Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1803
(1803)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 33]
| |
Vervolg der Proeve, om de verheffing van het diepvervallen Fabrykwezen te vereenigen met de belangen van den Koophandel, de Zeevaard en den Landbouw; bestaande in eene Memorie en een Adres, tot handhaving der Publicatie van 26 Feb. 1802. Beiden van wege zeer veele Fabrykanten aan het Staatsbewind ingediend, door Pieter Vreede. Te Haarlem, by A. Loosjes Pz., 1802. In gr. 8vo. 73 bl.Van de Proeve, waarop het bovengemelde Stukje ten vervolge dient, hebben wy gewaagdGa naar voetnoot(*). Aanleiding tot het vervaardigen van 't zelve gaf een Request eeniger Amsterdamsche Commercie-Huizen; en is het tot wederlegging daarvan ingericht. Dit Request was, volgens eene openbaare aankondiging, in de Amsterdamsche Courant te wagten; waarop men te raade werd, ook deeze Proeve tot wederlegging, ten dien eigensten dage, in de Bataafsche Courant te plaatzen. Niet ongepast is des Schryvers aanmerking, dat een Nieuwsblad geen geschikte plaats is voor zulke Stukken. ‘De plaats, waar ze doorgaans geleezen worden, is te woelig - de tyd te bepaald - het getal der Leezers te groot, om 'er die aandagt aan te besteeden, die het belang van het onderwerp vordert. - Redenen genoeg, zo ik meen,’ voegt hy 'er nevens, ‘om myn besluit te billyken, om, niettegenstaande deeze voor my onverwagte plaatzing in de Courant, met myne onderneeming, die reeds ten halve gevorderd was, voort te vaaren, indien al het stuk, op zichzelven beschouwd, niet een duurzaamer aanweezen, door eene meer geschikte uitgave, zoude mogen waardig geacht worden.’ Wy billyken ten hoogsten deeze handelwyze, daar het Stuk eene gezette overweeging verdient, en als van het hoogste belang voor een talryk deel van 's Lands Ingezetenen en den Lande in 't algemeen moet aangemerkt worden. De bekwaame pen van vreede is gespitst ter wederlegginge van Party, die eene der Fabryken gunstige Publicatie van 26 Feb. des Jaars 1802 bestrydt. Wy kunnen ons tot geene opgave van de meesterlyke trekken, daarin voorkomende, inlaaten; doch willen allen, die belang stellen in het Fabrykweezen deezes Lands, wel aanmaanen, om dit Stukje by het voorige te voegen, en met eene aandagtige leezing te verwaardigen. Dan, behalven dit van elders bekende Stuk nu op eene | |
[pagina 34]
| |
voegelyker wyze in het licht gezonden, komt 'er ons tevens ter hand, een onbekender Stuk, getiteld: Adres van Fabrikeurs, in Laaken en Wolle Stoffen, te Leyden, Delft, den Bosch, Tilborg, Oosterwyck en Geldorp, tot het onverwyld in werking brengen van het Nationaal Teken, aan Binnenlands gewerkte Goederen, vastgesteld by de Publicatie van 26 Feb. 1802. en tot maintien derzelve Publicatie, aan het Staatsbewind der Bataafsche Republiek. Dit Adres is met veel vuurs, aandrangs en klems opgesteld. Men oordeele des uit dit slot: ‘Wy voor ons zullen vertrouwelyk afwagten den uitslag uwer tegenwoordige Raadpleegingen. Nog durven wy ons vleijen, dat gy onverzettelyk zyn zult, in het doorzetten en voltooijen van uwe zo belangryke onderneeming, en dat gy noch afwykingen noch bypaden zult goedkeuren noch gedoogen; afwykingen of bypaden, die voorzeker, zonder de geheele zaak te vernietigen, niet zouden kunnen worden aangenomen. - Met dit gunstig vooruitzigt althans kunnen wy ons voor het oogenblik bevredigen; maar moeten ook met zo veel bescheidenheid als rondborstig verklaaren, dat wy onze belangen en bezittingen niet verder ten prooi kunnen laaten aan zo veel tegenwerking en onzekerheid. Nemaar, dat wy, de regtmaatige bescherming moetende missen, die wy als nog zyn wagtende, in dat zo ongezien als noodlottig uiterste, en nu voor als dan, van u te gemoete zien den ophef van die wetten, waar by verboden wordt Fabrykgereedschappen en Werktuigen naar Buiten 's Lands te verzenden, ten einde ons in de gelegenheid te stellen, om die zo kostbaare Gereedschappen en Werktuigen, die als dan nutteloos in onze handen geworden zyn, aan Buitenlanders te verkoopen, die hunne waarde weeten te waardeeren, ofte onze Fabryken elders te vestigen, waar zy dag aan dag alle aanmoediging genieten, die het onschatbaar belang van haar aanweezen regt geeft te mogen verwagten.’ |
|