maagd niet aanstonds wegzenden, wanneer ene Ligtekooi hare kleding verkiest over te nemen, al kan men haar dan niet aanstonds een ander gewaad aantrekken. Doch opzetlyk nieuwe Gezangen voor het Godsdienstig gebruik te vervaardigen, op zodanige Zangwyzen, komt ons bykans even aanstotelyk voor, alsof men ene nieuwe Dienstmaagd voor het Huis van God aannam, en opzetlyk opzocht, in de algemeen daarvoor erkende en daardoor karakteristieke kleding ener openbare Hoer.
De Gezangen zelve zyn van dezen inhoud: Zang in den Advent; of verlangen der Oudvaders naar de komst des Heilands. - Engelen- en Herders-zang by de geboorte des Heilands. - Jesus geboorte. - De Wyzen uit het Oosten te Bethlehem. - Jesus in Gethsemané. - Jesus lyden. - Jesus opstanding. - Jesus Hemelvaard. - Het Pinxterfeest, of Nederdaaling des H. Geests. - Zang aan jonge Kerkleden, by de eerste viering van hun H. Communie, of H. Avondmaal. - Tweede Zang aan dezelfden, by hunne eerste viering van den H. Maaltyd der Liefde. - Kerkzang op het Huwelyk. De onderwerpen zyn waarlyk alle van dien aard, dat de Lezer gewis met ons zegt: non haec jocofae conveniunt lyrae. Pryzenswaardig is intusschen het oogmerk van den Vervaardiger, om, namentlyk, de verhevene waarheden van den Godsdienst, op eene voor het hart aangenaame wyze, voor te stellen, laffe en de Kerk onteerende Gezangen te doen verdwynen, en alzo tot luister van den Godsdienst mede te werken; en daartoe biedt hy aan zyne Geloofsgenooten dit Stukje, ten gebruike der Kerke, als ook van Huisgezin, aan. In het Godsdienstig Kerk- en Volkslied vereischen wy juist gene hoge vlucht, noch grote proeven van het scheppend vernuft des Dichters, noch ook vele bykomende sieradiën der dichtkunst; iets meer konden deze Gezangen van dit een en ander toch nog hebben, zonder dat het ons zou hinderen. Enige regels willen wy uit het tiende Lied afschryven, het welk ons, in meer dan een opzicht, wel het meest behaagt.
Thans hebt ge u aan een Kerk verbonden,
Die Jesus zelve heeft gesticht;
Betracht haar wetten ongeschonden;
Haar juk is zagt; haar last is ligt.
God, als 't verhevenst goed, te minnen;
Aan alle schepslen wél te doen;
Door goeddoen 's vyands hart te winnen;
Voor haaters liefde en gunst te voen.