| |
De Historie der oude en nieuwe Hernhutsche Secte, en van derzelver Grondlegger N.L. Graaf van Zinzendorf enz. geschetst en beoordeeld. Te Amsterdam, by W. Brave, 1802. In gr. 8vo. 347 bl. behalven het Voorwerk van LXVI bl.
De oprichting van Zendelingsgenootschappen, in navolging van 't geen reeds lang door de Hernhutters is ondernomen, en de gunstige gedachten, die verscheidene Nederlandsche Godgeleerden omtrent de zoogenaamde Broeder-Uniteit, te voren door de meeste Protestanten, en inzonderheid ook door de Gereformeerden in Nederland, als eene dwaalende en zeer gevaarlyke Secte veroordeeld, in onzen tyd meer en meer openbaar maaken, schynen de voornaame aanleiding gegeeven te hebben tot het vervaardigen van dit boek. Deszelfs Schryver toont met de hedendaagsche Zendingen, tot bekeering der Heidenen, niet veel op te hebben, en vooral met de Hernhutters niet gaarne te willen aangespannen hebben. Allerwege doet hy zich, als een man van groote beleezenheid, die echter uit zyn grooten voorraad nog maar alleen de schets van een grooter werk te berde brengt, kennen. Zyne schryfwyze is onderhoudend, en valt niet zelden in het leenspreukige en dichterlyke, hier en daar ook in het ironische. Hy wil den naam niet hebben van party te trekken voor 't Gereformeerde leerstelsel. Echter kykt zyne warme ingenomenheid met hetzelve aan alle kanten in dier voege uit, dat men 's Mans geheele geschrift wel voor eene Apologie der voormaalige waakzaamheid van
| |
| |
de Classen en Synoden der Hervormden tegen de Hernhutsche Secte mag houden. Desniettemin bevat dit geschiedverhaal zeer veele niet algemeen bekende daadzaaken, die de oogen van onkundigen, die zich, op 't gezag van deze en gene Protestantsche Godgeleerden, tot vooringenomenheid voor deze lieden, laaten wegsleepen, wel eens zouden kunnen openen, en meer omzichtigheid inboezemen. Onze Schryver laat alle zulke nadeelige berichten, die door dezen en genen van de Hernhutters zyn gegeeven, in 't midden, waaraan 't gezag van duchtige getuigenissen schynt te ontbreeken, en beöordeelt dikwyls de zoodanigen, die vry wat grond schynen te hebben, met zoo veel billykheid en toegeevendheid, dat men hem van geen overdreven zucht, om de Broeder-Gemeente in een haatlyk licht te stellen, kan verdenken.
Om de aanteekeningen, onder den text van het geschiedverhaal, niet al te sterk te vermeerderen, deelt hy, in eene voorafgaande Inleiding, voorloopig deze en gene weetenswaardige byzonderheden, allen betrekkelyk deze Secte en derzelver Grondlegger, mede. - Zy zettede zich te Huthberg, een berg aan de grenzen van de Lausnitz in Bohemen, neder. De naam der plaats werd niet lang daarna toevallig herdoopt, nadat zeker Predikant, in zyn voorgebed, 't woord Huthberg willende uitspreeken, by vergissing Hernhut noemde. De aanvoerder was nicolaas lodewyk, Graaf van Zinzendorf en Pottendorf, gebooren te Dresden in Saxen 1700, een man van zonderlinge geestvermogens, die, godsdienstig opgevoed zynde, reeds in zyne vroege jeugd, eene bykans onwederstaanlyke drift toonde, om tot den Geestelyken stand te geraaken, waarin hem zyn verblyf in het Opvoeding-gesticht van franke te Halle, en omgang met de Pietisten aldaar, niet weinig versterkte. Zyne familie werd te raade, hem van daar naar Wittenberg, alwaar men geheel anders dacht, te zenden. Ten hunnen gevalle zich alhier op de Rechtsgeleerdheid toegelegd hebbende, werd hem toegestaan, onder het geleide van een Gouverneur, door de Nederlanden, Vrankryk, Switserland, enz. te reizen. En nu maakte hy reeds veele verbintenissen, die hem naderhand van grooten dienst geweest zyn. Twintig jaar oud geworden zynde, werd hy aangesteld tot Hof- en Justitie-Raad by het Keurvorstelyke Saxische Hof te
| |
| |
Dresden, en kort daarna is hy ook in den echt getreeden met eene godvruchtige Gravin. Nu had hy zich ook voor een der in Duitschland getolereerde Godsdiensten moeten verklaaren; hy koos de party der genen, die de Augsburgsche Confessie toegedaan waren, maar deed weldra bemerken, dat hy alle voorstanders der twee andere, in Duitschland getolereerde Genootschappen, de Gereformeerden en Roomschen, met de Lutherschen gaarne tot eene Maatschappy zou vereenigd gezien hebben. Naderhand heeft zich zyn verlangen, tot vereeniging der Christenen, nog veel verder uitgestrekt. Hy had, met oogmerk om eene Gemeente, uit allerlei Christenbelyders bestaande, tot stand te brengen, groote geldsommen byeen versameld, die alle in de zoogenaamde 's Heilands Kas gestort wierden, en is, in de uitvoering van zyn ontwerp, zoo gelukkig geslaagd, dat veele duizenden, over de geheele waereld verstrooid, zyne zyde gekozen hebben, en na 's mans dood, die 1760 is voorgevallen, nog steeds blyven kiezen. Allezins leezenswaardig is de schets van 's mans karacter, waarmede de Inleiding wordt besloten.
De oordeelkundige Schets begint met het verhaal van de eerste oprichting van Hernhuts Kerkgenootschap 1722. De eerstelingen dier Gemeente bestonden uit tien a twaalf Moraviers, mannen, vrouwen en kinderen, die, wegens de harde vervolgingen der Roomschgezinden, hun vaderland verlaaten hebbende, toevlucht namen tot de heerlykheid Berthelsdorf, toebehoorende aan den Graaf van Zinzendorf, wiens bescherming zy verzochten en verkregen, met vryheid om zich op den Huthberg neêr te zetten, en aldaar te mogen bouwen. Zy wierden aangevoerd door zekeren christiaan davids, van wien de Hernhutsche Gemeente naderhand veel dienst gehad heeft. Veele verdrukte Christenen, in andere landen, volgden dat voetspoor, het zy ter zaake van den Godsdienst, het zy uit tydlyke inzichten. De reizen van den Graaf, en andere door hem in 't werk gestelde middelen, vermeerderden dat getal aanmerkelyk. Binnen weinige jaaren wierd de Hernhutsche wildernis in eene aangenaame landsdouw herschapen, en de plaats van leemen hutten wierd vervangen door steenen gebouwen, die de verwondering der vreemdelingen tot zich trokken. In 't Jaar 1727 wierd 'er door den Graaf, met eenpaarige toestemming der in- | |
| |
gezetenen, een vast Reglement ingevoerd, naar welks richtsnoer voortaan alles in den Burger- en Kerkstaat zou bestuurd worden. En nu liet zich de Graaf, zyn ampt als Hofraad neêrgelegd hebbende, tot Predikant ordenen, na alvorens den raad van beroemde Godgeleerden, destyds nog zyne Vrienden, en wel inzonderheid van Dr. e. jablonski en c.m. pfaff, ingenomen te hebben. Onderwyl in verdenking van onrechtzinnigheid geraakt zynde, beproefde hy onderscheidene middelen, en onder dezen ook wel vroome bedriegeryen, om van dien blaam openlyk gezuiverd te worden, 't geen hem vry wel gelukte. Hy beklom 1734 te Hernhut den Kanzel. Maar te midden dezer vergenoeging broeide 'er een
politiek onweder tegen den Graaf. 't Keizerlyk Hof had zich by Saxen beklaagd, dat zyne Erflanden, door toedoen van den Graaf, van inwooners ontbloot, en van hunnen wettigen Souverain afvallig gemaakt wierden. De Graaf wierd uit Saxen gebannen, maar wist zich dat onheil wonder wel ten nutte te maaken. Hy beschouwde die uitbanning als eene nieuwe roeping van den Heere, om nog in meer andere landen voor zynen Heere werkzaam te zyn. Hy ondernam nieuwe tochten naar Deenemarken, Zweeden, Switserland, Holland en Engeland, om zyne Hernhutsche Gemeente, door nieuwe aanwinsten, te vergrooten. In Holland zocht hy de voornaamste Geestelyken op, en wel vooral zulken, die voor de vredelievendste en gematigdste gehouden wierden. Nergens slaagde hy minder, dan te Delft, alwaar hy zich, in een mondgesprek met den Predikant manger, tegen de Gereformeerde Leer sterk moet uitgelaaten hebben. In Amsterdam geraakte hy in kennis met samuel crellius, die gezegd wordt door hem van de ontkenning der Godheid van Jesus terug gebragt te zyn. In Engeland vond hy veel ingang by de Methodisten, met welker opperhoofd hy evenwel naderhand in vyandschap geraakt is. Ondertusschen ging hy met het groot ontwerp, om zich tot Bisschop der Boheemsche en Moravische Broeder-Gemeenten te laaten ordenen, zwanger: 't geen ook, op verkregen toestemming van den Bisschop der verstrooide Moravische Broederen in groot Poolen en Pruissen, door tusschenkomst van den Koning van Pruissen, en op deszelfs hoog Koninglyk bevel, door jablonski volbragt wierd. Nu ordende hy ook zelf, onder zyn Volk, Predikan- | |
| |
ten, Ouderlingen, Raaden, Wybisschoppen enz. en bediende zich, met des te meer yver, van het te voren reeds bewerkstelligd middel, om zynen aanhang te vermeerderen. De Eskimaux, de Samogeet, de Ooster- en Wester-Indiaan, de zwarte en koperkleurige Neger, in één woord, de afgelegenste en wildste Volken moesten, zoo wel
als de beschaafde Europeaanen, door Zendingen, aan zynen geestelyken Scepter onderworpen worden. Spangenberg verhaalt, dat de Graaf, reeds vóór 1748, duizend Medeärbeiders in zynen dienst had, door welken toen al onder vier-en-twintig Volken, in veertien onderscheidene taalen, het Euangelie verkondigd wierd. Bisschop geworden zynde, reisde hy zelf naar America en West-Indiën, naar St. Thomas, St. Croix, naar Surinamen, naar Pensylvanien enz.
De voornaamste verdienste schynt onze Geschiedschryver gesteld te hebben in een naauwkeurig verslag van de onderscheidene leerstellingen van deze Secte, zoo als dezelve, van tyd tot tyd, door eenigen van derzelver voormaalige vertrouwelingen zyn ontdekt geworden. Men kan den Graaf van Zinzendorf en zyne aanhangers niet van een hoogen graad van geestdryvery en dweepery vrypleiten. Zy vermengen de eerwaardigste waarheden met groote beuzelingen, bedienen zich van veele onschriftmaatige en geheel onverstaanbaare voorstellingen, achten de meeste grondwaarheden van het Christendom, buiten het leerbegrip van Christus zoenlyden en dood, gering, en verwaarloozen de Christelyke Zedekunde, terwyl zy eene groote vertooning van vroomheid en naauwgezette Godsdienstigheid maaken, die dikwyls in het belachlyke loopt. Hunne denkwyze over 't huwelyk was ten minsten voorheen aanstootelyk, en de plechtigheden, daarby gebruikelyk, allerschandelykst. Zeer eerwaardige mannen, weleer yvrige voorstanders dezer Broederschap, hebben deswegens, toen zy dezelve meer van naby leerden kennen, 'er zich openlyk van afgescheiden; men heeft op allerlei wyzen, op grond van zoodanige ontdekkingen, tegen dezelve geyverd, als tegen eene allergevaarlykste Secte. Geen wonder, dat de aandacht van het Gereformeerd Kerkgenootschap in Nederland ook op derzelver indrang is gevestigd geworden. Onze Geschiedschryver geeft naauwkeurig bericht van de handelingen en besluiten der Nederlandsche Synoden, over dit onder- | |
| |
werp, van 1738 tot 1793 en 1794. Men verneemt hier al verder, door welke redenen het zy toegekomen, dat men, sedert deze laatste jaaren, op de Synoden, geen gewag meer hoort maaken van de Hernhutsche Secte. Deze redenen zyn, volgends onzen Schryver, vooreerst de verbetering der Hernhutters in Leer en Practyk, ten tweeden, omdat zelfs de Bewindhebbers van de Oostindische Compagnie aan de Hernhutters den weg gebaand hebben, om onder de
Hottentotten het Christendom uit te breiden, ten derden, omdat de hedendaagsche Hernhutters, volgends een door spangenberg uitgegeeven kort begrip van hun Leerstelsel, geoordeeld worden, in de voornaamste punten rechtzinnig te zyn. Desniettemin schynt onze Schryver deze Secte nog niet regt te vertrouwen. Men weet, hoe zeer de Professor krom zich onlangs derzelver zaak aangetrokken, en hoe hoog hy de Broederschap opgevyzeld hebbe. 'Er moet eenig ongenoegen by hem ontstaan zyn, over 't weigeren van classicaale Approbatie over zyne by 't Zendeling-Genootschap gehoudene Redevoering, door de gewoone Visitatores Lihrorum van de Eerw. Classis van Schieland. Onze Schryver, zoo 't schynt, met deze geschiedenis van naby bekend, deelt daaromtrent eenige anecdotes mede, die ons doen zien, dat het al of niet voorstaan van het Zendelingswerk, met den aankleeve van dien, in de Nederlandsche Kerk, een twistappel is geworden, waaruit wel eens ernstige gevolgen, ten nadeele van de goede zaak des Christendoms, zouden kunnen ontstaan. Wy willen ons in dat geschil geenzins mengen; ons vergenoegende met de bekendmaaking van een geschrift, waaruit voor menigeen, wat het geschiedkundige aangaat, vry wat te leeren valt.
|
|