| |
| |
| |
D.G. van der Keessel, Icti et in Academia Lugduno Batava Juris Civilis et Hodierni Prof. Ord. Theses selectae Juris Hollandici et Zelandici, &c. Dat is: Uitgeleezene Stellingen van het Hollandsch en Zeeuwsch Recht, ten gebruike zyner Toehoorderen in het licht gegeeven, door den Leidschen Rechtsgeleerde en Hoogleeraar, D.G. van der Keessel: om te dienen tot een Vervolg van de Inleiding van Hugo de Groot in 't Hollandsch Recht, en tot het beslissen van een aantal betwistbaare Stellingen uit het Hollandsch Recht. Te Leyden, by S. en J. Luchtmans. In gr. 4to. 345 bl.
Voor een ieder, die ergens, met een volkomen goed gevolg, de Rechtsgeleerde Praktyk zal uitoeffenen, is niet alleen noodzaakelyk de kennis van den geheelen omtrek van het Roomsche Recht, zo als hetzelve in de boeken der Pandekten is begreepen; maar daarenboven dient hy de gronden te kennen der gewoone manier van Rechtspleeging, die plaats heeft, by die Rechtbank, by welke hy heeft voorgenomen, als Advocaat of Procureur, te dienen. Heeft derhalven iemand geene gelegenheid gehad, om zich deeze Weetenschap op de Hooge-Schoole eigen te maaken, dan zal hy het voorbeeld dienen te volgen van den grooten binkershoek, die, van de Academie komende, zich een geheel stelzel van Hollandsch en Zeeuwsch Recht, door eigen vlyt, verzamelde. Men vindt wel veelen, die meenen, dat het Hedendaagsche Recht alleen kan geleerd worden, door het gebruik, en door de raadpleegingen, in de byzondere voorkomende zaaken te houden. Doch op zodanig eene wyze zou men alleen bekomen eene losse weetenschap, beroofd van die beschouwende gronden, welke noodig zyn, om daarvan een gepast en beredeneerd gebruik te maaken.
Met zeer veel reden heeft men het dus aan eenige onzer Hooge-Schoolen, en vooral aan de Leidsche, noodig geoordeeld, dat niet alleen het geheel Roomsch Burgerlyk en Lyfstraffelyk Recht, in zyn geheelen omvang, zou worden onderweezen; maar ook, dat 'er, buitendien, een gepast onderwys in het Hedendaagsch Recht zou plaats hebben. Want men kan maar van
| |
| |
weinig jonge lieden verwagten, dat zy, gelyk de groote binkershoek, in staat zullen zyn, zich, door onvermoeide vlyt en met eene behoorlyke oordeelkunde, uit de zo menigvuldige Hollandsche Wetten en Statuten, een voldoend stelzel van Hedendaagsche Rechtsgeleerdheid te verzamelen.
De post van Hoogleeraar in het Hedendaagsche Recht aan den Heer van der keessel opgedraagen zynde, moest hy natuurlykerwyze eene keuze doen, uit de verschillende manieren, op welke die Weetenschap zou kunnen onderweezen worden. Gaarne had hy het zo geschikt, dat hy dat geheel onderwys had kunnen brengen tot algemeene hoofdstukken, aanwyzende, met welk verschil dat zelfde Recht in de verschillende Gewesten en Districten der voormaalige Vereenigde Provincien wordt uitgeoeffend. Dan hy vond de beginzelen van Rechten, naar welke men op verschillende plaatzen de uitoeffening daarvan had geschoeid, zo verschillende, dat zodanig een geheel onmogelyk, en ook veel te uitvoerig zou worden, voor een Academisch onderwys. Hy vond het dus dienstiger, het voorbeeld te volgen van schrassert, timmerman, van wezel, hamerster en anderen, die zich voornaamelyk, tot het Statutaire Recht hunner woonplaatzen, hadden bepaald, en dus een Hedendaagsch Recht te onderwyzen, het geen voornaamelyk voor ingezetenen van Holland en Westvriesland van dienst zou kunnen zyn.
De Schryver vond in dit vak een uitmuntenden voorganger, in den onsterffelyken hugo de groot, die, in zyne Inleiding tot de Hollandsche Rechtsgeleerdheid, met eene onbegrypelyke kortheid en duidelykheid, alles, wat hem, aangaande deeze zaaken, bekend kon zyn, heeft byeen verzameld, en teffens alles in zodanig eene orde heeft geplaatst en verklaard, dat hy, door alles op te haalen uit de natuurlyke bronnen en de burgerlyke instellingen, eene wonderlyke overeenstemming der wetten heeft daargesteld: waarby nog komt, dat, daar de Hollanders zich van ouds meer op den Koophandel hebben toegelegd, dan de bewooners der overige Gewesten, hier ook geleerd wordt het hoofdzaakelyke van al het geen, dat betrekking heeft tot de Zeeschaden, de Assurantien, de Wisselbrieven, en andere dingen, tot den Koophandel betrekkelyk;
| |
| |
waardoor dit Werk niet alleen van de grootste noodzaakelykheid is voor de Hollandsche Rechtsgeleerden, maar ook voor die van andere Gewesten. Met het grootste recht koos dus onze geleerde Schryver het Werk van grotius tot den leiddraad, dien hy in zyne Lessen wilde volgen; en wel op zulk eene wyze, dat hy het Hollandsch Recht zodanig uit grotius zou verklaaren, dat hy daarby teffens zou kunnen aanwyzen het Zeeuwsche Recht, 't welk, in de meeste zaaken, met het Hollandsche overeenstemt, doch hetzelve ook zomtyds voorlicht en aanvult.
Dan daar dit uitmuntend Werk van grotius geschreeven is in het Jaar 1619, spreekt het van zelven, dat alle na dien tyd gemaakte Wetten, en alle nieuwere Decisien der beide Gerechtshoven, aan hetzelve moeten ontbreeken. Daarenboven is dit Boek geschreeven met eene byzondere beknoptheid, en in eene zeer zuivere Nederduitsche taal, geschikt naar den smaak dier tyden; waardoor echter zomwylen eenige duisterheid gebooren wordt, welke de opheldering van een kundigen Rechtsgeleerde vordert, die zorge behoort te draagen, om dat geene, 't welk grotius al te beknopt gesteld heeft, behoorlyk uit te breiden; gelyk ook, om de, heden ten dage, uit het gebruik geraakte Nederduitsche Rechtskundige uitdrukkingen, in het Latyn over te brengen, in zodanige bewoordingen, aan welke zy, die, gelyk betaamelyk is, vooraf in het Roomsche Recht onderwys genooten, meer gewoon zyn.
Nog valt aan te merken, dat grotius, op zommige plaatzen, het Roomsche Recht aanhaalt, doch alleen om hetzelve, openbaar of stilzwygende, tegen over het Hollandsche Recht te stellen; terwyl hy op andere, uit het Burgerlyk Recht, alleen dat geene daarstelt, 't geen thans te pas kan komen, en wederom elders, door het verklaaren van het Roomsch Burgerlyk Recht, stilzwygende te kennen geeft, dat hetzelfde voor Hollandsch Recht moet worden gehouden. In deezen wordt derhalven het geoeffend oordeel van een bekwaamen uitlegger gevorderd, om niet alles op denzelfden voet te behandelen, maar van zo veele verschillende manieren van voorstellen alomme de waare meening van den Schryver in een helder daglicht te stellen.
Het gezag van grotius is ook niet in alle gevallen hetzelfde. Wanneer hy als getuige spreekt, over het
| |
| |
oud Hollandsch Recht, of over de zeden en beoordeelingen zyner tyden, dan is zekerlyk het gezag van hem, als van een oprecht en ervaren man, zeer gewigtig. Geheel anders is het, wanneer hy betwistbaare stukken, uit het Roomsche Recht, voorstelt, en ons dus voornaamelyk te kennen geeft, hoedanig dezelve, in zyne tyden, wierden begreepen. Wanneer in deezen een ander gevoelen meer overeenkomstig schynt met de waare gronden van het Recht, mogen wy veilig van grotius afwyken, en liever tegen zyne beslissingen stemmen. Een merkwaardig voorbeeld hiervan geeft de gewoone, doch buiten twyffel verkeerde-stelling, om het Erfrecht ab intestato tot den tienden graad, in den bloede, te bepaalen. Waarby nog valt aan te merken, dat grotius ook zomwylen iets, uit het Roomsche Recht, heeft overgenomen, 't geen niet met de gronden der Hollandsche Rechten schynt in te stemmen: terwyl hy elders zaaken vergeeten heeft, die geenzins met de Analogie van het Vaderlandsche Recht schynen te stryden.
Daar 'er nu zo veel by dat geene, het welk grotius verzameld had, uit laatere stukken moest gevoegd worden; daar zo veele, door hem vermelde zaaken, eene uitvoerige opheldering, of ook wederlegging, vorderden; is het niet te verwonderen, dat de verklaaring van het Hollandsch Recht, volgens deeze beginzelen, door den Hoogleeraar van der keessel, opgesteld, tot eene aanmerkelyke uitgebreidheid is uitgedyd: zo dat zyn H. Gel., om dit stuk, zo als het behoort, aan zyne Toehoorders mede te deelen, daarover, geduurende twee volle Academische jaaren, zes maalen ter weeke, les moet houden; waardoor hy alleen voor die geenen van dienst kan zyn, die zich, zo als het behoort, geduurende een aantal jaaren in de Rechten oeffenen. Om intusschen ook van eenig nut te kunnen zyn voor die geenen, welken het niet gelegen komt, zo lang, als wel dienstig was, aan de Hooge-Schoole te blyven, is hy op de gedagte gevallen, om dat geene, 't welk door grotius vergeeten was, of dat naderhand was veranderd, of 't geen nog heden niet ten vollen in het Hollandsch Recht is beslist, by wege van korte stellingen, by elkanderen verzameld, in het licht te geeven; zodanig, dat het Werk van grotius hierdoor ten vollen opgehelderd en vermeerderd, en
| |
| |
alleen dat geene, 't welk tot bewys dier stellingen dienen moet, voor het Academisch onderwys van den Geleerden Schryver zou worden voorbehouden.
Van harten wenschen wy het Publiek, en inzonderheid de jonge Rechtsgeleerden geluk, met dit voortreffelyk Werk, 't welk, in een zeer klein bestek, een schat van Rechtsgeleerdheid bevat, die voor hun anderzins niet, dan door het besteeden van oneindig veel moeite en tyd, zou te bekomen zyn. Ook vleijen wy ons, dat, daar in dit Werk een groot aantal voorheen geweldig betwistte zaaken zeer duidelyk worden bepaald, hetzelve zal kunnen dienen tot het voorkomen van veele onnutte pleitgedingen.
|
|