| |
De Natuurkunde van des Menschen Geest, benevens de geschiedenis der Hartstochten en derzelver wonderbare uitwerking opgehelderd in zonderlinge Gevallen, door Dr. Alexander Crichton. Uit het Engelsch, met Aanmerkingen van L. Bicker. In twee Deelen. Iste Deel. Te Rotterdam en te Leyden, by Hendriksen en van Thoir. In gr. 8vo. 468 bl.
Zie hier een zeer keurig en uitvoerig Werk, over den aard onzer verstandelyke vermogens, zo in den gezonden als in den zieken staat, gelyk ook over de Hartstochten, waarin alles, wat tot deeze zaaken betrekking heeft, in een veel uitvoeriger en naauwkeuriger daglicht wordt voorgesteld, dan tot hiertoe had plaats gegreepen. De Vertaaling deezes Werks, oorsprongelyk in het Engelsch geschreeven, is ook uitmuntend uitgevoerd; terwyl de schrandere Aantekeningen van den Heere l. bicker, over veele hier voorkomende zaaken, een aanmerkelyk licht verschaffen.
Reeds voor meer dan zes jaaren vormde de Schryver het denkbeeld, om iets over deeze stoffe op het papier te brengen. Hy nam toen voor, een Werk te schryven, over de vereeniging tusschen Ziel en Lichaam:
| |
| |
doch hy ontdekte ras, dat hy, om hieraan behoorlyk te kunnen voldoen, een eindeloozen arbeid zou moeten onderneemen; dewyl hy dan niet alleen zou hebben moeten beschryven alle de verscheidene veranderingen, welke in het Lichaam, zo in den gezonden als in den ziekelyken staat, door den daadelyk werkzaamen menschelyken Geest, kunnen worden verwekt; maar ook zou moeten aantoonen alle de verschillende ziekelyke verschynzels, die in den Geest getooren worden, uit de wederwerking van het Lichaam, zo in den gezonden als in den ziekelyken staat. Schoon nu de Schryver dit plan te uitvoerig vond voor zyne bespiegelingen, en ook minder noodzaakelyk, omdat de Heer unzer zulks zeer wel had uitgevoerd, in een Werk, ten titel voerende: Erste grunde einer Physiologie der eigentlicher thierischen Naturthierischer Korper; zo had hy echter, by deeze gelegenheid, reeds te veel nagespeurd, met betrekking der wederkeerige werkingen van lichaamelyke en geestelyke vermogens, om de pen geheel neder te leggen: waarom hy zich nu, tot het onderzoek der ziekelyke verschynzels van den menschelyken Geest, bepaalde.
Omtrent dien tyd ontving de Schryver, juist van pas, uit Duitschland een uitvoerig Werk, ten titel voerende: Magazin zum Erfahrungsseelekunde, waarin hy een aantal zeer geloofwaardige en aanmerkelyke gevallen ontmoette van krankzinnige afdwaaling, of ongesteldheid van den Geest, op eene zeer voldoende wyze beschreeven, zonder oogmerk, om eenig byzonder Leerstelzel eenigzins te begunstigen. Dit Werk gaf eene nieuwe kragt en spoorslag aan de naspeuringen des Schryvers, die zich thans niet alleen aangedreeven voelde door zyne oude neiging, om iets merkwaardigs, over deeze stoffe, op het papier te brengen; maar ook door pligt: dewyl hy, thans den post van openbaaren Hoogleeraar bekleedende, het noodzaakelyk vond, die dingen grondig na te speuren, welke hy voornam aan anderen te onderwyzen. Na dat hy nu, zo door eigen onderzoek, als door het lezen van gemelde Magazin, en van andere Werken, welke hem in deezen opheldering konden geeven, de bouwstoffen, die tot zynen arbeid noodig waren, had verzameld, zette hy zich aan het schryven, en wel in eene Analytische orde, als best geschikt voor een voorwerp van
| |
| |
deezen aard. De voorwerpen der onderzoekingen van onzen Schryver zyn de oorzaaken der krankzinnigheid en de verschillende ziekelyke aandoeningen van 's menschen geest. De orde, waarin hy dezelve gerangschikt heeft, is gegrond op de overeenkomst der oorzaaken, welke de ontsteltenis van den geest gemeen heeft met alle anderen: zynde dezelve gevoegelyk te brengen tot de vier volgende klassen. 1. Natuurlyke of lichaamelyke oorzaaken. 2. Buitenspoorige oeffening der verstandelyke vermogens. 3. Eene onevenredige werkzaamheid van zommige dier vermogens. 4. De Hartstochten, of derzelver invloed.
De behandeling van het geheele Werk is op de gemelde verdeeling der oorzaaken gegrond. Hetzelve bestaat uit drie Boeken. In het eerste Boek onderzoekt de Schryver de lichaamelyke oorzaaken der krankzinnigheid en der overige ongesteldheden van den geest. In het tweede handelt hy over de verschillende ziekelyke veranderingen, waaraan iedere bekwaamheid van 's menschen geest onderhevig is, het zy wegens eene te sterke inspanning, of wegens eene oorsprongelyke of bekomene onevenredige werking. Waarop, in de derde plaats, de verhandeling over de Hartstochten volgt. De natuurlyke oorzaaken der krankzinnigheid, zo als de lichaamelyke uitwerkzels van verscheidene buitenspoorigheden, te weeten onmaatige hitte, schielyke overgang van koude in hitte en het tegengestelde, geweldige koortzen, zommige vergiften, enz. veroorzaaken ziekelyke aandoeningen in de levende vaste deelen, die vervolgens op de vogten werken. Sommige deezer klassen van oorzaaken werken het sterkst op het hart, de slagaders en de opslorpende vaten. Andere werken hoofdzaakelyk op de harssenen en zenuwen. Om derhalven de verschillende uitwerkzelen van deeze verscheidene oorzaaken te kunnen beoordeelen, moet men noodzaakelyk kennis hebben van het maakzel en de verrichtingen der levende vaste deelen. Hierom heeft de Schryver zyn Werk begonnen met een naauwkeurig denkbeeld te geeven van de Prikkelbaarheid (Irritabilitas) en Gevoeligheid (Sensibilitas); dewyl uit derzelver kennis veele stelregels voortvloeijen, op welke dikwyls wordt terug geweezen, die vooral strekken moeten, om de wyze te verklaaren, op welke de lichaamelyke gewaarwordingen verwekt worden, en de
| |
| |
verschillende begochelingen, voor welke ons verstand vatbaar is, open te leggen. De overige Hoofdstukken van dit eerste Boek handelen over het Zelfsgevoel, over het lichaamelyk Vermaak en Pyn, en over de Ylhoofdigheid: leidende dus tot eene algemeene doch beknopte Geschiedenis van de voornaamste toevallen dier schroomelyke kwaale, en tot het vaststellen van zekere kundigheden, betrekkelyk tot de onmiddelyke of naaste oorzaak derzelve.
Het tweede Boek handelt, in agt Hoofdstukken, doch waarvan maar vyf in dit eerste Deel verhandeld worden, over de natuurlyke en ziekelyke Geschiedenis van de Geestbekwaamheden: te weeten, over den Geest in het algemeen; over de Aandacht en de ziekten derzelve; over de Bevatting (Perceptio) en derzelver ziekten; over het Geheugen en de verbinding der denkbeelden, en de ziekten van die vermogens; en eindelyk over het Oordeel en deszelfs dwaalingen. De drie overige Hoofdstukken, in welke gehandeld wordt over den gezonden en ziekelyken toestand der Verbeelding, des Vernufts en des Wils, zullen, benevens het derde Boek, 't geen afzonderlyk in het breede over de Hartstochten handelt, het tweede Deel van dit Werk uitmaaken.
Het geheele Werk is met groote naauwkeurigheid en een waarlyk wysgeerigen geest uitgewerkt: komende in hetzelve alomme voorbeelden, aanmerkingen en redeneeringen voor, die voor alle beminnaars en beoeffenaars der Genees- en Bovennatuur-kunde van groot gewigt zyn. Tot een voorbeeld zullen wy hier mededeelen de wyze, op welke men eenigzins kan begrypen, hoe zommige zieken hunnen aanstaanden dood hebben kunnen voorspellen. ‘De doorgaande en gewoone indrukkingen, die op de uiteinden der zenuwen van de borst en buik, en alle de overige deelen van ons gestel, de uitwendige zinnen uitgezonderd, bestendig voorvallen, brengen geene geestbevattingen voort, die genoegzaam zyn, om onze aandacht in te neemen, zo lang het dierlyk bestaan volkomen gezond is. Geen gezond mensch voelt de spys in zyne maag, of de stoffen in zyne darmen bevat, of het bloed, dat door zyn geheele lichaam rondloopt, of de gal in zyne galblaas, enz. Edoch zodra eenig werktuig, of eenige rey van werktuigen, ontsteld is, of de stoffen, die 'er behoo- | |
| |
ren aangebragt te worden, zeer ontaard zyn, dan ontstaan 'er gewaarwordingen, die misschien onze aandacht te sterker tot zich trekken, voor zo verre wy, wegens haare duisterheid, altyd in twyffel zyn, uit wat oorzaak zy ontstaan, en welk uiteinde zy neemen zullen. Aan veelen van dezen zyn wy van onze kindsheid gewoon geworden, zo als verscheiden zoorten van pynen en ongesteldheden, gewaarwordingen van zwakheid, vermeerderde hitte, dorst, verlooren eetlust, verhaaste ademhaaling, enz. Deze, zo zy zich niet in een buitengewoonen graad opdoen, wekken zelden onze vrees op; want, vertrouwende op voorleden ondervinding, hoopt men, dat zy weder op herstelling van gezondheid zullen uitloopen. Maar als men eene nieuwe gewaarwording voelt, die ons op eene zeer ongewoone wyze aandoet, ontstaat 'er aanstonds vrees in des menschen geest. Stel, dat een bloedvat, in eenig inwendig deel, als in de holligheid van den buik, geborsten is, zo wordt de
persoon, wien dit overkomt, onbewust zynde, wat 'er wezenlyk gebeurd is, door de ongewoonheid van die gewaarwording eensklaps ontroerd; en als hy dan vindt, dat 'er schielyk eene verduistering van het gezicht, en een daadelyk verlies van kragten, op volgt, klimt zyne schrik terstond tot den hoogst mogelyken trap. Hy roept te vergeefs in, de hulp der ondervinding en herinnering, om te oordeelen, wat 'er gebeurd moge zyn; en de denkbeelden, die het natuurlykst met zyne vrees verbonden zyn, vertoonen zich derhalven onwillig aan zyne verbeelding. Dan het meest ontroerende van alle de denkbeelden, die de menschen in het algemeen van zich zelven vormen, is dat van hunne eigene ontbinding. En vermits zy weeten, dat deze gemeenlyk wordt voorafgegaan door ziekelyke gewaarwordingen, zo wordt, door de trapswyze wegzinking hunner kragten, dat denkbeeld opgewekt, en zy voorspellen hunnen dood.’
|
|