zagtere wending, of meer gemakkelyken overgang, te maken, en het alzo nog al aanmerklyk te verbeteren. De versen zelve doen nog wel ene meerdere vloeibaarheid verlangen; en, zonder dat het stuk daarom nog ene Amsteldamsche Rymkronyk had behoeven te worden, konden de tafrelen meer uitgewerkt en duidlyker, vooral ook meer nog vermenigvuldigd, worden, en alzo zou de grootheid van de Amstel-Stad dan nog sterker uitkomen, en het stuk meer bevallen. Ene Leesbeurt in Felix Meritis gedoogde wel gene meerdere uitgebreidheid; doch voor den Druk was de Dichter toch zo niet gebonden; en voorzeker zouden wy hem wel toevertrouwen, ons zo iets nog te leveren, op ene wyze, die vry algemenen byval vond; vooral ook, als hy 'er dan enige geschiedkundige aantekeningen byvoegde, ten einde zyne sterke dichterlyke trekken meer verstaanbaar te maken voor een ieder, die zich iedere bedoelde byzonderheid niet zo aanstonds kon herinneren. Tot zo iets houdt de Dichter het recht aan zich, en acht zich daarom ook ongehouden, om aan enige aanmerkingen op het kunstmatige, en vooral op de houding der tegenwoordige uitgave, gehoor te geven; tot deze uitgave toch werd hy alleen gedrongen door de scheve beoordelingen van sommige uitdrukkingen in zyn stuk, en het hem aantygen van oogmerken, waaraan hy betuigt nimmer gedacht te hebben. Ziet hier het slot:
Maar wie, wie zou ontzind op uwe grootheid woeden?
Wie ondermynt de rots, die zo veel hooge vloeden
Van Neerland heeft gekeerd, en afschutte op haar borst?
Neen, wie die schendaad ooit aan u bedryven dorst,
Dees Godspraak is voor vast uw' grondslag ingedreven,
Die zal, 't verraad ter straff, door u verbryzeld sneven.
Geen nabuur sticht' zyn troon op 't puin der Amstelstad,
Geen nydige ommestreek slecht hare torens plat,
Want, slaagt de ondankbre wrok zo verre in 't gruwlen plegen,
Dat hy ooit op uw sterkte u krakend doe bewegen,
Stort, stort dan neder, maar met donderende kracht,
En scheur uw' vyand met u neêr in 's afgronds nacht!