Crimineel Proces tegen Hendrik Jansen, wegens moedwilligen Doodslag, aan zyne Vrouw begaan; den 22sten January 1803, te Amsterdam, te recht gesteld: met Aanmerkingen uitgegeven, door Mr. B.A. van Houten, Lid van het Committé van Justitie aldaar. Arglistig is het hart: - wie zal het kennen? Te Amsterdam, by H. Gartman, 1803. In gr. 8vo. 240 bl.
Hendrik Jansen, woonagtig te Amsterdam op Wittenburg, naa zyne Vrouw, gelyk vervolgens bleek, vermoord te hebben, verlaat zyne wooning, zwerft, als een verlegen mensch, door de Stad, vertrekt, in den avond van den derden dag naa de gepleegde gruweldaad, met den Beurtman na Harderwyk, alwaar hy geheel onbekend was, brengt een dag buiten de Stad op het Land door, liep om zyn zonderling gedrag in het oog, en wierdt, op grond daar van, in verzekering genomen. Ondervraagd door het Gerecht dier Stad, gaf hy verwarde antwoorden, doch die hier en daar blyk van schuld vertoonden. Opmerkelyk is het berigt van den Hoogleeraar Forsten, die, door de Justitie verzogt zynde om te onderzoeken, of de Gevangene, zoo als zommigen zich verbeeldden, in zyne verstandlyke vermogens was gekrenkt, het volgende schreef: ‘Ik vond dezen H. Jansen, naar het uiterlyk voorkomen, gezond; op sommige door my aan hem voorgestelde vragen andwoordde hy behoorlyk, op sommigen zweeg hy: de opslag van zyne oogen scheen my iets verwilderd; hy waagde het niet, my behoorlyk aan te zien: ik voelde zyne pols regelmatig slaan, toen ik onverschillige vragen deed; doch op het oogenblik dat ik hem vroeg, of hy niet getrouwd was, en zyne Vrouw te Amsterdam woonde? sloeg zyne pols onregelmatig en tekende ene treffende gemoedsaandoening.’ Hierop na Amsterdam gevoerd, houdt hy, by de onderscheidene Verhooren, een zonderling gedrag, de meeste Vraagen, hem voorgesteld, met een Ik - en - weet - het - niet beantwoordende, in de hoop, zekerlyk, van hier mede de bekentenis van zyne misdaad te zullen ontduiken; tot dat hy door de Regters wierdt gelast, op de vraagpointen stellige antwoorden te moeten geeven, onder bedreiging van, by weigering, daartoe door middelen van dwang te zullen genoodzaakt worden; 't welk ten gevolge hadt, dat hy welhaast zyne misdaad beleedt, en, op grond
daar van, ten zwaarde veroordeeld wierdt. Als iets byzonders vinden wy hier verhaald, dat de Boosdoener, op het Schavot, tegen de uitvoering van het Vonnis, door zyn weerbarstig gedrag, zich dermaate verzette, dat, op des