Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1803
(1803)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 29]
| |
A. Kluit, Historie der Hollandsche Staatsregeering, tot aan het Jaar 1795; of Geschied en Staatkundig Onderzoek, in welken zin de Staaten van Holland, geduurende de Republikeinsche Regeering, zyn geweest de wettige Souvereine Vertegenwoordigers van het gansche Volk van Holland, of der geheele Natie. Met veele onuitgegeevene Bylagen. Iste Deel. Te Amsterdam, by W. Brave, 1802. In gr. 8vo. 520 bl.De van zyne vroege jeugd af werkzaame Hoogleeraar kluit heeft die werkzaamheid, met het klimmen zyner jaaren, niet verlooren. Veelvuldig zyn 's Mans Schriften met, en eenige zonder zyn Naam, doch naderhand door hem geëcht, van tyd tot tyd, in het staatkundig vak, uitgekomen. Met den aanvange van zyn Berigt, voor het opgemelde Werk geplaatst, schryft hy, ter staavinge van dit te nedergestelde: ‘Toen ik met den dwarrelwind der Revolutie, in den Jaare 1795, benevens myne hooggeachte Amptgenooten boers en pestel, Professoren aan de Leydsche Universiteit, wierd medegesleept, en met hun, onverdiend, van myne Waardigheid ontzet; dacht ik mynen tyd niet beter te kunnen besteeden, dan, met bybehouding van andere geliefde Oefeningen, my bezig te houden met onze Vaderlandsche gebeurtenissen, aangelegenheden en belangen, die my altyd na aan het harte lagen. Ik ontwierp dan, in dien tusschentyd, eene schets eener zoogenoemde Statistiek onzer Vereenigde Nederlanden, of Staatkundige Huishouding onzes Vaderlands, in alle takken en voorwerpen, sedert deszelfs aanweezen en voortduurend bestaan, door welker inrichting de Nederlanders, geduurende meer dan twee Eeuwen, eene aanmerkelyke rol op het groot tooneel, niet alleen van Europa, maar bykans van het geheele Wereldrond, gespeeld hebben; en zulks in hoope, dat 'er een tyd zou komen, dat meerdere bedaardheid, by veelen onzer Landsgenooten, en de zulken, die 't bestier van zaken in handen kreegen, my van zelve weder in mynen ouden stand en waardigheid terug zoude brengen, of, gelyk het de tegenwoordige Curatoren der Academie, by het Besluit myner Herstelling van 6 Feb. 1802, uitdrukken, my aan 's Lands Universiteit wedergeeven; om als dan, ten dienste van de Vaderlandsche Jeugd, overeenkomstig mynen post, van deze Statistiek een vruchtbaar en voordeelig gebruik te maaken. Maar ook gaf die stilzate my eene gunstige aanleiding, om, by verpoozing, aangemerkt de tyden, die wy beleeven, naaukeuriger en gezetter te onderzoeken, en, zonder inmenging van eenige partydigheid, zooverre zulks mogelyk ware, na te spooren, wat 'er voormaals geweest zy van het zedert | |
[pagina 30]
| |
1795 zoo hoog opgeheven geroep van 't Vertegenwoordigen des Volks, en in hoe verre zoodanige Vertegenwoordiging voorhenen, al of niet, hebbe plaats gehad; waartoe ik de gansche Geschiedenisse der voorige, nu afgeschafte, Statenregeering dacht te moeten doorloopen, met bygevoegd besluit, om in 't zelve onderzoek niets in te brengen, dan zuivere en onpartydige waarheid, gestaafd met de onwraakbaarste bewyzen; en dit stuk, by bekwaame gelegenheid, ten nutte myner onderricht zoekende Landgenooten, door den druk gemeen te maaken.’ Eenen verwytenden oogslag werpt de herstelde Hoogleeraar op de groote gebeurtenis des Jaars 1795, met hetgeen daarby plaats hadt en daaruit voortvloeide; en doet zich weder voor, ‘als een Voorstander van de grondbeginzelen van Vryheid en Gelykheid, mits wel begreepen en behoorelyk bepaald, en op de verscheidenheid der Staatsvormen en behoeften der Ingezetenen en Natiën voorzichtig toegepast;’ zich onder andere beroepende op een door hem in den Jaare 1793 uitgegeeven Stukje, getiteld, De Rechten van den Mensch in Frankryk geen gewaande Rechten in Nederland, of betoog dat die Rechten by het Volk van Nederland in volle kragt genooten wordenGa naar voetnoot(*); en treedt te voorschyn als de Man, ‘die ook altyd een Voorstander was van de Representative Staatsregeering, zo als zy, korten tyd na de Afzweering, met onderlinge toestemming van 't gansche Volk, gelyk men het toen beschouwde, wierd aangenomen en omhelsd.’ Hy voegt 'er nevens: ‘Hiermede kwam ik openlyk te voorschyn, zelfs in vroeger dagen, toen men, aan dat denkbeeld minder gewoon, het gevaarlyk mogte oordeelen, om stellig te zeggen, dat de Staaten niet anders konden aangemerkt worden dan als Vertegenwoordigers der gansche Natie, of als Representanten des Volks; zoo dat ik, spreekende van der Staaten Souvereiniteit, als de hoogste Overheid, dezelve nooit anders beschouwde dan als eene zoogenoemde Representative Staatsregeering, die alleen geschikt was om de belangen van het Volk te behartigen, en dat der Staaten gezag niet anders was, dan 't Volksgezag, uitgeoefend, langs bekende vormen en regelen, door zoodanige Leden, Burgers en Ingezetenen, als by de Privilegien, tot wier instandhouding zoo veel bloeds vergooten was, daartoe bevoegd verklaard waren. - Om dit nader op te helderen, en Geschiedkundig uit te maaken, achtte ik thans het tydstip zeer gepast en geschikt, nu de Republiek en haare Regeeringstoestand, na verloop van ruim zeven Jaaren, eene meerdere vastigheid gekreegen heeft, en | |
[pagina 31]
| |
gebracht is in zoodanigen stand, (door wat middelen laat ik daar) van welken het scherpst doorziende oog van geene der drie te vooren worstelende partyenGa naar voetnoot(*), by den gewapenden inval der Franschen, en daarmede gepaard gaande Revolutie, eenig denkbeeld heeft kunnen maaken, en aan welk gebeurde dit myn onderzoek geen het minste nadeel toebrengen kan.’ Dus breed hebben wy, met 's Hoogleeraars eigene woorden, het doel deezes schryvens opgegeeven. Onze Leezers zien 'er uit, hoe dit Werk bestemd is om 's Mans vaak betwiste Staatsleere te verdeedigen. Of hy het stuk hiermede uitgemaakt hebbe, is eene andere zaak. Beleezenheid in de Vaderlandsche Geschiedenisse, meer dan gemeene kunde in oude en zeer schaarsch of niet bekende Staatsstukken en Papieren, zal niemand hem ontzeggen; doch over de wettigheid der daaruit getrokkene gevolgen zal niet alleen veel twyfels kunnen vallen, maar deeze zelfs aan veel tegenspraaks blootgesteld blyven; en dit omslagtig Werk niet min tegenschryvers de pen op het papier doen zetten, dan tegen hem, by voorgaande gelegenheden, opkwamen; zo men anderzins het nog zaak rekent, om, by eene meerdere Verlichting ook in dit vak, belangs genoeg te stellen in de zo zeer aan verschillende uitleggingen blootstaande, dikwyls duistere en niet wel zamenhangende Staatsstukken en Bescheiden. Over 't algemeen heerscht in het Werk de beslissende schryftrant, den Heere kluit eigen; alsmede eene uitvoerigheid, en omkleeding van denkbeelden, die menigmaal de klaarheid schuil doet gaan. Laaten wy den Inhoud opgeeven. - Inhoud van 't eerste Hoofd-onderwerp. ‘De Staaten van Holland waren, geduurende de Republikeinsche Regeering, de wettige Souvereine Vertegenwoordigers van het gansche Volk van Holland, of der geheele Natie.’ Dit is begreepen in de XXIII Hoofdstukken, waarvan de XI eerste, in dit Boekdeel bevat, de volgende Vraagen, daarin beantwoord, tot Opschriften voeren: I. Wat verstaat men door Staten van Holland? II. Welke was de wettige macht der Hollandsche Graven? III. Welke was de macht en 't recht der Staten onder de Graven? IV. Welke verandering hebben die Staten ondergaan, sedert 1572? V. In wat licht verschynt de Stadhouder voor en sedert 1572? VI. In wat licht verschynt de Stadhouder sedert 1574 en by de Unie met Holland 1575? VII. In wat licht verschynt de Stadhouder by en door de Unie van Holland en Zeeland, den 25 April 1576? VIII. Welke veranderingen kwamen hier in door de | |
[pagina 32]
| |
Gentsche Vrede 1576 den 8 November? IX. Is hierin ook verandering gekomen door de Unie van Utrecht, den 23 Jan. 1579, zoo ten aanzien des Stadhouders, als der Staten en des Volks? X. Welke grondwettige verandering maakte hier in de Afzweering des Konings, den 26 Julie 1581, zoo ten aanzien des Stadhouders, als der Staten en des Volks? XI. Welke verandering maakte hier in de Opdracht van den Graaflyken titel aan willem den I? - De volgende Punten, tot dit eerste Hoofd-onderwerp behoorende, zullen in een volgend Deel behandeld worden, by welks uitgave wy dezelve zullen mededeelen. Veel hebben wy in het tegenwoordige aangetroffen, tot opheldering van 's Lands Geschiedenissen, in de gemelde Tydvakken, betrekkelyk: de daaruit getrokkene gevolgen, en rechtstreeksche of zydelingsche steeken op anders denkenden en het onlangs in den Vaderlande gebeurde, laaten wy voor 's Schryvers rekening. De veelvuldige Bylagen hebben voor de Geschiedenis niet weinig verdiensten; bovenal het Byvoegzel tot de Bylagen, pieter adriaansz. van de werff betreffende, waarin wy van dien beroemden Leydenaar oorspronglyke Berigten aantreffen, nergens zo volkomen te vinden. Het speet ons, dat wy hier niet meer van dien Vaderlander aantroffen, dan tot het oogmerk van kluit in deezen diende: dan wy kreegen hoope, om dit ontbreekende, ten eenigen tyde, te zullen ontvangen. ‘Mogelyk,’ luidt het schryven des Hoogleeraars. ‘komt de tyd, dat het geheele Leeven van van de werff, door de een of andere kundige hand, met behulp van deze en veele andere stukken, in het licht gebragt worde.’ - Tot het hier medegedeelde, van de werff betreffende, was de Heer kluit in staat geraakt, zedert hy onder zyn oog gekreegen hadt, niet alleen alle de nagelaaten Papieren en Geschriften van de Heeren frans van mieris en den Oud-Griffier daniel van alphen, hem gunstig medegedeeld door den Heer w.j. van noort, die dezelve thans uit den boedel van zynen overledenen Schoonvader, den Griffier van manloë, bezit, en by welken alle de Afschriften van de oorspronglyke Brieven en Papieren van van de werff, zo als zy door van mieris en van alphen zyn afgeschreeven, worden gevondenGa naar voetnoot(*); maar zedert ook de Heer Mr. h. de wildt, Oud-Burgemeester van Leyden, hem het genoegen deedt, om de oorspronglyke Brieven en Papieren zelve van p.a. van de werff, thans door hem bezeten, in te zien, en daarvan gebruik te maaken. |
|