boekje moge pronken, blyft hy by ons toch een Kwakzalver, en wel een van de gevaarlykste zoort, omdat hy zyn bedrog met den zweem van geregelde beschouwende kennis weet te bekleeden. Wat men van zyne stellingen hebbe te denken, kan onder anderen daaruit blyken, dat hy zyn verhittenden Borstbalsem, zonder eenige bepaaling, aanpryst in de Longteering: terwyl echter niets zekerder is, dan dat, wanneer in de teeringachtige gestellen, gelyk veelal gebeurt, een verhitte en verdunde toestand des bloeds, met neiging tot ontsteeking, plaats heeft, niets nadeeligers kan bedagt worden, dan het gebruik van verhittende Balsemen. Zyne zogenoemde Anti-Impetigines hebben ook al iets van het Kwakzalverachtige, in zo verre zogenoemd Maagdengoud zie bl. 203) daar een ingredient van is. Een ieder weet immers, dat zuiver goud een volstrekt kragteloos middel is: terwyl hetzelve, op de eene of andere manier geoxideerd wordende, onder de gevaarlyke vergiften behoort.