Waarneemingen omtrent verscheidene zoorten van Etterziekten, benevens eenige Proefneemingen en Aanmerkingen over den Etter en andere Dierlyke Vogten. Door J.W. Heppe, Stads Medicinae Doctor en Lector te Campen. Uitgegeven door het Utrechtsch Genootschap van Kunsten en Weetenschappen. Te Utrecht, by B. Wild en J. Altheer, 1802. In gr. 8vo. 118 bl.
Dit Stukje bevat zeer gewigtige waarneemingen, aangaande de verschillende wyzen, op welke de Etterstoffen, in het menschelyk lichaam, gebooren worden; gelyk ook, op welke wyzen men den waaren Etter van andere, daar naar gelykende, vloeistoffen 't zekerst kan onderscheiden. Ten dien einde vinden wy hier een gedeelte vertaald van een Werkje, over deeze stoffe, in 1790, in 't Hoogduitsch, uitgekomen. Met den Heer heppe zullen wy, tot algemeen nut, hieruit overneemen, de beste, tot hier toe bekende, manier, om te weeten, of een vogt waarlyk etteragtig is, of niet.
‘Het middel, van 't welk ik nu gebruik maak, is het Oleum Tartari per deliquium, en de behandeling is de volgende.
Wanneer ik zuivere Etter heb, verdun ik denzelven altoos, met byna twaalfmaal zo veel water, en wel liefst regenwater, om dat het gedestilleerde water te duur, en het put- of bronwater, door meerder of minder aarddeelen, onzuiver is. Dit water moet laauw zyn, en den 100sten graad v. Fahrenh. niet overtreffen. Na dat ik nu het water, en den etter, naauwkeurig onder elkanderen gemengd heb, giet ik eerst van het Ol. Tart. p.d. omtrent zo veel daar by, als de hoeveelheid des etters bedraagt, en vaar voort, alles met een stokje, zo schielyk als mogelyk, te mengen, omtrent op dezelfde wyze, als men het wit van een ey tot schuim klopt. Hier na duurt het niet lang, of het gantsche mengzel wordt in eene Geley veranderd, met welke men, gelyk met het wit van een ey, lange en dikke draaden kan trekken, en die, wanneer de etter goed was, taaijer wierd, en zich schielyker vormde. Doch wanneer de etter slegter was,