ben waargenomen, dat de Beef-rog, die tot de platvisschen behoort, even voor dat hy de trilling, by de aanraaking, doet gevoelen, eene meer platte gedaante aanneemt, en na dezelve zich meer bol verheft: wy zouden echter, zonder de proeven van walsh en canton, nog weinig van de reden van dit verschynzel kennen; daar wy thans door de ondervinding weeten, dat de schok of trilling, welke men by de aanraaking van de Beef-rog gevoelt, een Electrisch uitwerkzel is, dat volmaakt gelyk, en ook aan dezelfde wetten en omstandigheden onderworpen is, als de schok, die wy door middel der Electriciteit gewaar worden.
Verder: De waarneeming mogte geleerd hebben, dat de regens in dorre en zandachtige landen zeldzaam zyn; dat de boschachtige landstreeken meerder en zwaarder regens, dan andere, ondervinden. Zy moge gezien hebben, dat op de Antilles en andere Westindische eilanden, naar mate men daar de bosschen heeft weggeruimd, de regens minder zwaar en min veelvuldig geworden zyn. - Te vergeefsch echter zou de waarneeming na de oorzaak van dit alles gezogt hebben, zo de proefneeming niet had uitgevonden, op de Barbados-eilanden, het gebrek van regens, dat aldaar door eene te groote uitroeijing van boomen veroorzaakt was, door het oprichten van Electrische leiders te verhelpen, en dus met de daad beweezen had, dat het alleen door de aantrekking der Electrieke stof is, welke de boomen, even als andere geleiders, oeffenen, dat de regenwolken, welke, gelyk de proefneeming zulks al mede betoond heeft, niet zeldzaam met Electrieke stof belaaden zyn, zich in boschachtige landen meer, dan elders, ontlasten. En dus, dat het alleen, by gebrek van deeze aantrekking, of liever van genoegzaame geleiders, voor de Electrieke stof, is, dat dorre en zandachtige landstreeken zich zo vaak van regens verstooken vinden.’