Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1802
(1802)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 662]
| |
Eenige buitengewoone bedryven en gewoonten der Hindoos. Door Sir John Shore, Voorzitter van de Asiatische Societeit.(Vervolg en Slot van bl. 400.)
Dat het Kindermoorden ooit ergens zo algemeen zou weezen, dat het als eene gewoonte vermeld worde by eenig Geslacht van Menschen, of by eenige Secte, vordert de onbetwistbaarste baarblyklykheid om geloofd te worden; en het smert my te moeten zeggen, dat de algemeene handelwyze, wat Kinderen van het Vrouwlyke Geslacht betreft, volkomen beweezen is, ten opzigte van een byzonderen Stam op de grenzen van Juanpore, een gedeelte van het Landschap Benares, paalende aan het Land van Oude. Een Stam van Hindoos, bekend onder den naam van Rajekoomars, woont aldaar; en men ontdekte eerst in den Jaare 1789, dat de gewoonte om de Meisjes ten dood te brengen, door de Moeders dezelve te doen dooden, 'er zints langen tyd plaats gegreepen hadt, en nog vry algemeen by hun in zwang ging. - De Resident te Benares, een reis door het land doende, waar de Rajekoomars woonen, vondt zich in de gelegenheid om het bestaan van dit gebruik onder hun volledig te bevestigen uit hunne eigene bekentenissen. Hy verkeerde met veelen; allen erkenden zy het onbewimpeld; maar allen beleden de wreedheid niet, in dit bedryf gelegen. De eenige reden, welke zy bybragten om dit ontmenschte gebruik te vergoelyken, was de groote koste om de Dogters op eene voeglyke wyze uit te huwelyken, indien zy dezelve lieten leeven en opwassen. - Met eenig genoegen mag ik 'er byvoegen, dat die gewoonte, schoon veelal in gebruik, niet volstrekt algemeen was; dewyl natuurlyke toegenegenheid, of eenige andere beweegreden, de Vaders van zommige Rajekoomar-Familien bewoogen hadt, om één of meer van hunne Vrouwlyke Afstammelingen voor dat deerlyk lot te behoeden, en op te brengen; doch de voorbeelden, dat 'er meer dan ééne Dogter gespaard was, waren zeer zeldzaam. Eén Dorp slegts maakte eene volkomene uitzondering op dit algemeen gebruik; en de Rajekoomarsche Berigtgeever, die dit vermeldde, veronderstelde, dat de Inwoonders gezwooren, of zich plegtig verbonden hadden om de Meisjes groot te maaken. Ten bewyze van hetgeen hy omtrent dit Dorp gezegd hadt, voegde hy 'er nevens, dat verscheide oude Vrysters van den Rajekoomarschen Stam toen nog daadlyk | |
[pagina 663]
| |
leefden; en dat haar ongehuwde staat ontstondt uit de bezwaarlykheid om voor dezelve Egtgenooten te krygen, ter oorzaake van de groote kosten, die 'er liepen op het Huwelyk onder deeze klasse van Menschen. Het valt natuurlyk, dat men hier vraage, op welk eene wyze een geslacht van Menschen kan blyven bestaan, by de volharding in dit aangeduide afschuwelyk gebruik? Om op deeze Vraag te antwoorden, stellen myne ingewonne bescheiden my in staat. Deels dienen hiertoe de uitzonderingen op de algemeene Gewoonte, die plaats greepen by de meergegoeden onder de Rajekoomars; dit was byzonder het geval der zodanigen, die geen Jongens verwekten: dan wel voornaamlyk kwamen hier te stade de Huwelyken, aangegaan met andere Rajepoot-Familien, tot welke de Rajekoomars door noodzaaklykheid gedrongen werden. Een verbod, aangedrongen door de aankondiging van de zwaarste tydlyke straffen, zou weinig kragts gehad hebben, om eene Gewoonte af te schaffen, welke stand gegreepen hadt, in weerwil van de gevoelens der menschlykheid en natuurlyke genegenheid: men nam, derhalven, de toevlugt tot den Godsdienst, welken de Rajekoomars beleden, om daarmede een Burgerlyk Bevel te staaven. Op dit beginzel stelde men eene Verbintenis op, by welke zy zich verpligtten om in 't vervolg naa te laaten de ontmenschte gewoonte om hunne Meisjes ten dood te brengen; deeze werd ter ondertekening aan de Rajekoomars gezonden. En naardemaal men ontdekt hadt, dat die zelfde Gewoonte, schoon in eene mindere maate, plaats greep by een kleinderen Volksstam in het Landschap Benares, onder den naam van Rajebunses bekend, werden 'er, ten zelfden tyde, maatregels genomen, om deezen de ontmenschtheid te doen bezeffen van dit bedryf. Hun werd ter ondertekening aangeboden het zelfde stuk, 't geen men aan de Rajekoomars hadt voorgelegd. Het volgende is 'er een Afschrift van: ‘Dewyl het ter kennisse gekomen is aan het Gouvernement van de lofwaarde Oost-Indische Maatschappy, dat wy, die tot den Stam van de Rajekoomars behooren, niet toelaaten dat onze Kinderen van het Vrouwlyke Geslacht in leeven blyven; en naardemaal dit een groot Misdryf is, en als zodanig vermeld wordt in de Brehma Bywant PoorahGa naar voetnoot(*), waarin gezegd wordt, dat zelfs een onvoldraage Vrugt te dooden even misdaadig is als het ombrengen van een Brahman, en dat het dooden van een Meisje of Vrouw gestraft zal worden met de Rerk of Hel, genaamd Kat Shootul, voor zo veele | |
[pagina 664]
| |
jaaren als 'er hairen op dat Vrouwlyk Lichaam zyn, en dat vervolgens die Persoon weder in de wereld zal komen, en met melaatsheid bezogt worden, alsmede gestraft met de plaage Jukhima; en dewyl het Britsche Gouvernement in Indie, welks Onderdaanen wy zyn, van zulke moordende bedryven een afschuw heeft, en wy zelve bekennen, dat ze, hoe zeer onder ons gebruiklyk, ten hoogsten zondig zyn, - stemmen wy by deezen toe, dat wy niet langer zulke verfoeilyke bedryven zullen pleegen; en dat hy, die onder ons ('t geen god verhoede!) vervolgens daaraan schuldig mogt bevonden worden, en geen zorg draagen om zyne Dogters op te voeden, en, naar zyn beste vermogen, aan Mannen van onze Caste uit te huwelyken, uit onzen Stam zal worden afgesneeden; dat hy nooit met ons zal eeten of eenige gemeenschap houden, en daarenboven de straffe ondergaan, uitgedrukt en bedreigd in ons aangehaalde Poorah Shaster. - Wy hebben, derhalven, deeze Verbintenis aangegaan, op den 17 December 1789.’ Een verhaal van de veelvuldige Bygeloovigheden en Plegtigheden, daaruit herkomstig, door geheel Hindoostan, zou een groot en leezenswaardig Boekdeel uitmaaken. Maar, dewyl alle de voorbeelden, welke ik tot dusverre heb bygebragt, ontleend zyn uit Staatshandelingen in Benares, kan ik my niet wederhouden om te gewaagen van de bygeloovige begrippen des Volks, in het gemelde Landschap, ten aanziene van het Zuikerriet, welke eene onkunde aanduiden, die aangemerkt mag worden als eene vergoelyking van groover dwaalingen. Het verhaal is een enkel uittrekzel van eene geregtlyke behandeling, met uitlaating van eenige woorden, en met eenige kleine veranderingen. Naardemaal het gebruiklyk is by de Ryots, of Landlieden, een zeker gedeelte van het Zuikerriet des voorigen Jaars te bewaaren, als planten tot de nieuwe teelt, gebeurt het niet zelden, dat kleine gedeelten van het oude Zuikerriet ontoegeëigend blyven staan. Wanneer dit gebeurt, gaat de Eigenaar na die plaats op den 25sten van Jeyte, dat is omtrent den 11den van Juny; en geöfferd hebbende aan Nagbele, de Beschermgodheid des Zuikerriets, steekt hy alles in brand, en draagt de uiterste zorge, om die verbranding op eene zo kragtdaadige en volkomene wyze te verrigten als mogelyk is. Dit bedryf wordt volvoerd uit vreeze, dat, indien men het oude Zuikerriet liet staan, of in den grond blyven, naa den 25sten van Jeyte, 't zelve, naar alle waarschynlykheid, Bloemen en Zaaden zou voortbrengen; en het te voorschyn komen van deeze Bloemen merken zy aan als een der grootste onheilen, welke hun kunnen overkomen. Eenpaarig verzekeren zy, dat, indien de Eigenaar van eene Plantadie ooit | |
[pagina 665]
| |
daar zelfs één enkel Zuikerriet in bloem ziet naa den 25sten van Jeyte, hem zelven, zyne Ouders, zyne Kinderen, en zyne eigendommen, de grootste jammeren te wagten staan; met één woord, dat de dood de meeste leden des Gezins zal wegsleepen, of wel de geheele Familie, binnen korten tyd naa dit ongelukkige gezigt. - Indien des Eigenaars Knegt zodanig een Bloem ziet, en die onmiddelyk afsnydt, in den grond begraaft, en die ontdekking zynen Heer niet vermeldt, zal dit, huns oordeels, geen van die anders zo vreeslyke gevolgen voortbrengen. Maar komt de zaak den Eigenaar ter oore, dan zullen gewis alle die rampen, naar hun begrip, volgen. Ter bevestiging van dit waangeloof, verhaalden veelen van de oudste Zemindars, of Ryots, in het Landschap Benares, veele voorbeelden van deezen aart, welke zy beweerden, dat by hun eigen leeven waren voorgevallen; en daarenboven, dat zy ooggetuigen geweest waren van de rampen en onheilen, deeze ongelukkige Slachtoffers overgekomen. Wanneer wy in aanmerking neemen, hoe algemeen geloof geslaagen werd aan het vermogen van Tovery, langen tyd naa het herleeven der Letteren, in Europa, en dat naamen van veel aanziens, wegens geleerdheid en bekwaamheden, onder de Verdeedigers der Tovery gevonden worden, zullen wy ons niet behoeven te verwonderen, dat Amuletten en Behoedmiddelen tegen Betovering in dit Land gedraagen worden door lieden van hoogen rang en opvoeding; dat men de Starrewichelaars raadpleegt, om het gelukkig uur tot het aanvangen van eenig bedryf aan te wyzen; en dat de betoverende invloed van een boos oog op 's menschen gesteltenisse, zo wel als de kragt der Toverye, by het Gemeen erkend wordt. Gelukkig, nogthans, mag men veronderstellen, dat het daadlyk bedryf in geene evenredigheid staat tot het geloof in dit vermogen; schoon my twee versche voorbeelden te binnen schieten van Persoonen, opgeöfferd aan dien Volkswaan, of, ten minsten, waarin de beschuldiging van Tovery het voorwendzel was, waaronder men hun het leeven benam. Maar de Geregts-gedenkboeken vermelden een geval van groote boosheid, in 't welk vyf Vrouwen ten dood gebragt werden op het veronderstelde pleegen van Tovery. Ik zal de omstandigheden van het daaromtrent verrigtte eenigzins omstandig mededeelen; vooraf berigtende, dat het gebeurde in het District van Ramgier, het minst beschaafde gedeelte van de Bezittingen der Oost-Indische Compagnie, onder een ongeletterden en woesten Stam, Soontaar geheeten, die de ontdekking en den toets van Persoonen, van Tovery verdagt, tot een stelzel gebragt hebben. Drie Mannen, behoorende tot de Caste van Soontaar, | |
[pagina 666]
| |
werden, in den Jaare 1792, beschuldigd wegens den moord van vyf Vrouwen. De Gevangenen beleden, zonder marren, de misdaad, hun ten laste gelegd, en bragten, te hunner verdeediging, in 't midden, dat het by hunne Stammen een onheuchlyk oud gebruik was, om Persoonen, die als Tovenaars bekend stonden, te recht te stellen. Ten dien einde werd 'er eene Vergadering belegd van lieden van denzelfden Stam, van heinde en verre opgezogt; en, indien, naa een behoorelyk onderzoek, de beschuldiging bleek waarheid te zyn, werden de Tovenaars ten dood gebragt, en geene klagte werd deswegen ooit by de regeerende Oppermagt gedaan. Dat de gedoodde Vrouwen de voorgeschreevene regtspleeging ondergaan hadden, en wettig overtuigd waren van den dood veroorzaakt te hebben des Zoons van eenen der Gevangenen, door Tovery; dat zy door de Gevangenen om 't leeven gebragt waren, overeenkomstig met het vonnis, door de Vergadering uitgesprooken. De Aanklaagers, die, volgens de Geregtshandelwyze der Mahomedaanen, de naaste Bloedverwanten waren van de gestrafte Vrouwen, verklaarden, dat zy geene beschuldiging hadden in te brengen tegen de Gevangenen, overtuigd zynde, dat hunne Bloedverwanten daadlyk Tovery gepleegd hadden. - De Gewoonte, door de Gevangenen aangevoerd, werd ten vollen gestaafd door een groot aantal getuigen, die, ter bevestiging, verscheide gevallen aanhaalden, en volkomen eenstemmig op dit stuk spraken. Uit alles, wat het onderzoek opleverde, mogten wy de volgende zeldzaame en buitengewoone omstandigheden verneemen: - Dat de opeenvolgende Sterfgevallen van drie of vier jonge persoonen in het Dorp het verdenken van Tovery hadden doen gebooren worden, als de oorzaak van dit onheil. De Inwoonders, des ontrust, waren bedagt om de schuldigen aan die Tovery te ontdekken. Zy waren, in 't algemeen, gezien omtrent middennagt, by het licht van een lamp dansende, met een Brem-tak om haare middel gebonden; dit geschiedde of naby het huis van den Zieke, of aan den buitenkant van het Dorp. - Om te meer verzekerd te worden van de schuld aan Tovery, stelde men de drie volgende middelen te werk: - Vooreerst neemt men takken van den Saul-boom, gemerkt met de Naamen van alle de Vrouwen in het Dorp, 't zy gehuwde of ongehuwde, die den ouderdom van twaalf jaaren bereikt hebben; deeze takken worden 's morgens in het water gezet, vier en een half uur daarin gelaaten, en het verdorren van een deezer takken strekt ten bewyze van Tovery der Persoon, wier Naam men daarop leest. - Ten anderen doet men eene kleine hoeveelheid Ryst in Doekjes, gemerkt als in het | |
[pagina 667]
| |
andere geval, en legt dezelve in een Nest van Witte Mieren: het opeeren van de Ryst in een deezer Doekjes geeft verzekering van de Tovery der Vrouwe, wier naam 'er op geschreeven staat. - Ten derden steekt men, by avond, Lampen aan, zet water in vaten van boombladeren gemaakt, Mostaardzaad en Olie wordt by druppels in het water gedaan, terwyl de Naamen van alle Vrouwen in het Dorp worden uitgesprooken; de vertooning der schaduwe van eenige Vrouw op dat water, geduurende deeze plegtigheid, bewyst dat zy een Toveresse is. Dusdanig zyn de algemeene regels, welke men volgt, om zich te verzekeren, dat iemand Tovery pleegt. In de gevallen boven gemeld zwoeren de Getuigen, en zy geloofden het waarschynlyk in goeden ernst, dat alle de Proeven tegen die ongelukkige Vrouwen met de daad spraken. Zy verzekerden, dat de Takken, met de Naamen der vyf Vrouwen daarop geschreeven, verdorden; dat de Witte Mieren de Ryst, met derzelver Naamen gemerkt, hadden opgeëeten, terwyl de Ryst, in de overige Doekjes gewonden, onaangeroerd gebleeven was; dat de schaduw dier Vrouwen zich vertoond hadt by het uitgieten, terwyl haare Naamen werden opgeleezen. En eindelyk, dat men die Vrouwen, op de voorheen beschreevene wyze, te middennagt hadt zien dansen. - Het is bezwaarlyk te begrypen, dat deeze zamenstemming van Proeven waarschynlykheid kon bygezet worden by de diepste onkunde, indien de ervaarenis ons niet leeraarde, dat vooringenomenheid de blykbaarheid der zinnen zelfs overwint. De Gewoonte, waarvan ik nu zal spreeken, zou te gemeen zyn om door ons opgemerkt te worden, indien dezelve niet ten sterksten de eenvoudigheid en onkunde, die in 't algemeen de Inwoonders van Ramgier zo onderscheiden kenmerken, aan den dag lagen. Uit hoofde van eene vry algemeene verwaarloozing om de hoeveelheid gehuurd land te bepaalen, en met naauwkeurigheid de grensperken af te baakenen, ontstaan 'er veele geschillen, tusschen de Inwoonders van onderscheide Dorpen, wegens de grensscheidingen. Om deeze te beslissen, vervoegt men zich doorgaans by een of meer der oudste lieden van de nabygelegene Dorpen. Indien deeze in hunne uitspraak, wegens den grond, waarover het geschil valt, niet overeenstemmen, worden 'er andere Persoonen uit die Dorpen verkoozen, welke het met den anderen oneens zyn. In dit geval gaat men dus te werk. Men graaft holen in den betwisten grond; in deeze holen steekt ieder van de gekoozene Mannen een zyner beenen; dan wordt 'er aarde over heen geworpen; en in deezen stand blyven zy, tot dat een of ander deezer lieden wenscht verlost | |
[pagina 668]
| |
te worden, klaagende dat het een of ander Insect hem steekt. Dit beslischt het geschil, en de eigendom van den grond wordt uitgeweezen aan dat Dorp te behooren, wiens Inwoonder deeze proeve met den grootsten moed doorstaat, en niet beschadigd door eenig Insect 'er van afkomt. Indien de medegedeelde Berigten eeniger buitengewoone Bedryven en zeldzaame Gewoonten der Hindoos geene betrekking hebben op de Geleerdheid, behelzen ze ten minsten eene beschryving van Zeden; en door my te bedienen van de gelegenheden, welke myn Ampt my aanboodt, ('t geen in de daad het eenige is, 't welk deeze bezigheden toelaaten) om myn aandeel by te draagen in de Naspeuringen der Societeit, zal, zo ik hoop, myn voorbeeld gevolgd worden door de zodanigen, die, by dezelfde of gewigtiger gelegenheden, meerder kunde, bekwaamheid en tyd bezitten. | |
Aantekening.Onlangs eenige nadere bescheiden ontvangen hebbende, wegens de Dherna, welke ik niet bezat by het leezen des voorgaanden stuks in de SocieteitGa naar voetnoot(*), heb ik daar uit getrokken, 't geen my toescheen vereischt te worden tot opheldering van dit zeldzaam Gebruik. Uit deeze bescheiden blykt, dat 'er verscheide gevallen van de Dherna gebragt zyn voor het Provinciaal Geregtshof van Benares; en dewyl 'er eene straffe gesteld is op deeze lastige handelwyze, werd het noodzaaklyk, naauwkeurig te bepaalen, welke regels by de Dherna in acht genomen werden, overeenkomstig met de Shaster en het gebruik. Ten dien einde werd er eene Vraag voorgesteld aan verscheide Pundits of Geleerden, Inwoonders van het Landschap en de Stad Benares; en het Antwoord, door drie-en-twintig Pundits onderschreeven, kwam hier op neder: ‘Iemand, die in Dherna zit voor eens anders deur, of in diens huis, ter wettiging van eene schuld, of met eenig ander oogmerk, by welk zitting neemen by eenig Wapentuig of Vergif by zich neemt, terwyl hy zelve niet eet, en niet gedoogt, dat de Party, tegen welke hy zich gezet heeft, of diens Gezin, eete, ook niet duldt, dat iemand ten dien huize uit- of ingaat, en met de dierste eeden het volk, dat in den Huize is, verklaart: Indien iemand van die tot uwen Huize behooren spyze nuttigt, of uw Huis uit- of ingaat, dan zal ik of myzelven met dit wapen wonden, of vergif inneemen; gebeurt het zomwylen, dat beide deeze gevallen | |
[pagina 669]
| |
plaats grypen, en dat hy, die in Dherna zit, 'er niet is af te brengen, zonder het verzoek van deezen, tot wiens bezwaar hy zit, of het bevel van den Hakim: - wanneer alle de bovengemelde vereischten plaats grypen en zich vereenigen, is het een Dherna: dan, indien een van deeze alle ontbreekt, is het geen Dherna, maar een Tuckaza of Dunning: en dewyl 'er geen text in de Shaster gevonden wordt, betreffende de Dherna, daarom hebben wy de vereischten, 'er toe behoorende, overeenkomstig met het gewoon gebruik opgegeeven.’ 'Er doet zich eenig onderscheid op in de begrippen van andere Pundits, wegens 't geen een Dherna uitmaakt; maar de bovenstaande aanhaaling schynt my toe het meest met de waarheid strookend berigt van die zeldzaame gewoonte te zyn. De Societeit heeft wel opgemerkt, dat dit Bedryf niet byzonder aangeweezen wordt in de Shaster, maar de Gewoonte alleen tot heiliging heeft. - Het volgend voorbeeld is van laate dagtekening: - In de maand January des Jaars 1794 ging mohun panreh, een Inwoonder van zeker District in de Provincie van Benares, in Dherna voor het huis van zommige Rajepoots, met oogmerk om de betaaling te krygen van een Birt, of een liefdaadig onderhoud, waarop hy een eisch hadt. In deezen toestand hielp hy zich van kant, door Vergif in te neemen. Eenigen der Bloedverwanten van den dus gestorvenen hielden diens lichaam twee dagen lang voor het huis van deeze Rajepoots, die uit dien hoofde zich genoodzaakt vonden al dien tyd geen voedzel te nuttigen, ten einde hun dus te dwingen om de Birt op den Erfgenaam van den gestorven Brahman over te brengen. |
|