| |
Gedichten van Bernardus Bosch, en Levensschets van den Dichter. IIIde en laatste Deel. Te Leyden, by P.H. Trap, 1803. In gr. 8vo. 332 bl.
Dit derde Deel bevat enige grotere of kleinere stukken betreklyk de Maatschappy Tot Nut van 't Algemeen, zeven stuks Mengelingen, en, na de ook reeds bekende Opdracht aan zyne Echtgenote, de vertaling van enige stukken van lavater, Geestelyke-, Zwitzer- en Kinder-liederen. Wy wyzen onzen Lezer terug op hetgeen wy onlangs gezegd hebben nopens de vorige Delen van dezen bundel Gedichten, en vonden ook hier weinig of niets, dat voor ons nieuw was; waarom wy nopens dezen dichterlyken arbeid ook nu niets byzonders te berichten hebben, maar alleen nog melden moeten, dat dit Deel versierd is door het Pourtrait van lavater, en een zinnebeeldig Vignet by de Zwitzerliederen, waarvan de tytel zwygt, en hetwelk alzo ene verrassing is. 's Mans Levensschets trok intusschen wel allereerst en vooral onze aandacht, en wy geloven dat onze Lezer nopens dezelve van ons enig bericht verlangt. Zie hier de hoofdbyzonderheden van zynen levensloop.
Bernardus bosch werd geboren te Deventer den 4 Sept. 1746, reeds met zyn zevende jaar op de Latynsche School gezonden, en werd die taal ook in minder dan zeven jaren machtig; nog zeven jaren bragt hy aldaar door op de Illustre School, en daarna vier jaren op de Hogeschool te Utrecht. By de Classis van Utrecht werd hy Proponent, maar kort daarop te Spanbroek en Opmeer beroepen; hier huwde hy, doch verloor spoedig zyne Echtgenote, die hem enen Zoon achterliet; hy hertrouwde, en werd, by vervolg van tyd, verplaatst naar Oud-karspel, - voords naar Vollenhoven -
| |
| |
en eindlyk naar Diemen. Hier werden, by de komst der Pruischen in 1787, zyne goederen geplunderd; hy hervatte echter, namens de Regering daar toe opgewekt, zynen Predikdienst, doch werd door het volk geinsulteerd en zwaar bedreigd, door die zelfde Regering daarop gewaarschuwd, als nog het waarnemen van den Predikdienst te vermyden, en zich buiten de Heerlykheid te houden; waarom hy by den Kerkenraad zyn ontslag met behoud van eer verzocht en ook verkreeg, welke dimissie ook alzo door de Classis werd goedgekeurd. Hy verkoos nu Amsteldam tot zyne woonplaats, werd aldaar tot een der Hoofdbestuurders van de Maatschappy Tot Nut van 't Algemeen verkoren; aan welke Maatschappy hy, van derzelver oprichting af aan, yvrig had medegewerkt; gelyk hy ook het Amsteldamsch Dicht- en Letteröefenend Genootschap mede heeft opgericht. Men liet hem te Amsteldam niet in rust; want, vruchteloos aangezocht om van zyn recht als Lid van den Kerkenraad van Diemen af te zien, kreeg hy aanzegging, de Stad binnen tweemaal vierentwintig uuren te verlaten. Nu zette hy zich eerst te Durgerdam neder, daarna te Buiksloot, waar hem wel gene inwoning, maar echter bywoning werd toegestaan; en hier verschafte hy zich door zyne pen steeds bezigheid. Te Purmerend veroorloofde men hem de inwoning niet; - een aanbod van den Prins van Nieuwied, om aldaar op zeer voordelige conditien den Predikdienst waar te nemen, wees hy, ten gevalle zyner Echtgenote, van de hand, doch vertrok in 1790 met der woon naar Poortvliet, waar hy wel en wettig tot Predikant beroepen was. Zyne bevestiging werd daar echter gesurcheerd, en, welke pogingen men ook voor hem mogt aanwenden, de Staten van Zeeland keurden het in dezen
verrichte door Gecomm. Raden goed, en verklaarden dat hy tot het waarnemen van den Predikdienst binnen de Provintie van Zeeland niet geschikt was. Zyn Dichtstuk de Eigenbaat was het, waarop men zich vooral beriep; 'er eindlyk byvoegende, dat zyn manier van denken en handelen, en in 't byzonder zyn personeel character, genoegzame redenen hadden opgeleverd tot zulk een besluit. Hy begaf zich toen naar Bergen op den Zoom, en heeft daar het nog bloeijend Departement Tot Nut van 't Algemeen opgericht; vervolgens woonde hy te Zaandam, waar hy eenmaal predikte, doch daarin vervolgens door Gecomm. Raden van het Noorder-Quartier werd verhinderd; - zyne pen gaf hem ook hier aanhoudend bezigheid. - Met genoegen zag hy de grote Revolutie van 1795 te gemoed, en verzamelde voor de Commissie, die men over de Waal zond, nog al aanmerklyke sommetjes. Na deze Revolutie werd hy eerst President van de Municipaliteit zyner woonplaats; doch meest genegen tot
| |
| |
het Predikambt, solliciteerde hy naar het toen vacante Sloterdyk; dan aldaar werd hem door de Municipaliteit van Amsteldam de voet dwarsch gezet. Hy verkoos die Stad nu tot zyne woonplaats, nam in de Classis wederom sessie, en zorgde dat zyn naam in den Naamrol der Predikanten, of het zogenoemde Domine's boekje, wederom werd ingeschreven. Spoedig werd hy Secretaris van de Algemene Wykvergaderingen daar ter stede, en alzo de vraagbaak van 65 Wyken. Hy bedankte voor de Commissie van Vyven, tot onderzoek naar het gedrag der vorige Regenten benoemd, doch vervaardigde mede een Verkiezings-Reglement voor het Volk van Amsteldam, en werd eindlyk tot Representant van het Bataafsche Volk benoemd; welken post hy, hoewel ongaarne, in 1796 aanvaardde. Hy behoorde van het begin af aan tot de Revolutionaire party; werkte yverig om het eerste Ontwerp van Constitutie te doen mislukken; was lid van de Societeit van Eenheid en Orde; werd andermaal tot Representant gekozen in 1797; kwam na den 22 Jan. 1798 in vele Commissien; werd den 16 Febr. President van de Constitueerende Vergadering; bragt den 4 Mey het voor hem onaangenaam Raport uit, waarvan het gevolg was, dat de Constitueerende Vergadering voor vervallen werd verklaard, en geconverteerd in het Wetgevend Lichaam des Bataafschen Volks, en hy bernardus bosch President van de Twede Kamer werd. Den 12 Juny werd ook hy geärresteerd, eerst naar de Casseleny, daarna naar het Huis in 't Bosch gebragt, aldaar bekoekkoekt, doch in het laatst van Augustus uit zyn arrest ontslagen. Nu waren zyne meeste Vrienden omgewenteld, velen daarenboven vertrokken, ‘of naar de West, of naar het graf;’ hy is nu zonder post, zonder middelen, (‘daar zyne
bezittingen en inkomsten door duizend duizend rampen, om zyne Vaderlandsliefde, verslonden zyn;’) hem schoot niets meer over, dan zyne pen; doch zyne Weekbladen werden verboden, en de Agent la pierre werd gelast, om zyn persoon, zo hy voordging dezelve, om 't even onder welken tytel ook, te schryven, buiten het territoir der Republiek te brengen. Dus leeft hy nu, van het énig hem overgebleven middel van bestaan beroofd, in de uiterste verlegenheid, ‘door de bezorging van een edeldenkend man,’ op Zeldenrust buiten de Haag, waar hy met een matig bestaan zyne dagen zou kunnen eindigen, en heeft by het Departementaal Bestuur van Holland aanzoek gedaan om zyn pensioen als Emeritus Predikant, doch heeft, tot den dag, waarop hy deze Levensschets tekende, (den 29 Aug. 1803) en welligt nog tot heden toe, op enen gunstigen uitslag te vergeefs gewacht. - In de daad, zo vele ambachten, zo vele ongelukken! En dit is het lot van enen man van ene voorbeeldige braafheid, en zeer buitengewone kunde en uitstekende talenten, volgens zyn
| |
| |
eigen getuignis. ‘Hy heeft zyne vermogens ten nutte van 't algemeen besteed,’ dit grafschrift zal hem niemand kunnen betwisten. - Met blydschap kan hy zyn einde te gemoed zien; op diezelfde gronden, welke hy anderen heeft aangewezen, zal hy vrolyk vertrekken naar zaliger gewesten; en als hy daar voor den Opperrechter zal staan, zal hy, in 't aangezicht zyner vervolgeren, het hoofd om hoog steken, en voor God betuigen: dat hy in zyne werkzaamheden, als Leeraar der Christenen en als Representant des Volks, altyd het nut van Vaderland en Kerke bedoeld hebbe. Trouwens als Christenleeraar leefde wel niemand meer voorbeeldig en naauwgezet: wy moeten hem ons verbeelden als een man, die meest op zyn Studeerkamer leeft, die daar van den vroegen morgen tot den spaden avond werkt, hebbende geen andere uitspanningen dan het bezoek van de Leden der Gemeente, en zeldzaam gebruik maakende van de tafels der zoogenaamde Grooten; die nergens meer genoegen smaakt dan in zyn huislyken kring en zyn Studeervertrek, en die op alle zyne standplaatsen het daarin gevonden, en zoo eenvoudig geleefd heeft. Geen wonder dat zulk een werkzaam man, zo wel in zynen Godgeleerden als daarna in zynen Staatkundigen loopkring, een aantal geschriften kon beärbeiden voor het Publiek. Wanneer wy enkel de tytels wilden afschryven, zo van die genen, welken hy geheel alleen vervaardigde, als van die, waaraan hy een werkzaam aandeel had, van zynen Geächten Euangelie-arbeider en welgeraden Jongeling, die in 1778 in 't licht kwam, tot zynen Heer Janus Januszoon, en Mevrouw Agatha, (welk laatste
stuk ons onbekend bleef) het welk door de Politie verboden werd, toe, zouden wy meer dan ene bladzyde behoeven; en dan zyn nog, by de plundering in 1787, zyne vyf Delen in Folio, met aantekeningen over verscheiden schoone Kunsten en Wetenschappen, en een voltooid geschreven Werk over de Christelyke Zedekunde, dat zeven Delen bedroeg, voorzeker tot grote schade voor het lezend publiek, vernield. Een groot verlies in de daad, vooral wanneer wy 's mans uitmuntende bekwaamheden in aanmerking nemen, zo als hy ons die zelve opgeeft: ‘Reeds toen hy naar het Hogeschool te Utrecht vertrok, was hy in de Oostersche Taalen zoo ver gevorderd, dat hy, had hy hier van zyn hoofdwerk blyven maaken, daardoor misschien een hoogen trap van bevoordering zou gevonden hebben; - jammer maar dat zyn weeldig vernuft hem ongeschikt maakte, anderen in de taalen te onderwyzen.’ - Doch hier by won dan nu de Godgeleerdheid en Wysbegeerte, op welke hy zich byzonder toelegde. Hy genoot in alle zyne vroegere Gemeenten ‘enen verbazenden toeloop, die steeds vermeerderde, en enen ruimen zegen op zyn werk;’ en te Diemen moes- | |
| |
ten de zitplaatsen in de Kerk vermeerderd worden, en de Kerkdeuren moesten in den zomer meest open staan, om dat de Kerk het volk niet konde bevatten. ‘Hier heeft hy veel gewerkt, vele doordachte Leerredenen gedaan, nadien hy hier voor lieden van smaak predikte, die van Amsteldam en elders kwamen.’ Met welk een genoegen de Leerredenen, die hy uitgaf, ontangen zyn, is, zegt hy, by Lezeren van smaak te bekend, om dit te herinneren. - Zyne overige Leerredenen werden met genoegen gehoord, en wel van lieden, die ooren hadden om te hooren, ‘daar hy, om het maar eens rondeman te zeggen, een groot
liefhebber van ene schone Leerrede was.’ Maar vooral getuigt het Weekblad de Godsdienst-vriend, dat met het 17de Nommer des Isten Deels geheel in zyne handen kwam, van zyne grote verdiensten; want, ‘zo hy uit het verbazend groot getal Brieven, waarvan hy nog enige honderden bezit, die vol waren van erkentenissen, van raadvragingen en loftuitingen, mag oordelen, dan heeft hy nooit door zyn prediken, en hy zou haast durven zeggen byna nooit enig Leeraar door zyn prediken, zo veel lichts verspreid, en zo veel nuts toegebragt, als hy door dit Weekblad.’ Wil men, zo vervolgt hy, dit getuigenis trotsheid noemen, het zal my niets hinderen; ik worde ieder dag al meer overtuigd, hoe weinig wy ons zelven kennen, als wy trotsch op ons zelven worden. - (Difficile est satyram non scribere.) Wat is het jammer dat zulke gaven rusten! Intusschen, daar Ds. bosch nog maar zevenen-vyftig jaren oud is, en zulk een man het predikwerk niet zeer moeilyk wezen kan, kon hy nog wel ene beroeping naar ene of andere Gemeente zoeken; en wie weet, of, door den groten toeloop, zodanige Gemeente daar by hare rekening niet vinden zou, zodat men, even als te Diemen, ieder jaar, door aankoop van Obligatien, de inkomsten der Kerk aanzienlyk vergroten kon; en wie weet welk ene aanzienlyke promotie de man nu nog maken zou. Daarin zou hem in deze dagen althands niet zeer aanmerklyk hinderen, dat men niet wist ‘of hy onder de Cocceaansche of Voetiaansche vlag behoort;’ de naam van Engelschprediker doet ook niet veel kwaad meer; en de Amsteldamsche Predikheeren en Ouderlingen geloven wy niet dat thands veelal nog ‘de kuipers, en dikwerf ook de huwlyksmakers, voor de Predikanten zyn,’ gelyk hy zegt dat zy dat ten tyde van
zynen dienst voor de jonge Predikanten waren. Met de jaloersheid en nyd van naburige Predikanten zou het zich, hier of daar althands, ook nog wel schikken, byaldien hy zich maar onthouden kon om hun te willen doen begrypen, ‘dat hunne Predikatien enkele nieten zyn, dat zy de ware uitlegkunde niet verstaan, en niet in staat zyn om op hunne wyze de menschen den
| |
| |
Bybel te doen verstaan;’ welke leerzame en liefderyke proef hy hier verhaalt eens by de Heren Predikanten van Alkmaar in 't werk gesteld te hebben, doch zonder vrucht. - Zulk een man, als Ds. bosch zich zelven hier tekent, kan het zeker aan de vereischte Kerklyke Getuigschriften niet ontbreken; en wy vertrouwen, dat zyne borstkwaal, die door zyn sterk prediken te Diemen veroorzaakt is, het waarnemen van den predikdienst hem niet zal ontzeggen, daar hy toch dien ‘verbazenden toeloop’ van vroegere dagen geenzins aan de kracht zyner longen, maar aan zyne ‘doordachte Leerredenen’ alleen zal hebben willen toegeschreven!
|
|