Hermanni Royaards Oratio. De iis, quae animum erigant demissum contemplantium hodie rem Christianam. Habita, die XXX Martii A.C. 1803, cum Magistratu Academico iterum abiret. Traj. ad Rhen. apud O.J. van Paddenburg. In 4to. f. m. 58 pp.
Waarmede kunnen zy, die den tegenwoordigen toestand van het Christendom met droefheid en kommer aanzien, opgebeurd worden? Dit is in de laatste jaaren meermaalen gevraagd, en ook meermaalen beantwoord, op soortgelyke wyze, als in deze Academische Redevoering. De Utrechtsche Professor royaards behoort tot die Godgeleerden, die het byzonder belang van 't Gereformeerd Kerkgenootschap met de algemeene zaak van 't Christendom gelyk stellen, en van oordeel zyn, dat, met den meer of min bloeienden staat van het eerste, ook het laatste staa of valle. Het zou hem moeielyk zyn, om te bewyzen, dat de algemeene gronden van hope, die wy hebben voor de instandhouding van 't Christendom, in 't byzonder toepasselyk zyn op de voorstanders van een leerstelsel, dat hy voor 't alleen waare houdt. - De Hoogleeraar zoekt zyne troostgronden vooreerst in Gods wysheid, magt en goedheid, van welke men de instandhouding der allerheilzaamste zaak voor 't menschdom mag verwachten; verder in de beloften, verdiensten en opperheerschappy van Jesus Christus, en in de steeds voortduurende werkingen van Gods Geest; en eindelyk in de geschiedenis der Kerke, van 's waerelds begin af tot op den tegenwoordigen tyd, die tallooze bewyzen oplevert van Gods genadig voorneemen, om den Geopenbaarden Godsdienst, zelfs in de donkerste tyden, en in weerwil van den sterksten tegenstand, tot heil van 't menschdom, te laaten voortduuren. Hy beroept zich ook op gebeurde zaaken, in de tyden, die wy beleeven: als daar is de gelukkige afwending van 't groot gevaar, dat de voortduuring van den openbaaren eerdienst by de Hervormden onlangs geloopen heeft; de yver en moed, waarmede sommigen zich tegen de aanslagen der nieuwe Hervormers, met gewenscht gevolg, verzetten; de algemeene achting voor rechtzinnige Leeraars by de Hervormde Gemeenten; het groot