen geloof daaraan, vrywillig ondergaan, en op de geheel nieuwe leevenswyze, waaraan zy zich deswegens onderworpen hebben; daarna bewyst, dat het verhaal, waarvoor zy zoo werkzaam geweest zyn, en waarvoor zy zoo veel uitgestaan hebben, een wonderdadig geschiedverhaal geweest is, en dat wy in onze heilige Schriften dat zelfde verhaal hebben, welk de eerste Christenen hadden. Dit brengt hem tot een bondig en voldingend betoog van de echtheid der vier Euangelien, van de Handelingen der Apostelen, en van de Apostolische Brieven: 't geen den voornaamsten inhoud van dit Boekdeel uitmaakt. Eindelyk beweert de Schryver, dat geene persoonen, die verklaarden oorspronkelyke getuigen te zyn van eenige andere dergelyke wonderwerken, op dezelfde wyze zyn te werk gegaan, ter bevestiging van het geen zy verhaalden, en alleen in gevolge van hun geloof aan de waarheid dezer verhaalen. Dit wordt ontegenzeggelyk bewezen van die gewaande wonderwerken, die een hume en anderen zich verstout hebben met de wonderwerken van Jesus in vergelyking te brengen. |
|