Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1803
(1803)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijKort Begrip der Geschiedenissen van oud Griekenland. Te Coevorden, by J. van der Scheer. In gr. 8vo. Behalven het Voorbericht en de Aanmerking, 318 bl.Vrouwe c.f. van raesvelt, geb. van sytzama, by ons als Dichteresse bekendGa naar voetnoot(*), maakte ten eigen gebruike deze Aanteekeningen over de Geschiedenissen van oud Griekenland, en gaf ze, op zommige plaatzen meerder uitgebreid en met de korte Geschiedenis van Sicilie vermeerderd, op raad van eenige Vrienden, ten nutte van jonge lieden in het licht, die zich op de beoefening dier Geschiedenissen wilden toeleggen. De voornaame bronnen haarer aanteekeningen wa- | |
[pagina 346]
| |
ren de Geschiedenis van Griekenland door w. robertson, de jonge Anacharsis van barthelemy, en de Romeinsche Geschiedenissen van m. stuart. Zy verdeelde haar ontwerp in agt Afdeelingen. I. De ligging en verdeeling der Landschappen van Griekenland en eenige gevallen van den duisteren tyd tot aan den Troijaanschen Oorlog. II. Van daar tot aan den Inval der Persen in Griekenland onder darius hystaspes. III. Dan tot den Peloponne(si)schen Oorlog. IV. Voords tot de opkomst der Macedoniërs. V. Daarna tot aan den dood van alexander den grooten. VI. Eindelyk tot dat Griekenland een Wingewest van Rome werd. VII. Tempels, feesten en beroemde perzoonen. VIII. Beschryving en lotgevallen van Sicilie. - Agteraan is nog een uittreksel uit de Reis van brydone door Sicilie; terwyl eene Aanmerking vooraf ter inleiding van dit alles strekt, het welk den bovenvermelden tytel voert. De aanleg van dit Werk tot een eigen aanteekenboek ten dienste van het geheugen, na het doorlezen van uitvoeriger Geschiedenissen van Griekenland, is zeer kenlyk gebleeven in den styl zoo wel, als in de plaatzing dezer Aanteekeningen. ‘Na eene belegering van tien jaaren wierd Troje by nacht ingenomen, geplunderd en verbrand. Priamus werd met zijn gezin omgebragt. Menelaus herkreeg helena. - In dezen oorlog viel voor het geval van palamedes en de voorbeeldige vriendschap van orestes en pylades. - Deze oorlog is beschreeven in de Heldendichten de Iliade van homerus, en de Eneade van virgilius.’ (Bl. 32, 33.) ‘Homerus wierd, zegt men, gebooren te Smyrna, voor J.C. 880 jaaren of daaromtrend, althands zoo denkt men, voor de Olympische spelen, om dat hy daar niet van spreekt. Hy schreef de Iliade, bevattende den Troijaanschen oorlog, en de Odyssea, bevattende de reistochten van ulysses na de verwoesting van Troje. Lycurgus schreef deze Dichtstukken af. Solon deed dezelve opentlyk voorleezen. Alexander had ze des nachts onder zyn hoofd. Homerus was blind en arm. Men zegt, dat hy te Athene op het veld is gestorvenGa naar voetnoot(*).’ | |
[pagina 347]
| |
(Bl. 271.) ‘Pyrrho, gebooren te Elis in Peloponnesus, was een wysgeer van Scepthischen aanhang: zyn leerstelzel wierd genoemd Pyrrhonismus. Dit stelzel was kwaad, het stelde, niets was in zich zelven loffelyk of schadelyk, regtvaardig of onregtvaardig. Hy vergezelde alexander op zynen tocht naar Indiën, voor J.C. 327 jaaren. Hy stierf oud 90 jaaren.’ (Bl. 289.) Gelyk deze proeven duidlyk genoeg de onachtzaame hand kenmerken, met welke men slechts voor eigen geheugen aanteekent, zoo ontmoet men zeer blykbaar eenige plaatzen, die niet tot de eigenlyke Geschiedenis van oud Griekenland behooren, en aanteekeningen ter verkeerde plaats gesteld; welk beide, echter, by een geregeld overzicht wel had mogen verbeterd worden. ‘Patmos, hier schreef Apostel johannes de openbaring.’ (Bl. 19.) ‘Deze artaxerxes gaf in het zeevende jaar van zyne regering aan esdra verlof, om naar Jerusalem te gaanGa naar voetnoot(*): en in het twintigste jaar van zyne regering verkreeg nehemia last, om Jerusalem te herbouwenGa naar voetnoot(†).’ (Bl. 66, 67.) Gelyk dit had moeten uitgeschift worden, zoo behoorde men op bl. 255 niet eerst te verneemen, wie de Heloten waren op bl. 79, noch op bl. 266 wat eene Olympiade was op bl. 123. Het allergebrekigst zyn deze aanteekeningen gebleeven in de spelling der eigen naamen van perzoonen en volkeren. Dus vindt men, onder een aantal anderen, promotheus voor prometheus (bl. 2), georgias voor gorgias (bl. 80), antalcides voor antalcidas (bl. 106), chabrios voor chabrias (bl. 114), pittachus voor pittacus (bl. 274), eschylius voor aeschylus (bl. 278), Mescene voor Messene (bl. 15), Spolates voor Sporades (bl. 17), Melisiërs voor Milesiërs (bl. 70), Lesbon voor Lesbos (bl. 74.), Alphus voor Alpheus (bl. 262), Necapolis voor Nicopolis (bl. 295). Het aantal der drukfouten loopt ook hier het meest in het oog, daar men zomtyds in den zelfden volzin den zelfden eigen naam onderscheidenlyk gespeld vindt, als Phenicie en Phinicie op bl. 8, Acarnanische en Acaneërs op bl. 189, critelaus en critolaus op bl. 231, omtrend welken de breede lyst van zinstorende vouten geene opheldering geeft. - Voor zich zelve mogt zich voords de Schryrf- | |
[pagina 348]
| |
ster vergenoegen met haare aanteekeningen wegens de waardeering van het Grieksche geld; haar Nederlandsche Lezer heeft niet genoeg aan haare opgave van ponden Sterlings (bl. 235), volgends robertson, in de plaats van Sestertiën, welken zy by stuart tot Guldens en Stuivers terug gebragt kon vinden; en het luidt ook onvoegzaam (bl. 153) te lezen: ‘Strabo berekend de schatten, die alexander in Persien vond, op ongeveer 22,500,000 ponden Sterlings;’ terwyl elders (op bl. 89) van de soldy des Krygsvolks in Oboli is gesproken, zonder de minste vergelyking van derzelver waarde. De Schryfster verkiest de talent- bereekening van de Schryvers der Algemeene Historie, op bl. 54; schoon dezelve veel te hoog gebragt is, gelyk haar uit barthelemy en stuart had kunnen blyken; en schoon zy zelve de waardeering van millot wegens den obolus en drachma overneemt op bl. 78, die daarvan wezenlyk verschilt. Wegens de tydreekening wordt niets bepaald gezegd. Zy wordt doorgaands opgegeven naar de jaaren voor J.C., of, gelyk het zomtyds uitgedrukt wordt, Ao. dm. (bl. 261, 262, 295), eenmaal komt ook Ao. mundi voor (op bl. 30), schoon de Schryfster zelve erkent: ‘meermaalen verlegen geweest te zyn, wien der Schryvers, dien zy raadpleegde, en die hierin het minst overeenstemden, zy zou volgen, en na lang onderzoek zomtyds toch nog verplicht was, om haare vruchtlooze naspooringen zonder volkomen voldoening af te breken.’ (In het Voorbericht.) Op zommige plaatzen zyn de aanteekeningen zeer kort, op andere vry uitvoerig, vooral in alles, wat uit de Romeinsche Geschiedenissen van stuart ontleend is, waardoor niet slechts zekere onevenredigheid in het geheel gekomen, maar ook de geschiedenis der Macedoniërs en Carthagers niet genoegzaam afgescheiden gehouden is van de eigenlyke Grieksche geschiedenis. De geheele styl, ook van meer aaneengeschakelde zaaken, mist de verdienste van zuiverheid en netheid; en de taal heeft in de pen van deze Schryfster grove fouten. ‘Der Grieken Caracter wierd verëedeld en verfraaid door hunnen smaak in wetenschappen en konsten, deeze smaak wierd aangekweekt door opvoeding, en de wyze van hunner gezellige verkeering. Op wandelplaatzen en over tafel te philosopheren was by hun geene pedantery; maar een vereischte voor de | |
[pagina 349]
| |
conversatie.’ Dus lezen wy op bl. 242, 243. Op bl. 19 zien wy een schip passeeren onder den Colossus; op bl. 23 vinden wy eene vacante kroon; op bl. 263 komt een pulver-magazyn voor; op bl. 277 sterft pindarus subyt; en op bl. 308 doet dionysius instantiën, om plato op Sicilie te krygen; terwyl het overal zy legten voor zy legden en bekocht voor omgekocht is. (op bl. 116, 119, 227, 256, 220.) Na alle deze aanmerkingen willen wy gaarne de hoog geklommen jaaren der Schryfster en haare afwezigheid van de drukpers als haare verschooning aannemen wegens al het onnaauwkeurige omtrend taal en spelling, maar kunnen haar het genoegen niet laten van te denken, dat het nuttige en bruikbaare, ondanks al dat gebrekige, groot genoeg zou zyn, om haar Kort Begrip der Grieksche Geschiedenis voor de letteroefenende Jeugd aan te bevelen. |
|