Iets, over traanen.
Ik onderscheid de Traanen in vyf soorten. De eerste en meest algemeene zyn de zulken, welke uit Lyden en Droefheid ontstaan; zy vloeien als onnoodig geplengd water, en haar geweldige vloed stroomt nutloos daar heen.
De tweede soort van Traanen, als van de echtste en schoonste natuur, perst ons de Vreugde af; het zyn edele planten, uitgesproten in den voortreffelyken grond des tot medelyden gestemden Menschenvriends.
De Vader der derde soort heet Gramschap en Woede; vergiftig is het Land, welk dezelve voortbrengt. Aan hun, welke ik dezelve zag storten, zou ik nooit myn vertrouwen schenken.
De vierde soort, als de lafsten van allen, zonder waardye en zout, zyn die der Verliefden; - ik bedoel hier de traa-