hoorlyk te beoefenen, en door die oefening waarlyk gelukzalig te worden.
Zie hier eenige stellingen, die de Schryver meent voldongen te hebben: 'Er zouden min sterke beweeggronden tot de hoogste liefde, dankbaarheid en vertrouwen jegens God zyn, zo wy geene kennis hadden van de verhevene waarde der Verlossing, die Hy door Jesus Christus heeft laaten te wege brengen, en van het geheel buitengewoone middel, waardoor dezelve geschied, en waarop zy gegrondvest is; de Goddelykheid van den Verlosser. - Is Christus de waare God, dan staat eerst het goddelyk aanzien van den Bybel vast; dan eerst wordt dezelve een onbedriegelyk boek, het welk ons in het regte zaligmaakende geloof onderwyst. - Is Christus God, dan valt de oefening der gewigtigste Godsdienstplichten onuitspreeklyk veel gemakkelyker. - Wanneer ik het leerstuk van God den Vader, Zoon en Geest ontken, dan is myn geloof aan het Christendom onvolkomen. Beneem ik den tweeden Persoon aan de Godheid, dan is de Zoon, die my verlost heeft, een geheel ander, dan die, in wiens naam ik gedoopt ben. - Is Christus de waare God, dan houde ik my met blydschap bezig met alle goede werken, waartoe my het Christendom roept; doch is Hy het niet, dan zyn alle Christelyk goede werken, en met dezelven myn hooger geluk, verdweenen. - Ik moet my tot God bekeeren, en ik moet my tot Christus bekeeren. Hoe zal ik dat kunnen doen, zo Hy niet de waare God is? - Jesus heeft zelf uitdrukkelyk van zyne Godheid getuigd, en de overtuiging van deze waarheid voor ons onontbeerlyk gemaakt. Eveneens hebben de Apostelen de overtuiging van Christus Godheid ten grondslage gelegd, wanneer zy de beoefening des Christendoms aangeprezen hebben.
Wy twyfelen, of alle voorstanders van het lang betwiste leerstuk, 't welk aan Jesus, den Zoon van Maria, waar deelgenootschap der Goddelyke Natuur toekent, met de redeneerwyze van onzen Schryver wel instemmen zullen. In de keuze van bewysplaatzen uit de H. Schrift, voor de Leer, dat Jesus Christus de waare God is, is hy inzonderheid, onzes oordeels, niet zeer gelukkig. Weinigen, met de beste uitlegregels der gewyde Schriften eenigzins bekend, zullen hem daarin byvallen. Ook trekt hy de gevolgen, die hy meent,