De Ouderdom, in zes Zangen. Door Mr. Rhynvis Feith. Te Amsterdam, by J. Allart, 1802. In gr. 8vo. 139 bl.
Een Leerdicht, het welk tot een Tegenhanger van het graf door denzelfden Dichter is vervaardigd, en waarlyk noch voor dat, noch voor enig ander stuk van dezen zo te recht beroemden en algemeen geliefkoosden Zanger, behoeft te wyken. Gelyk wel niemand hem de lier zou uit de hand nemen, zo zal ook niemand den meester in hem miskennen by dit soort van gedichten. Trouwens, deze grote Dichter is Wysgeer en Christen; wat mag dan verstand en hart van hem niet wachten, wanneer hy als Zedenleeraar de snaren spant? En welke tonen hy uit het speeltuig lokt, hoe hy aandoeningen wekt, bedwingt en regelt, hoe hy ons met hem nederdrukt en opheft, op de natuurlykste, eenvoudigste wys, door alle de bekoorlyke toverkracht der dichtkunde, - behoeven wy wel niemand van enigen smaak en gevoel te zeggen, die ooit enig stuk van hem in handen nam. Treffend is reeds het aandoenlyk Vers, waarmede hy dit Werk aan zyne Kinderen toewydt, en de Lierzang aan alcestes, die het Voorbericht besluit. Herinnering aan den verlopenen leeftyd; - tekening van den ouderdom, verschillende naar het onderscheiden gebruik des vorigen levens; - rust der grysheid; - leidend bestuur van onze lotgevallen tot zedelykheid en deugd; - hoge waarde van het Christendom; - en eindlyke volkomenheid: - ziet daar nagenoeg den hoofdtoon van ieder Gezang, vol van ongezochte treffende wendingen, met de eenvoudigste, schoonste tekeningen, de aandoenlykste herinneringen voor een gevoelig hart, en de dierbaarste lessen, doorweven. Dan, 's Dichters naam, en enige regels ter proeve, zullen de beste aanbeveling zyn. Wy kiezen (omdat ook wy zo gaarne recht doen aan de nagedachtenis van enen groten, en, dat nog meer zegt, enen braven Man; en om tevens onzen Landgenoten ene nuttige les te geven,) het slot van den vyfden Zang; doch moeten, gelyk ook de Dichter zelve doet, herinneren, dat het gerucht, als of Zorgvliet
genoegzaam gesloopt en in ene Herberg veranderd zou worden, zich, tot zyne blydschap en die van iederen Vaderlander, welken het aandenken aan deszelfs stichter dierbaar is, niet heeft bevestigd.
Eerwaardig Grysaart! dat, by een gezonken kroost,
Uw kindsche eenvouwigheid, uwe onschuld, die niet bloost;
Een valsche kieschheid, of een hoonend lagchen wekke;
Dat zelfs uw wysheid u niet meer tot schild verstrekke! -