der bewyzen, door bérith bygebragt, om de vervulling der aangevoerde texten uit de Profeeten in de lotgevallen des gezegenden Verlossers te vinden, willen wy niet in geschil treeden. Daar zyn Eerw. erkent, vooral in de eerste en laatste Leerrede, de Hoogleeraars muntinghe en greve als leidslieden gevolgd te hebben, zou zulks by zommigen geen ongunstig vooroordeel kunnen inboezemen. Ten aanzien der laatste Leerrede zy het ons geoorlofd aan te merken, dat het, in ons oog, gebrek aan gezond oordeel en goeden smaak verraadt, dat Do. bérith, ter gelegenheid der bedieninge van het H. Avondmaal, heeft kunnen goedvinden, zyne Gemeente te onderhouden over het vermaard Geschil, raakende het oogmerk en de uitwerking des Doods van christus, in een uitgerekt Vertoog, 't welk ruim een derde gedeelte deezer Verzamelinge beslaat. Indien ooit, immers by zulk eene gelegenheid behoorden alle geschillen van den predikstoel geweerd te worden, als veelal onbestaanbaar met de vreedzaame gevoelens, om welke in te prenten die Liefdemaaltyd uit zynen aart is berekend. Over 't geheel genomen zyn wy van oordeel, zonder dat wy ons aantrekken, magtspreuken uit de hoogte te hebben uitgebromd, dat het leezende Publiek 'er niet veel by zou verloren hebben, indien de reeds hoog opgestapelde hoop van Kerkelyke Leerredenen met deezen bondel niet ware vermeerderd geworden.