Handboek voor Gochelaars, of Natuur- en Wiskundige Vermaakelykheden, Kunstjes met de Kaart en Gocheltasch, Gezelschapsspelen, &c. Met Figuren. Amsterdam, by W. Holtrop, 1802. In 8vo. 208 bl.
Dit boekje bevat, in een kort bestek, een vry duidelyk bericht van de gewoone konstjes der Gochelaars, zo van vroeger dagen, als van nieuwer uitvinding; gelyk ook een aantal rekenkundige en andere aardigheden, geschikt om een gezelschap te vermaaken. Tot een proefje zullen wy 'er uit overneemen ‘De door eenen zabelslag op haare s haduw gedoode Duif. Men bindt den hals van de Duif aan een dubbel sterk gespannen lint vast, het welk op twee zuilen rust. Tusschen de twee linten is een kleine, zeer scherpe, als een zikkel kromgeboogen staalen kling, verborgen. Deeze kling is aan een zyden koordje vast, dat, tusschen de twee linten, en binnen een der zuilen voortloopende, op 't laatst in de handen van den poetzemaaker komt. De hals van de Duif is aan een zyden ring vast, opdat hy niet voor- noch achterwaards zou kunnen schuiven. De Gochelaar, die doet, als of hy op de schaduw van de Duif wilde houwen, waarschuwt den poetzemaaker, door een afgesprooken zein, en deeze trekt aan de koord, de zikkel doorsnydt den hals van de Duif, en haar hoofd wordt oogenblikkelyk van het lichaam afgescheiden.’