| |
Geschrift eener bejaarde Vrouw. Uitgegeeven door Elisabeth Bekker, Wed. Wolff, en Agatha Deken. In den Hage, by I. van Cleef, 1802. In gr. 8vo. Iste Deel 388 bl. IIde Deel 371 bl.
Duidlyk blykt ons niet, wat de oude Dame, die dit geschrift voor het publiek heeft opgesteld, eigentlyk met hetzelve heeft bedoeld. Ik schryf, zegt zy ergens in het twede Deel, geheelenal buiten de waereld, en op myn landgoed levende, dit werk, om eene schets te geeven, langs welk een weg ik ben overtuigd geworden van de waarheid des Christlyken Godsdienst; en om te doen zien, hoe myne dierbaare, nu reeds zo veele jaaren aanvangelyk zalige moeder, dit gewichtig stuk, in haar plan van opvoeding, heeft uitgewerkt. In de Inleiding gaf zy hare bedoeling nagenoeg in deze woorden op: Het beste middel om dit doel ‘kennis van den mensch’ te bereiken, zou bestaan in het Kind te betragten - zo als het uit de handen der natuur is voortgekoomen, waar te neemen; hoe zyne eerste phisique opvoeding werd ingerigt; hoe het vervolgens door omstandigheden, voorbeelden, gesprekken, onderrigtingen, - toevalligheden, eigen temperament, gewyzigd werd; dit zoude ons in staat stellen om de eerste dryfveeren zyner daaden te zien; dan zouden wy beter in staat zyn om te kunnen beslisschen: ‘of de mensch ook nog iets anders zyn kan, dan het resultaat zyner omstandigheden.’ Een leerstuk dat meer dan ooit by zeker slag van lieden, dat zig zelf Wysgeeren neemt, in de mode komt; en ons in den rang der machines plaatst. - De portefeuille myner dierbare overledene moeder
bood my hier toe veele fragmenten, en myn geheugen zal, hoop ik, my in staat stellen, die invulzels te gebruiken, om het werk tot een geheel wel zamen verbonden geschrift te maken. Men zal ongetwyfeld zien dat eene myner bedoelingen bestaat in aan te toonen, dat aandagt op ons zelfs, en een verlicht geweeten; dat eerlykheid, en oprechtheid ons
| |
| |
tot zelfkennis leiden, en ons onze innerlyke zedelyke waarde en onwaarde duidlyk aantoonen. Dat niemand in staat is ons zo te kennen als wy in de daad zyn; en dat, derhalven, de goedof afkeuring van anderen ons niet veel waardig zyn moet. Ik heb ook voorgenomen om in dit geschrift eens bedaard te onderzoeken, in hoe verre de waarheid haar zegel hegt aan het algemeen gevoelen: ‘dat rampen en tegenheden altoos meer aanbrengen, om ons tot het waar geluk te doen naderen, dan de voerspoed.’ Zo veel vatten wy toch, dat de taak by ver of na nog niet is afgeweven; gelyk de lezing van deze twee Deelen ons ook heeft overtuigd, dat de geschiedenis, waarin deze onderrichtende onderzoekingen zyn ingekleed, op dezelfde wyze (spaart de Hemel der bejaarde Vrouw het leven, de gezondheid, en de krachten) zal kunnen voordlopen in nog verscheidene zware Boekdelen, gedurende ene lange reeks van jaren. Of dit het plan is, weten wy toch niet; want het is de aard van dit Werk, dat het naar goedvinden, in ieder tydperk des levens van de heldin der geschiedenis, zodra de schryfster dit mogt goedvinden, eindigen kan.
Wat den inhoud betreft, opdat wy in allen gevalle het Werk mogen byhouden, zullen wy de twee thands afgegevene Delen byeenvoegen, en ons in de opgave van den inhoud zeer bekorten; te meer, daar het onmooglyk is, alles aan te stippen, waarover hier al gesproken wordt, of een zodanig uittreksel te geven, waardoor onze Lezer bekend zou worden met den geest van het Geschrift. Wy vergenoegen ons met de titels der onderscheidene Hoofdstukken een weinig aan te vullen.
Myne afkomst, uit ene echte oude Hollandsche schatryke Koopmans familie. Myne Ouders, deftige ryke burgers. Myne eerste kindschheid. Ik ben vyf jaar. Ik ben zeven jaar. By de opvoeding waren moeders grote vriendinnen de Natuur en de Rede, welke den weg moesten banen tot den Godsdienst. Over de opvoeding las zy niets dan fenelon en locke. Men vond ene goede Gouvernante, welopgevoede zeer geschikte speelmakkertjes, en gaf het jeugdig hart een goeden indruk van een groten onzichtbaren Weldoener. - Ik leer leugen en valschheid kennen, in ene der dienstmeiden, en kryg, door moeders onderricht by deze gelegenheid, van deze ondeugden voor al myn leven een sterken afkeer. Onze drie nichten en haare kinderen; een kapittel, alleen hier ingevoegd om eens enige aardigheden te kunnen zeggen over de Dominés, de Orthodoxen, en de Mistiquen. - Myne eerste speelmakkertjes, door welker omgang zich de aanleg tot gezelligheid en vriendschap moest ontwikkelen. Ik leer bescheiden zwygen, by ene gepaste gelegenheid, die door moeder recht goed werd waar- | |
| |
genomen. Gesprek tusschen vader en moeder over het Danssen; waarin moeder, zo als altyd by myne opvoeding, (en dit is ook billyk) vader overtuigde, en waarvan het resultaat is, dat mietje zal leren dansen. Het dondert; over dit gewone niets ongewoons. Ik zie een dooden, onder opzicht van moeder; en dit geeft aanleiding tot een gesprek over het sterven. Ik schryf myn eersten brief; daar Mama wel wat beter over voldaan mogt geweest zyn; intusschen, onverbeterlyk spoedig volg ik hare lessen, waarvan een brief aan myne vriendin coosje, aan het slot van dit
Hoofdstuk, het bewys is. Ik geef een proef van myn vernuft, ten koste van anderen, hetgeen moeder my terstond wil afleren; hare redenering is een weinig hoog voor myne jaren, en daar kwam toen nog het een en ander over verbloemde voorstellingen, en het bekend gesprek van Nathan met David by. Myne eerste Vertaaling, uit het Engelsch: over de bestuuring des geheugens; voor een kind van elf en een half jaar waarlyk meesterlyk: het gesprek daarover met moeder was nuttig; en, schoon moeder niet wist of zy daar wel aan deed, doet zy my by deze gelegenheid voelen, dat het lichaam, ons hoofd vooral, op onze ziel zeer veel invloed heeft. Ik leer God kennen, by gelegenheid dat ik ene vraag doe, die maar weinige kinderen tot zo lang uitstellen. Gesprek tusschen myne Ouders, waarin besloten wordt dat ik nu het Spectacle de la Nature van la pluche lezen zal. De Comedie behaagt my niet zonderling. Hoe myne ouders over de Comedie dachten. Hoe moeder my, ter voorberelding, brengt in een arm huisgezin, daar zy my daadlyk weldadigheid leert oefenen. Gesprek over de Comedie met myne moeder. Ik schryf mynen eersten brief aan myne vriendin, (den tweden eersten dus; maar die, waarvan boven gesproken is, was maar een briefje) in welken ik Josephs geschiedenis verhaal, zo als my myne moeder die verteld had. Tweede brief aan myne vriendin coosje, waarin ik myne aanmerkingen maak op die geschiedenis. Eerste brief van myne vriendin coosje aan my, behelzende hare aanmerkingen over het zelfde onderwerp. Derde brief aan myne vriendin coosje, waarin nu de ophelderingen en de beöordeling van onze brieven door myne moeder volgt. Wy hebben eenige vrolyke
dagen; want met myne speelmakkertjes vervaardig ik nu klederen voor het arm huisgezin, dat door myne ouders op de beste wys verzorgd wordt. Gesprek met mietje over den Christelyken Godsdienst. Zy was nu dertien jaaren. Myne moeder onderricht my, dat 'er zeer wel geschil kan wezen, by de komst van enen Godlyken gezant in de wereld, over zynen persoon, en, wegens de vooroordelen, zelfs over zyne ze- | |
| |
delyke voorschriften; zegt my, waarop ik inzonderheid by het lezen der Euangelien letten moet; en deelt my vooral ook mede, dat de Jooden het Woord Duivel uit de Babylonische gevangenis hebben medegebragt, enz. Ik, die reeds voor twee jaren pococke en andere geloofwaardige mannen gelezen had, en alzo met de Oostersche landen en gebruiken bekend was, lees drie Euangelien, ook op vergunning van moeder, daarna het vierde, nadat zy echter de 17 eerste versen van het laatste overdekt had; en schryf myne aanmerkingen over 't een en ander, en den indruk, dien deze eerste lezing maakt, aan myne moeder. Nu, ene bejaarde vrouw, geef ik nog een woord vooraf, eer ik dien jeugdigen brief mededeel. Ik kryg zeer aangenaame vooruitzichten; wy zullen, namentlyk, buiten gaan wonen; gesprek over het landleven. Voorbereidend gesprek. Mietje krygt over haren brief een prysje. Het gesprek loopt over de waarde van den Christlyken Godsdienst, al ware die alleen maar bevestiging van hetgeen de Rede leert. Deszelfs voortreflykheid wegens de leer van een toekomend leven. Gevaar van een leven in onafgebroken voorspoed. Onze zedelykheid en ons geluk hangen byna geheel af van onze opvoeding; dit byna moeten wy echter nooit opgeven, of het is met Gods voorzienigheid en onze vryheid gedaan; dat God in zyne beöordeling gewis ook die omstandigheden in acht neemt. Dat
'er zedelyk kwaad wezen moet, enz. Een Hoofdstuk, dat wedersproken zal worden. Want het is een Brief myner moeder, waarin zy mynen brief over de Euangelien beändwoordt, en alzo zich uitlaat over de uitdrukkingen, Zoon van God, Heilige Geest, het zonden vergeven door Jesus, een ryk van boze geesten, bezetenen, den grond van Gods voorwetenschap, enz. waarover alle Christenen niet eenstemmig denken. Brief myner vriendin coosje, aan welke de vorige gezonden was, in andwoord, met hare opmerkingen, en die van hare moeder.Andwoord op den voorgaanden. Mietje ontmoet een Dominé, (zy had 'er nog nooit een anders dan op straat gezien) zo als wy hopen dat 'er weinigen zyn; de man is naar elders beroepen; men hoort den volgenden dag enen Proponent, (hoedanigen wy hopen dat 'er velen zyn, en dat niet lang Proponent blyven) met wien Dominé zyne visite hervat. Hoe veele aangenaame herdenkingen heb ik onder het schryven deezer Afdeeling! Want myne vriendin coosje brengt enige dagen by my door; wy praten braaf met moeder en gouvernante; maken versjes; onze meid bakt onverwacht flensjes, enz. Hebben de Protestanten gelyk, als zy zeggen: alle de schriften des N. Testaments kunnen gemaklyk verstaan worden door alle eenvoudige onderzoekers der waarheid? Myne moeder nam dit niet in
| |
| |
dien zin, dat ieder onderwys onnodig wezen zou. Ons reisje; in het rytuig praat moeder met de meisjes over de ongelovigen. Ons reisje. Deeze Afdeeling zal niet algemeen goedgekeurd worden. De landbouw is de edelste en eerwaardigste aller kunsten. Zyn boer zet men by zich, rookt met hem een pyp, drinkt met hem een flesch; maar dit doet men met zyn lyfknecht niet. Slaverny, vryheid, enz. Aankomst en verblyf op het Kasteel, van enen Gelderschen Graaf, by wien zich de Familie enige dagen ophoudt. In de nahuisreis praat men nu (voor de verandering) onder anderen over descartes leer, dat de beesten geen gevoel hebben; en over de Bybelsche uitdrukking, dat wy medeburgers der heiligen en huisgenoten Gods zyn, enz. Zo men gelukkig wil leeven, moeten wy ons wapenen tegen teleurstellingen; coosje moet onverwacht naar huis, mietje is daar grommig over, enz. Ik word voorbereid tot het leezen van de Handelingen der Apostelen, door een gesprek over de wonderwerken, en de zedelyke grootheid van Jesus en de Apostelen, onverminderd door hun uitzicht op toekomende vreugd, enz. Myne bedenkingen (waarom was Judas tot Apostel gekoren? - en over ‘het is eerst de derde ure,’ - en den dag, door joël bedoeld) en de aanmerkingen myner moeder over de twee eerste hoofdstukken van de Handelingen der Apostelen. - Ik zie een weinig van de waereld; 'er komt een lastig gezelschap. Ik lees druiven van doornen, door moeders onderrichtend gesprek na het aftrekken van die gasten. Bedenkingen over de opvoeding van jonge Juffrouwen, uit de nagelatene papieren myner zalige moeder, met enige tegenbedenkingen van ene harer vriendinnen, waaruit de Lezer kiezen kan. Tweede les over de
Handelingen der Apostelen. Hebben de Joden wel waarlyk Jesus uit onwetenheid gekruizigd? Terwyl in het vervolg onderzogt zal worden, hoe 't mooglyk was, dat paulus een vervolger werd, en behagen schepte in stephanus dood; by de oplossing van welke vraag het blyken zal, dat, als deze Apostel zegt, dat hy altoos voor god met ene goede conscientie heeft gewandeld, hier ene goede - ene ondoorzogte conscientie zal moeten betekenen; voor welke exegese wy de bewyzen verlangend te gemoet zien.
De Juffrouwen wolff en deren geven dit Werk in het licht; en gaarne geloven wy, dat zy gene nadere betrekking hebben tot dit Opstel, hetwelk ons echter voorkomt geschreven te zyn door ene of andere van hare Vriendinnen, die zich naar haren trant van schryven heeft gemodelleerd, tot zelfs in kleinigheden toe: haar aanpryzend Voorbericht, intusschen, is ons daarvoor borg; want van het recenseren harer eigene eijeren (gelyk de Hen in den Wandsbekker Bode) zou het onbeschaamd zyn haar te willen verdenken.
| |
| |
Meermalen zond men aan deze Dames ter beöordeling ongedrukte Werken, zo ook dit Werk reeds in 1794. Het droeg hare goedkeuring weg; en, na het oordeel van nog een paar kundige Vrienden ingenomen te hebben, gaven zy haar Imprimatur voor hetzelve eindlyk af. Het kwam haar voor, dat men een goed boek te meer op de catalogus van vaderlandsche werken zou kunnen schryven, het geen niet dan welgevallig kan zyn, voor allen, die, in onvervulde uuren, liever een goed boek leezen dan speelen. En als men dan volstrekt anders zou moeten spelen, kan men dit Boek daartoe gebruiken; daarvoor is het, ook in ons oog, dan goed genoeg, en bevat, schoon niets nieuws, echter hier en daar wel wat goeds. Intusschen zullen de Uitgeefsters ons verplichten, zo zy ons by ene volgende gelegenheid gelieven te berichten, hoe vele kinderen de oude matrone, die dit Boek geschreven heeft, toch wel heeft opgevoed? en in het byzonder, hoe velen zy 'er in den Godsdienst heeft onderricht?
De Dominés krygen in dit Werk hier en daar juist gene zeer aangename complimenten. Wy hopen niet, dat iemand van hun zich daarover toch enigzins moeilyk zal maken. Ene bejaarde Vrouw heeft dit Geschrift opgemaakt uit de nagelatene Portefeuille harer Moeder; en dus kan men het, in dit zo wel als in vele andere opzichten, letterlyk als oude wyven praat aanmerken.
|
|