Godsdienst, Deugd, Natuur en Voorzienigheid. Een Leesboek voor het Algemeen. IVde en laatste Deel. Te Leyden, by A. en J. Honkoop. In gr. 8vo. 200 bl.
Dit Werk is zichzelven volkomen gelyk gebleven, zo dat men dit laatste Deel even zeer met genoegen als het eerste lezen zal, het geen niet altyd het geval is by dusdanige verzamelingen van merkwaardige berichten. Het een en ander troffen wy echter in dit Deel aan, dat ons wat al te bekend voorkwam; doch dit is welligt het geval by de meeste Lezers niet; en als men zich tot echte geschiedenissen bepalen wil, is 't natuurlyk, dat men nu en dan van den voorraad nemen moet, die reeds door anderen gebruikt is. Wy herhalen de goedkeuring, die wy gaven aan de vorige Stukken van dit Werk, en menen waarlyk, dat de Schryver zich verdienstelyk gemaakt heeft by ons lezend publiek, en dat men verre de meesten dezer opstellen meer dan eens, in een ledig uur, en telkens met nieuw vermaak, lezen zal; terwyl wy zeer hartlyk wenschen, dat dezelve dat gevoel voor God en voor de Deugd in het hart der Lezeren bevorderen zullen, het welk met deze verzameling is beoogd, en waartoe zy ook by uitnemendheid geschikt is. Met het overnemen van ene kleine proeve nemen wy van dit Werk ons afscheid: Tydige uitredding is de tytel van het korte Verhaal, dat wy juist opslaan; het luidt dus:
‘Johan bronz, een der waardigste en standvastigste medearbeiders van luther in de Kerkhervorming, ondervond meermalen de trouwe Gods, in de magtige redding uit ogenschynlyke gevaren. Dit gebeurde byzonder in 't jaar 1548, in welke hy zich yverig verzette en openlyk verklaarde, zich aan dit Geloofsformulier’ [Welk Geloofsformulier? vraagt de Lezer met ons: zodanige onnaauwkeurigheden, in Verhalen, die uit een of ander Werk schynen overgenomen, troffen wy toch maar enkel aan.] ‘niet te zullen onderwerpen. Karel de Vyfde, die dit werd aangebragt, zond daarop een Commissaris naar Halle, waar hy toen Predikant was, met bevel, om hem levendig of dood over te leveren; schoon velen menen, dat dit bevel zonder medeweten van den Keizer gegeven zy. De Commissaris verborg zyn oogmerk, riep den Raad te samen, en liet denzelven een eed afleggen, om te verzwygen het geen hy denzelven te zeggen had. Hierop opende hy zyn last, met vele dreigementen; gedurende zyne rede kwam 'er nog een Raadsheer by, die den eed dus niet gedaan had. Deze schreef terstond enige regels aan bronz, met de volgende woorden: ‘Vlied, bronz! zo snel u mogelyk is.’ [De Raadsheer moet vry ruim geschreven hebben, anders was toch éne